GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 83 l\«i:h«.HK.\ STDKKES. N°. 131. Leiden, 5 Juli 1915. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek van C. de Ruiter bestaat bij ons College geen bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging aan C. de Ruiter vergunning te verleenen tot het maken van een houten loods, overeenkomstig de overgelegde teekening, op het terrein aan het Rijn- en Schiekanaal, kad. bekend, sectie Mn°. 1335. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden, Geeft eerbiedig te kennen de ondergeteekende 0. de Ruiter (aannemer, wonende Jan van Goijenkade) dat hij bij besluit van het College van Burg. en Weths. d.d. 6 Mei j.l. vergunning heeft ontvangen tot, 't maken van een afdak op houten palen op zijn terrein aan het Rijn- en Schiekanaal, Sectie M. n°. 1335, tot berging van materialen; dat bij nadere overweging het hem doelmatiger voorkomt om de open wanden te berasteren, waardoor het gebouwtje meer het karakter van een houten loods verkrijgt, Reden waarom hij Uwen Raad eerbiedig verzoekt hem daartoe de vereischte vergunning wèl te willen verleenen. 't Welk is doende enz. C. de Ruiter. Leiden, 21 Juni 1915. N°. 132. Leiden, 7 Juli 1915. Bij raadsbesluit van 30 October 1913 (Ingek. Stukken no. 277) werd het op de bijbehoorende teekening door eene roode randbegrenzing aangegeven benedengedeelte van het voorma lige Invalidenhuis aan den Middelweg verhuurd aan de firma Tieleman en Dros alhier tegen betaling van een huurprijs van 450.— per jaar, terwijl bij besluit van 30 April 1914 (lngek. Stukken no. 99) ook de vroegere woning van den Onder-Commandant aan dezelfde firma tegen 150,per jaar in huur werd gegeven, teneinde het perceel door een harer beambten te laten bewonen en daardoor paal en perk te kunnen stellen aan de beschadiging, die de straatjeugd zoowel aan de in het Invalidenhuis geborgen goederen dei- firma als aan de gebouwen en den tuin aanrichtte. In verband met de legering van troepen in het gebouw heeft de firma het benedengedeelte van het Invalidenhuis geleidelijk moeten ontruimen en dit ten slotte op 1 Juni j.l. geheel moeten verlaten. Gelijk vanzelf spreekt, heeft zij nu ook geen belang meer bij de bestendiging van de huur van de vroegere woning van den Onder-Commandant, en heeft zij de huur van die woning, welke volgens het contract tegen 1 November a.s. eindigt, opgezegd. Voor dit perceel hebben zich inmiddels 2 huurders aange meld, van wie de tegenwoordige bewoner, J. van Vliet, die het huis thans namens de firma Tieleman en Dros bewoont, genegen is eveneens 150.— 'sjaars te betalen, terwijl de andere gegadigde slechts een geringeren huurprijs wil ver wonen. Met de Commissie van Fabricage komt het ons daarom voor, dat het perceel aan J. van Vliet dient te worden ver huurd. De verhuring zou aanvankelijk kunnen geschieden voor den tijd van drie jaren met de gewone verlenging van jaar tot jaar en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging de vroegere woning van den Onder-Commandant van het Inva lidenhuis (perceel Middelweg no. 40ó) met ingang van 1 November 1915 voor den tijd van 3 jaren te verhuren aan den tegenwoordigen bewoner J. van Vliet, tegen betaling van een jaarlijkschen huurprijs van 150.onder voorwaarde, dat de huur telkens wordt geacht voor den tijd van één jaar te zijn verlengd, indien zij niet drie maanden te voren schrif telijk door den huurder is opgezegd en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 133. Leiden, 7 Juli 1915. Bij de benoeming van den tegenwoordigen concierge der Hoogere Burgerschool voor Jongens, B. G. van Vliet, in Uwe Vergadering van 15 Juli 1909 (Ingek. Stukken No. 175), werd zijn salaris vastgesteld op 500 sjaars, benevens het genot van vrije woning, vuur en licht. Bij de