DONDERDAG 29 APRIL 1915. 63 rooien, en bovendien zullen zij thans weinig opbrengen. Even min is de tijd nu geschikt om jonge hoornen te planten. De Voorzitter. Op den duur kunnen die hoornen daar niet blijven staan, maar uw voorstel om de hoornen te laten staan tot den winter willen wij gaarne in overweging nemen. Het geldt hier slechts een kwestie van uitvoering. De heer Botermans. M. d. V. Het is mij niet voldoende, dat Burgemeester en Wethouders mijn voorstel in overweging zullen nemen. Ik wil. dat het aangenomen zal worden. Ik zal er daarom een voorstel van maken, dat, naar ik hoop, door den Raad zal worden aangenomen. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen het volgende voorstel, ingediend door den heer Botermans »Ondergeteekende stelt den Raad voor thans niet over te gaan tot het doen rooien van de drie iepenboomen aan de Turfmarkt, maar dit uit te stellen tot, den aanstaanden winter." De bedoeling van dit voorstel is, dat, indien het wordt aangenomen het rooien wordt uitgesteld tot het najaar. Het is dus feitelijk een amendement op het voorstel van Burge meester en Wethouders. Dus met ingang van het winter seizoen zullen de boomen eerst worden gerooid. De heer van Gruting. M. d. V. Laat mij U te hulp mogen komen. In de toelichting staat, dat het rooien noodig is in het belang van het verkeer. Bovendien zijn de boomen ziek. Zou het daarom niet beter zijn, dat het voorstel van Burgemeester en Wethouders gehandhaafd bleef? Waar het hier geldt een verkeersbelang, moet er m. i. met rooien niet langer worden gewacht. De Voorzitter. Wanneer er gesproken wordt over ver keersbelang, dan geldt dit niet zoozeer voor bet oogenblik, maar wordt dit meer gezegd met het oog op de toekomst. Zooals de heeren hebben gezien, zijn juist met het oog op het verkeer de jonge boomen meer naar den waterkant ge plaatst. Het is evenwel geen bezwaar, dat gedurende eenige maanden de verkeersweg wat smaller isdus wat dat be treft, kan het rooien best tot het najaar worden uitgesteld. En wat het ziek zijn van de boomen betreft, daar wil men dit mee zeggen, dat zij om zoo te zeggen ten doode zijn op geschreven, maar dit kan zijn over één, twee misschien wel drie jaar. Burgemeester en Wethouders hebben tegen het idéé van den heer Botermans geen bezwaar. Als de heer Botermans zijn voorstel wil intrekken, dan doen Burgemeester en Wet houders, wanneer de Raad zich hiermede kan vereenigen, de toezegging, dat de boomen eerst tegen het najaar zullen worden gerooid. Dezen zomer kan men er dan nog van ge nieten. De heer A. Mulder. M. d. V. Ik ben het met den heer Botermans eens, dat het nu de tijd voor het rooien niet is, doch wat de opbrengst betreft, zal het, naar mijne meening geen f 8.— schelen, of ze nu verkocht worden of aanstaanden winter, want ze zijn heel weinig waard. De Voorzitter. Het lijkt mij aardiger, daar de boomen nu groen worden, om ze nog te bewaren en het is naar mijne meening verstandiger, dat de Raad zijne toestemming geeft om ze te rooienwat dan eerst in het najaar zal geschieden. Tevens kunnen we dan tegelijkertijd overwegen om het trans formatorhuisje te verplaatsen. Dan gaat dit in eens De beraadslaging wordt gesloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het praeadvies besloten. IX. Vaststelling van een tabel, aangevende de jaarlijksche afschrijvingen op de bezittingen der Stedelijke fabrieken van gas en electriciteit. (Zie Ing. St. N°. 75). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. X. Verzoek van den Nederlandschen Bond voor Werkver schaffing om als lid tot dien bond toe te treden. (Zie lrig. St. N°. 79). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. De Voorzitter. Bij dit punt zou ik even eene omissie goed willen maken. De heer Zwiers heeft verzocht bij zijn kennisgeving van afwezigheid tevens te vermelden, dat hij afwezig is om als vertegenwoordiger van de Gemeente de jaarvergadering van de Vereeniging van Arbeidsbeurzen bij te wonen. Dit is een van de redenen, dat wij het reeds gepubliceerde praeadvies, naar aanleiding van het adres betreffende de opheffing van de verplichte aanmelding aan de Arbeidsbeurs voor de werk- loozen, heden niet op de agenda hebben gezet. XI. Voorstel tot toekenning van een gratificatie aan den boekhouder van het Openbaar Slachthuis. (Zie lug. St. No. 76). