41
ben, kan het salaris worden bepaald op 100.— tot ƒ150.
'sjaars per wekelijksch lesuur, de verhoogingen ad 10.—
toe te kennen na 3, 6, 9, 12 en 15 jaren dienst. Thans ont
vangen de buitengewone leeraren 100.tot 130.(3
verhoogingen na 4, 8 en 13 jaren dienst).
Voor de leeraren in de nieuwe talen aan het Gymnasium
dient echter eene aparte regeling te worden getroffen. Trou
wens ook thans is dit het geval, aangezien ingevolge het
3e lid van art. 2 der bestaande verordening de leeraren in
de nieuwe talen steeds als gewone leeraren worden beschouwd,
onafhankelijk van het aantal door hen gegeven lesuren.
De reden van deze uitzondering is hierin gelegen, dat de
leeraren in de Engelsche en Duitsche taal, hoewel hun vak
zeer zeker een hoofdvak is, op het Gymnasium slechts resp.
9 en 11 uren per week les geven.
Teneinde hun dus een voldoende bezoldiging te verzekeren,
stellen wij U voor het salaris der leeraren in de nieuwe
talen, die minder dan 18 lesuren 's weeks hebben, te bepalen
op 150.— tot 200.per wekelijksch lesuur. Door het
laatste lid van artikel 4 der U aangeboden nieuwe salaris
verordening voor 't Gymnasium is er tegen gewaakt, dat hun
traktement ooit kan stijgen boven dat van een leeraar
met 18—24 lesuren en met gelijk aantal dienstjaren.
In de bezoldiging van den leeraar in het schoonschrijven
behoeft vooralsnog geen verandering te worden gebracht.
Indien dit vak door een leeraar in een der andere vakken
wordt waargenomen, zal het als afzonderlijk vak blijven be
schouwd en zal geen samentelling der lesuren plaats hebben.
Evenmin zullen de lesuren worden samen geteld, indien een
leeraar in een der andere vakken toevallig ook leeraar in
het boekhouden is.
De jaarwedde van den rector, die thans ƒ3400.tot ƒ4000.
bedraagt (3 verhoogingen van 200.na 3, 6 en 10 jaren
dienst), stellen wij U voor te bepalen op 3500.—, met 5
verhoogingen van 200.— na 3, 6, 9, 12 en 15 jaren dienst
als zoodanig, hetzij te Leiden, hetzij elders, derhalve tot een
maximum van 4500.—. Voor den Directeur der Hoogere
Burgerschool voor Jongens, wiens jaarwedde thans 3200.—
tot 4000.— (2 verhoogingen van 400.— na 4 en 8 jaren
dienst) bedraagt, kan een zelfde regeling worden vastgesteld.
De noodzakelijkheid van de benoeming van een der leeraren
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens tot plaatsvervangend
Directeur tegen eene extra belooning van 100.'sjaars
zien wij nog niet in. In Haarlem en Delft kent men een
dergelijken titularis ook niet.
Indien een leeraar, zoowel aan het Gymnasium, als aan de
Hoogere Burgerschool voor Jongens werkzaam is, wordt de
som der lesuren, door hem aan elk dier inrichtingen gegeven,
als maatstaf voor de berekening zijner bezoldiging aangenomen,
behalve wanneer de lesuren niet naar denzelfden maatstaf
worden bezoldigd en dus samentelling niet wel mogelijk is.
In dit laatste geval zal echter de bezoldiging nimmer kunnen
stijgen boven het bedrag, dat door een leeraar, die valt
onder de rubriek der leeraren met 1824 lesuren en gelijk
aantal dienstjaren, wordt genoten. Ook bij tijdelijke leeraren
heeft geen samentelling plaats. Het bedrag hunner jaarwedde
zal, evenals tot nu toe, telkens bij hunne aanstelling worden
bepaald.
Eene bepaling in den geest van het bestaande artikel 7
der salaris-verordening voor de Hoogere Burgerschool voor
BESTAANDE VERORDENING.
A. VERORDENING van 15 Mei 1902 (Gem. Blad no. 9), hou
dende regeling van de jaarwedden der leeraren aan
het Gymnasium te Leiden, gelijk deze laatstelijk ge
wijzigd is bij verordening van 4 Februari 1915
(Gem. Blad no. 4).
Artikel 1.
De jaarwedde van den rector bedraagt 3400.
Zij wordt, wanneer de rector, hetzij te Leiden, hetzij elders
3, 6 en 10 jaren als zoodanig is werkzaam geweest, telkens
met 200.verhoogd, zoodat het maximum zijner wedde
4000.bedraagt.
Artikel 2.
De leeraren, behalve die in gymnastiek, worden verdeeld
in gewone en buitengewone leeraren.
