77 Aan den Raad der gemeente Leiden. Geven eerbiedig te kennen: de ondergeteekenderi, bijna allen bewoners van de Bloemmarkt en den Apothekersdijk; dat zij tengevolge van de aldaar gehouden wordende veilingen van groente en fruit, grooten last en hinder ondervindendat het groote getal honden door huri aanhoudend geblaf, de oorzaak zijn, dat ook bewoners in de uitoefening van hun beroep of bedrijf ernstig gehinderd worden; dat toch van een rustig studeeren of van eenig inspannend werk geen sprake kan zijn; dat het om die reden bijna niet meer mogelijk is kamers aan studenten te verhuren dat ook de Hoogieeraar in het aan de Bloemmarkt gelegen Museum, niet in staat is aldaar behoorlijk colleges te geven; dat de vele marktbezoekers den toegang tot het Telegraaf kantoor belemmeren, omdat zij dezen toegang bij regen als schuilplaats bezigen; dat bovendien de bewoners in hunne nachtrust worden gestoord aangezien het gejank en geblaf der honden, en het wilde opengooien der planken van de schuiten, dikwijls zeer vroeg een aanvang neemt; dat ook door de neergeworpen koolsbladeren en afval van groente, behalve het onooglijk aanzien, groot «.evaar ontstaat voor de passage, niet alleen voor menschen doch ook voor rij- en voertuigen; 1 Redenen waarom zij zich tot Uweri Raad wenden met beleefd verzoek de op de Bloemmarkt en den Apothekersdijk aanwezige kooplieden voor het veilen en verkoopen van hunne waren, in plaats van naast eene eerste klasse Meisjesschool, het ge- wezene Invalidenhuis, Kalvermarkt, of eene ruimte bij de Zoutkeet te willen aanwijzen. 't Welk doende, enz. Th. Endeule. (volgen de namen van nog 5i adressanten). Leiden, Februari 1915. N°. 115. Leiden, 9 Juni 1915. De Commissie, bedoeld in art. 10 der Verordening, regelende de heffing van eene plaatselijke directe belasting, heeft de eer U hierbij te doen toekomen een lijst, waarin is vervat haar advies omtrent 29 bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1914. De Commissie voornoemd C. W. van der Pot Bzn., Voorzitter. W. Pera r J. Botermans I Ije(*en- Aan den Gemeenteraad. N°. 116. Leiden, 11 Juni 1915. Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 1 der verorde ning van 1 Juni 1911, houdende Reglement van de Gemeente lijke Bank van Leening te Leiden, hebben wij de eer U, ter vervulling van de vacature van Commissaris dier instelling, welke op 1 Juni jl. is ontstaan door de periodieke aftreding van den heer A. Corts, die zijn wensch heeft te kennen gegeven om niet meer te worden herbenoemd, na raadpleging van Commissarissen, het volgende dubbeltal aan te bieden: 1°. K. H. KORFF. 2°. J. KÜREVAAR P.Azn. Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 117. Leiden 11 Juni 1915. Tegen inwilliging van het hiernevensgaand verzoek van den heer W. M. Dudok om eervol ontslag als Ingenieur, plaats vervangend Directeur der Gemeentewerken, bestaat noch bij de Commissie van Fabricage, noch bij ons College bezwaar. Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging aan den heer W. M. Dudok, op zijn verzoek, met ingang van 1 Juli a.s., eervol ontslag te verleenen uit zijn betrekking van Ingenieur, plaatsvervangend Directeur der Gemeentewerken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, den 27sten Mei 1915. Aan den Raad der Gemeente Leiden, geeft met verschuldigden eerbied te kennen: Willem Marinus Dudok, Ingenieur, plaatsvervangend Directeur van Gemeente werken dat de Raad der Gemeente Hilversum, in zijne vergadering van den 25sten Mei j.i., hem heeft benoemd tot Directeur van Publieke Werken in die gemeente, als gevolg vau een tot den 16den Januari j.l. opengestelde sollicitatie; dat hij aan deze benoeming gevolg meent te moeten geven, en zich derhalve wendt tot uwen Raad met het eerbiedig verzoek, hem met ingang van den Isten Juli a.s. een eervol ontslag uit zijne betrekking te verleenen. Hetwelk doende, enz. Dudok. N°. 