64 DONDERDAG 29 APRIL 1915. de tegenwoordige tijdsomstandigheden, maar dit bedrag is van zoo weinig beteekenis, dat het m. i niet gaat om hier het beginsel op de spits te drijven, en daarom tegen het voorstel te stemmen. Een ieder, die oog heeft voor .de uit nemende wijze, waarop de plantsoenen hier onderhouden worden, en voor het optreden van den heer Hemerik, die zal moeten erkennen, dat hij den titel van opzichter wel verdient, en dat hem ook wel toekomt de kleine verhooging van trak tement, welke Burgemeester en Wethouders voorstellen hem te geven. Hij verdient dit m. i. volkomen en als de tijds omstandigheden zulk een kleine uitgave niet meer gedoogt dan kunnen we eiken arbeid van de gemeente wel staken. De heer Korevaar. M. d. V. De heer Fokker heeft de ver onderstelling gemaakt, dat dit voorstel eigenlijk ten grond slag heeft, om de positie van den opzichter of wel tuinbaas Hemerik, te verbeteren, en dat dit de eenige aanleiding is van de indiening van dit voorstel. M. d. V. Dit is niet zoo. Het is juist omgekeerd het geval. Ik herinner mij, dat vele jaren geleden hier in den Raad meerdere stemmen meer malen zijn opgegaan om hier evenals in andere steden de plantsoenen en wallen, in het algemeen de stad, een beter aanzien te geven. De voorstanders waren er van overtuigd dat dit kosten met zich zou brengen en dat die jaarlijks zouden toenemen. Men was er ook van overtuigd, dat het eens ge beuren zou, dat men daarvoor meerdere en hooger bezoldigde ambtenaren zou noodig hebben. M. d. V. De Raad heeft toen aan dien drang toegegeven en geleidelijk de daartoe uitgetrokken uitgaafposten goedgekeurd, zoodat de stad zachtjes aan een geheel veranderd en schooner aanzien heeft gekregen. Natuurlijk is de omvang van de werkzaamheden van plant soenbaas ook zeer toegenomen en van karakter veranderdhet zijn die geworden van een plantsoen-opzichter, die daarbij als zoodanig volop werk vindt. Dat hierbij de naam Hemerik, die geheel den groei tot volle tevredenheid heeft medegemaakt, genoemd wordt, is zeer natuurlijk. Hoewel jaren geleden voorzien, is tot dit voorstel tot het scheppen van een nieuwe functie niet overgegaan dan nadat de behoefte daartoe was gebleken, en dat is nu het geval. Ik zal gaarne voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders stemmen. De heer Botermans. Ik vind het bezwaar van den heer Fokker zoo klemmend niet. Mocht men het deelen, dan zou men b.v. den opzichter voor den tijd van één jaar kunnen aanstellen, en dan zou het traktement kunnen worden vast gesteld zooals het hier voorgesteld wordt. Ik voor mij heb tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders geen bezwaar. M. i. verdient de heer Hemerik den titel van opzichter der plantsoenen volkomen. Ik stel daarom voor het voorstel van Burgemeester en Wet houders aan te nemen. De heer Briët. M. d V. Met een enkel woord wil ik den heer Sijtsma antwoorden. Hij verwijt mij, dat ik, waar het hier gaat om zoo'n klein bedrag, consequent blijf. Toen het een vorig maal betrof verhooging van traktement van per soneel der gasfabrieken, toen heeft de heer Sijtsma hemel en aarde bewogen om het voorstel van Burgemeester en Wet houders niet te doen aannemen. Het spijt mij, dat de heer Sijtsma thans zoo inconsequent is. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen 1 tot en met 3 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De geheele verordening wordt in stemming gebracht en met 22 tegen 3 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren van der Eist, Corts, Bosch, Korff, Bots, van der Lip, P. J. Mulder, Hoogcnboom, Fokker, Timp, van Gruting, Fischer, de Boer, Sijtsma, A. Mulder, van Tol, van der Pot, Botermans, Driessen, Hartevelt, Carpentier Alting en Korevaar. Tegen stemmen de heeren Pera, Vergouwen en Briët. XIII. Benoeming van een opzichter voor de plantsoenen. (Zie Ing. St. No. 80.) De Voorzitter. Overeenkomstig het gebruik moet over deze benoeming worden gestemd. Mag ik dus de heeren Fokker, Briët, Carpentier Alting en Hoogenboom verzoeken het stembureau te willen uitmaken. Wordt benoemd met algemeene (25) stemmen de heer J. P. Hemerik. De Voorzitter. Thans is aan de orde het voorstel om het traktement van den heer Hemerik dadelijk op 1 Juli 1915 te stellen op het maximum. Indien niemand hier tegen is, wordt aldus besloten. Ik dank de heeren leden van het stembureau voor hunne bewezen diensten. Waar ik van plan ben zoo straks de deuren te doen sluiten, en de openbare vergadering te veranderen in eene met ge sloten deuren, meen