De gewone leeraren zijn zij, die in den regel 10 of meer
lesuren 's weeks hebben; de buitengewone zij, die in den
regel minder dan 10 lesuren 's weeks hebben.
De leeraren in de nieuwe talen worden echter, onafhanke
lijk van het aantal door hen gegeven lesuren, als gewone
leeraren beschouwd.
Jongens is thans ook opgenomen in de verordening voor het
Gymnasium, terwijl duidelijk is uitgedrukt, dat een leeraar
aan eene inrichting van voorbereidend hooger onderwijs ook
kan worden belast met het lesgeven aan een inrichting van
middelbaar onderwijs en omgekeerd.
In de verordening voor het Gymnasium is verder nog
opgenomen eene bepaling van gelijke strekking, als het
bestaande art. 8 der Hoogere Burgerschool-verordening.
Ook is overeenkomstig den wensch van de Commissie van
Toezicht in beide verordeningen voorgeschreven, dat den
leeraren eervol ontslag uit hunne betrekking wordt verleend
met het einde van den cursus, waarin zij den leeftijd van
70 jaar hebben bereikt.
Door de artikelen 15 wordt gezorgd, dat niemand tenge
volge van de nieuwe salarisregeling in traktement achteruit
kan gaan, terwijl de in werking treding der nieuwe regeling
in de artikelen 16 is gesteld op 1 Juli a. s.
De traktementen der leeraren in de gymnastiek en het
teekenen blijven, evenals thans, in eene afzonderlijke veror
dening geregeld. Door ons zal worden overwogen of en zoo
ja in hoeverre er aanleiding bestaat, om ook hunne trakte
menten te herzien. Met betrekking tot de salarisregeling der
leeraressen aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, welke
regeling nog in hoofdzaak dateert van het jaar 1880, is het
ons voornemen, na aanneming van de thans ingediende voor
stellen, eene herziening ten spoedigste bij U aanhangig te maken.
Ten slotte zal, nu het verleenen van vergoeding bij tijde
lijke waarneming van lesuren in de beide nieuwe verorde
ningen is opgenomen (artikelen 11), artikel 16 laatste lid der
verordening van 3 September 1895 (Gem. Blad no. 6) kun
nen vervallen.
Bij aanneming der door ons voorgestelde nieuwe salaris
regeling zullen, zooals uit de in de Leeskamer ter visie lig
gende vergelijkingsstaten blijkt, nagenoeg alle leeraren in
traktement vooruitgaan. Slechts ten opzichte van een enkelen
leeraar, wiens salaris met 't oog op het hem opgedragen
aantal lesuren ook bij de nieuwe regeling nog ruimschoots
voldoende is, kan eene verlaging van wedde worden gecon
stateerd. Financieel nadeel kan echter in verband met de
voorgestelde overgangsbepaling niemand door de nieuwe
regeling ondervinden.
De meerdere kosten tengevolge der nieuwe salarisregeling
zouden, berekend naar den toestand op 1 Januari 1915, over het
geheele jaar 1915 bedragen: voor het Gymnasium 4234.13 en
voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens ƒ3665.87 of tezamen
7900.Van dit bedrag wordt echter van het Rijk terug
ontvangen 50% van 4234.13 ƒ2117.065. zoodat voor reke
ning der gemeente blijft ƒ7900.2117.06® 5782.93®.
In verband met ons voorstel, om de nieuwe regeling eerst op 1
Juli as. in werking te doen treden, komt hiervan ten laste
van den dienst 1915 slechts ƒ2891.47.
Onder verwijzing naar de in de Leeskamer liggende stukken,
de gegevens omtrent de salarissen in verschillende gemeenten
en de zooeven bedoelde vergelijkingsstaten, geven wij Uwe
Vergadering alsnu in overweging over te gaan tot vaststelling
van de navolgende verordeningen. De thans geldende en de
nieuw ontworpen salarisverordeningen zijn, ten einde eene
vergelijking te vergemakkelijken, naast elkander afgedrukt.
NIEUWE VERORDENING.
A. VERORDENING, houdende regeling van de jaarwedden
der leeraren aan het Gymnasium te Leiden.
Artikel 1.
De jaarwedde van den rector bedraagt 3500.
Zij wordt, wanneer de rector, hetzij te Leiden, hetzij elders
3, 6, 9, 12 en 15 jaren als zoodanig is werkzaam geweest,
telkens met 200.verhoogd, zoodat het maximum zijner
wedde 4500.bedraagt.
Artikel 2.
De leeraren, behalve die in gymnastiek, worden ver
deeld in:
a. leeraren, die 18 of meer lesuren 's weeks hebben;
b. leeraren in de nieuwe talen, die minder dan 18 lesuren
's weeks hebben
c. andere leeraren, die minder dan 18 lesuren 's weeks
hebben.