118. Leiden, 11 Juni 1915. In Uw Vergadering van 14 Januari 1915 werden wij overeenkomstig ons voorstel, opgenomen onder No. 10 der Ingekomen Stukken, gemachtigd de overeenkomsten met de gemeenten Voorschoten, Warmond en Valkenburg in zake de uitbreiding van den Leidschen Keuringsdienst van eet- en drinkwaren over die gemeenten wederom voor den tijd van één jaar, derhalve tot 1 Januari 1916, te verlengen tegen eene vergoeding van ƒ0.10 per jaar en per inwoner en overigens onder de bestaande voorwaarden. Verlenging van de overeenkomsten met de overige in 1914 aangesloten gemeenten had toen, zooals U bekend is, niet plaats. Thans deelen Burgemeester en Wethouders van Noordwijk ons mede, dat hunne gemeente zich met ingang van 1 Juli 1915 wederom bij den Leidschen Keuringsdienst wenscht aan te sluiten. Onzerzijds bestaat hiertegen geen bezwaar en wij geven U mitsdien in overweging den Leidschen Keuringsdienst van eet- en drinkwaren gedurende het tijdvak van 1 Juli 1915 tot 1 Januari 1916 ook weder over de gemeente Noordwijk uit te breiden tegen eene vergoeding van 0.10 per jaar en per inwoner en overigens onder de voorwaarden, waaronder die uitbreiding iri het jaar 1914 plaats had. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 119. Leiden, 11 Juni 1915. In de maand Maart van het vorige jaar trad de Minister van Koloniën met ons College in overleg over de vestiging van een school tot opleiding van surnumerairs voor den Indischen post-, telegraaf- en telephoondienst in deze gemeente. Volgens het schrijven van den Minister zou iedere cursus bijna drie jaren duren, terwijl elk jaar 40 surnumerairs zouden kunnen worden toegelaten, zoodat, na 3 jaar, geregeld 120 jongelui aan de school hunne opleiding zouden ontvangen. De lessen aan de school en de practische oefening op ver schillende post- en telegraafkantoren hier te lande zouden echter zoodanig worden geregeld, dat nooit meer dan 80 sur numerairs te gelijk aan de lessen deelnamen. Aangezien de vestiging van deze school ons voor Leiden niet van belang ontbloot scheen, te meer waar volgens de voorvyaarden van toelating tot den cursus, de surnumerairs vei plicht zijn in onze gemeente te wonen, deelden wij den Minister mede, dat wij bereid waren Uwe Vergadering voor te stellen van de benedenverdieping van het gebouw der Hoogere Burgerschool voor Jongens aan de Pieterskerkgracht, nadat dit door de Hoogere Burgerschool zou zijn ontruimd, kosteloos de noodige lokalen ten gebruike af te staan aan 't Rijk voor den bedoelden cursus, onder nader overeen te komen voorwaarden. De Minister bleek zich hiermede te kunnen vereenigen, waarna besloten werd, dat het Rijk, zoolang het gebouw aan de Pieterskerkgracht nog niet beschikbaar was, localiteit zou huren in het gebouw der Christelijke Jongelingsvereeniging in de Jan vossensteeg. Teneinde nu de school tegen October a.s. in het gebouw aan de Pieterskerkgracht te kunnen onderbrengen, zullen de in het ter inzage liggend rapport van den Directeur van Gemeentewerken aangegeven veranderingen op de beneden verdieping moeten worden gemaakt, waarvan de kosten worden geraamd op ƒ2700. Met het Rijk zou nu een zoodanige regeling kunnen worden getroffen, dat de gemeente de verbouwingskosten voor hare rekening neemt en de benoodigde lokalen met de in die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 20