DONDERDAG 29 APRIL 1915.
65
gezegd, wat ik van deze zaak afweet. Meer inlichtingen kan
ik U niet geven.
De heer Fokker. Ik dank U, M. d. V., voor de gegeven
inlichtingen.
De heer Briët. M. d. V. Is het U soms bekend, waarom
de Regeering niet is ingegaan op het meer praktische plan,
dat door den Burgemeester van Leiden aan de Regeering aan
de hand is gedaan?
De Voorzitter. Dat weet ik werkelijk niet. De heeren, die
de stukken van de Eerste Kamer lezen, zullen hebben gezien
in de Memorie van Antwoord, op een voorstel tot verhoo
ging van de een of andere begrooting, waarbij ter sprake is
gekomen het voorstel tot verhooging der begrooting met
2*/« millioen veroorzaakt door de schade, die de Regeering
met het koopen van meel lijdt, dat de Minister zegt, dat het
hem spijt de gemeentebesturen niet te hebben geraadpleegd.
Nu had ik gedacht, dat hij bij een volgenden maatregel het
bestuur van b.v. de drie grootste gemeenten zou hebben
gehoord. Maar dat is weer niet geschied.
Het bericht in de courant kwam voor ons geheel onverwacht.
Ook in den brief, dien wij namens het gemeentebestuur
van Leiden van plan zijn te sturen aan den Minister, zullen
wij vragen, waarom het voorgestelde plan, zij het ook eenigs-
zins gewijzigd, niet kon worden uitgevoerd. Mij lijkt het
veel praktischer. De heele correspondentie hebben de heeren
kunnen lezen. Ik denk niet, dat de Regeering op ons voorstel
zal willen ingaananders was zij niet met dit plan gekomen.
Maar meer kan ik er ook niet van zeggen.
Verlangt thans nog iemand het woord? Zoo niet, dan schors
ik thans de openbare vergadering en zal de deuren doen sluiten.
De openbare vergadering wordt na eenigen tijd heropend
en vervolgens, niemand meer het woord verlangende, gesloten.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.
I