bepaling van het salaris werd er rekening mede gehouden, dat de nieuwe titularis tengevolge van zijne benoeming tot concierge tevens een toelage ad 250 van het Genootschap «Mathesis Scien- tiarum Genitrix", dat ook in het gebouw aan de Pieters kerkgracht is gehuisvest, zou ontvangen. De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs wijst er ons nu op, dat de concierge de toelage van «Mathesis" zal moeten missen, wanneer de Hoogere Burgerschool wordt overgebracht naar het nieuwe gebouw aan den Boogen Rijndijk en geeft ons daarom in overweging tot herziening van het salaris over te gaan. Ook ons komt het billijk voor, dat de concierge, die bij zijne benoeming kon rekenen op eene vaste verdienste van 500 -f- f 250 750, dit bedrag blijft behouden. Wij stellen U mitsdien voor te besluiten het salaris van den concierge der Hoogere Burgerschool voor Jongens, B. G. van Vliet, met ingang van den dag, waarop het nieuwe gebouw aan den Floogen Rijndijk in gebruik wordt genomen, te bepalen op 750 'sjaars, benevens het genot van vrije woning, vuur en licht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 134. Leiden, 9 Juli 1915. Na het vertrek van de heeren H. J. Zijlstra, A. Caljé en E. J. Blekkink, resp. hoofd der jongensschool le klasse en der scholen 3e klasse nis. 3 en 4, is het bestuur dier scholen, vóór de infunctietreding der nieuwe titularissen waargenomen door de onderwijzers, tevens plaatsvervangende hoofden W. A. Kriest, G. Gesink en L. Vermaas, onderscheidenlijk van 1 Januari—14 Juni 1915, van 16 October 1914—12 April 1915 en van 1 Januari-30 April 1915. Eindelijk heeft Mej. M. Bekenest, le onderwijzeres aan de bewaarschool aan de Oude Vest van 15 October—31 December 1914 de functiën van hoofd dier school uitgeoefend tusschen het vertrek van het vorige hoofd, Mej E. G. de Haan, en de komst van het tegen woordige hoofd, Mej. J. Baars. Evenals bij vorige dergelijke gelegenheden meenen wij U ook thans te moeten voorstellen deze buitengewone diensten te beloonen door het toekennen van eene gratificatie. Deze gratificatie zou dan o. i. op een zoodanig bedrag moe ten worden bepaald, dat door de betrokken plaatsvervangende hoofden over den tijd der waarneming wordt genoten de minimum-bezoldiging van het hoofd der school, met stilstand van eigen wedde. Op grond van een en ander geven wij u mitsdien in over weging aan de heeren W. A. Kriest, G. Gesink en L. Vermaas en aan Mej. M. Bekenest, ter belooning van de door hen als onderwijzer(es)-plaatsvervangend hoofd bewezen buitengewone diensten, eene gratificatie voor eens toe te kennen, resp. ten bedrage van ƒ296.11, ƒ184.375, 125.— en ƒ10.55. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 135. Leiden, 9 Juli 1915. Bij het uitvoeren van herstellingen aan het dak van het oude gedeelte van het Gymnasium zijn zeer ernstige gebreken aan de constructie van de goten en het dak aan het licht getreden. Zoo werd bij het plaatselijk wegbreken der kroon lijst ontdekt, dat niet alleen die kroonlijst, doch ook de bodems der goten met de klossen en de karbeels der kap- spanten, waartegen die bodems zijn bevestigd, gedeeltelijk vergaan zijn. De cementen balustrade rondom het gebouw staat niet op het muurwerk, doch op die verteerde houtconstructie, zoodat, in verband met de minder soliede verankering, gevaar voor ongelukken, door omvallen dier balustrade, te vreezen is. Een en ander blijkt het geval te zijn, zoowel aan de zijde der Raamsteeg, als langs de Doezastraat. Het is dus noodig de goten en kroonlijsten grootendeels te vernieuwen, de balustraden aan het muurwerk te verbinden en de verankeringen aan de kapgordingen te bevestigen. De kosten, aan de uitvoering dezer werken verbonden, worden geraamd op 1350.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 1