ik, dat het gewenscht is,eerst de rond vraag te doen. Verlangt iemand het woord? De heer Fokker. M. d. V. Een enkele vraag! Zijn Burgemeester en Wethouders bereid om den Raad iets mede te deelen over hétgeen zij gedaan hebben of voornemens zijn te doen naar aanleiding van de laatste circulaire van den Minister van Landbouw, Handel en Nijverheid betreffende de voorziening in levensmiddelen? De Voorzitter. In het kort kan ik U daaromtrent het volgende mededeelen. Ik heb de nieuwe circulaire het eerst Zondagochtend gelezen in de courant. Maandagochtend ontving ik haar daarna officieel. Ik heb er direct werk van gemaakt en misschien nebben de heeren in de courant gelezen, dat ik Dinsdagochtend reeds eene conferentie had met de burge meesters van Rotterdam en den Haag en den Wethouder Wibaut van Amsterdam en met hen besproken heb, in hoeverre het mogelijk zou zijn de circulaire uit te voeren en zoo ja, welke controlemaatregelen er zouden moeten worden genomen. Zooals de heeren weten, heeft de Minister een voorbeeld voor de controle gegeven. Of die alleszins uitvoerbaar is, laat ik daar, dat moet ik nog bestudeeren. Maar ik kan U mede deelen, dat wij in zooverre tot overeenstemming zijn gekomen, dat Amsterdam, Rotterdam en den Haag gezamenlijk een brief zullen schrijven aan den Minister over deze zaak om te wijzen op de verschillende moeilijkheden, die er nog zijn, waaronder enkele vrijwel onoplosbare. Verder is het de bedoeling, dat vanuit Leiden een brief zal worden gezonden, dien wij ook de gemeentebesturen van Groningen en Enschedé zullen ver zoeken te teekenen, opdat den Minister in diverse toonaarden kan worden gewezen op de verschillende bezwaren. Ik heb ons concept-schrijven gestuurd naar Groningen en Enschedé. Dit verwacht ik spoedig terug en dan zal ik met de drie heeren, de Burgemeesters van Den Haag en Rotterdam en den Wethouder van Amsterdam, Zaterdagochtend eene conferentie hebben en met spoed de brieven verzenden aan den Minister. Ik zou niets liever wenschen, dan dat in het belang van de bevolking, overeenstemming met den Minister te dezer zake kon worden verkregen. In elk geval ziet U, dat wij diligent zijn geweest. Meer kan ik U thans niet mededeelen. Tot mijne verbazing las ik echter hedenochtend in de courant, dat de Minister van plan is, de meelprijzen te verhoogen. Het desbetreffende schrijven heb ik straks ontvangen, maar in verband met de vergadering van Burgemeester en Wet houders heb ik er nog niet veel aan kunnen doen. Ik wil echter wel zeggen, dat de lezing van het bericht mij een groote teleurstelling was. Wat nu de administratie van de distributie van het regeeringsbrood betreft, heel snel zal die niet in te richten zijn. Er gaat eenige tijd mee heen vóór het kaartsysteem in orde is. Ik weet bovendien niet, of de bakkers er toe zullen willen medewerken. De bakkerspatioonsvereeniging heeft er een groot bezwaar tegen. Één bezwaar is, dat het sregeerings- brood", overigens heel goed, zoo weinig in den smaak kan vallen, dat slechts weinigen er gebruik van zullen maken. Het gevolg kan dan zijn, dat de bakkers, die op het bakken van regeeringsbrood zijn aangewezen, den tweeden dag reeds met veel brood zullen blijven zitten. Want wie garandeert hem, dat hij het alles zal kunnen blijyen verkoopen De menschen kunnen hun kaart wel m de prullemand werpen en dan blijft de bakker zitten met zijn brood, en is de heele controle in de war. Het tweede bezwaar is, dat, als het regeeringsbrood wordt inge voerd, het kropbrood wellicht vervalt. De bakkers verkoopen dan niets anders dan wit brood en het goedkoope regeerings brood. Hoeveel menschen zullen er nu niet zijn, die, waar het regeeringsbrood hun niet bevalt, gedwongen zijn het veel duurdere witte brood te koopen. Op papier is het veel een voudiger dan het in de praktijk zal blijken te zijn. Ik heb slechts eenige bezwaren tegen het regeeringsvoorstel genoemd. Maar de heeren zien, dat ik in dezen diligent ben. Morgen middag zal ik met de bakkers conferentie houden over het opslaan van den broodpr ijs. Misschien dat het regeeringsbrood eenige verlichting kan geven, maar men weet niet, of er veel gebruik van zal worden gemaakt. Als het wordt ingevoerd, dan zal ik de eerste zijn, die een kaart aanvraagt om het goede voorbeeld te geven. Iedereen wiens maag er tegen zal kunnen, zal moeten meewerken, maar er zijn gestellen, die er niet tegen kunnen. Wie gezond is, is m. i. verplicht dit brood te eten. Ik heb hiermede alles

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 4