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XII. Verordening, houdende wijziging der verordening van 30 October 1913 (Gem. Blad No. 35), regelende de samen stelling van de Bureaux van Gemeentewerken, van de Gemeen telijke Reiniging en van het Bouw- en Woningtoezicht, en de bezoldiging van de aan die bureaux verbonden ambtenaren. (Zie Ing. St. No. 80). De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Fokker. M. d. V. Even een vraag! Punt 13 van de agenda om den heer Hemerik te benoemen tot plantsoen opzichter, mag ik zeker wel mede bespreken? Eigenlijk lijkt mij het geheele voorstel ingediend te zijn met de bedoeling om aan den heer Hemerik dien rang, titel en positie te ver schaffen. Op zichzelf heb ik daar geen bezwaar tegen en ik wil er wel toe medewerken. De vraag, die bij mij rees, is echter de volgende. Wanneer wij deze Verordening aannemen en wij stellen een opzichter voor de plantsoenen aan, en de heer Hemerik mocht ons komen te ontvallen, dan zullen wij een nieuwen opzichter moeten benoemen. Dit is nu de consequentie, die aan het voorstel vastzit, en waartegen ik wel bezwaar heb. Burge meester en Wethouders zeggen: de man is zoo verdienstelijk, dat wij hem tot opzichter moeten bevorderen met het trak tement van een opzichtermaar er wordt volstrekt niet ge zegd, dat de beplantingen op zichzelf zoo'n omvang hebben gekregen, dat het noodzakelijk is, dat er iemand met den titel van opzichter aan het hoofd staat. Wel wordt er gespro ken van den omvang, dien de gemeentelijke beplantingen ge leidelijk hebben gekregen en de noodzakelijkheid om de ver antwoordelijkheid en de dagelijksche zorg op te dragen aan een deskundig ontwikkeld persoon, die zich uitsluitend met dit werk belast. Maar door de Commissie wordt dit slechts als bij-argument voor haar voorstel aangevoerd. Ik zou Burgemeester en Wethouders willen vragen, of dit niet een dure oplossing is van de vraag, en of het nu niet beter is, dat wij den heer Hemerik titulair de betrekking en bezoldiging van opzichter geven zonder de verordening te veranderen. De heer Fischer. M. d. V. De heer Fokker maakt zich ongerust dat men op deze wijze duur uit zal zijn. Ik kan hem evenwel meedeelen, dat onze tuinbaas Hemerik elf jaar ge leden reeds een traktement had, dat gelijk stond met het minimum, dat wij voorstellen aan den opzichter toe te ken nen. Dus duur is dit voorstel in het geheel niet. Men zal ook niet kunnen ontkennen, dat de omvang dei- plantsoenen is toegenomen. Wij krijgen plantsoenen bij het begin van den zoogenaamden boulevard, in de naaste toe komst zullen wij krijgen een volkspark, Niet alleen in de toekomst, maar ook in het verleden zien wij uitbreiding en verbetering, en ook heeft men op meer intensieve wijze den aanleg en het onderhoud der plantsoenen onder handen ge nomen. Ik behoef IJ maar te herinneren, hoe het 10 jaar geleden met de plantsoenen gesteld was en nu. Wij hebben adviezen ingewonnen betreflende stadsbeplanting. Hierdoor werd het werk zeer vermeerderd. M. i. is de omvang der plantsoenen wel van dien aard, dat er een man met den titel van opzichter aan het hoofd mag staan. Niet alleen uit dit oogpunt beschouwd maar ook in geldelijk opzicht geloof ik niet, dat er bezwaar bestaat om een opzichter over de plantsoenen, die meer poids heeft dan een tuinbaas, op te nemen in de vaste formatie. De heer Briët. M. d. V. Tegen deze titulatuur heb ik geen bezwaar, maar dit voorstel houdt tevens in traktementsver- hooging. Bij vorige gelegenheden heb ik mij verzet tegen het verhoogen van traktement in deze tijden. Dit is nu de derde maal, dat Burgemeester en Wethouders met een voorstel tot traktementsverhooging komen, niettegenstaande eene groote minderheid traktementsverhooging in dezen tijd niet wen- schelijk acht. Het gaat hier wel om een klein bedrag, maar in deze tijden vind ik het niet wenschelijk. Ik zie mij dus verplicht tegen het voorstel te stemmen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ook ik ben in den laatsten tijd een tegenstander geweest van traktementsverhooging onder i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 3