32 DONDERDAG 25 FEBRUARI 1915. 3°. de jaarwedde van Dr. T. van Lohuizen, als tijdelijk leeraar aan het Gymnasium vast te stellen op 700. 4°. de jaarwedde van den leeraar Dr. J. W. Lely vast te stellen op ƒ2760.— en den pensioensgrondslag voorloopig te bepalen eveneens op 2760.beide ingegaan op 1 September 1914. Tot een en ander wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming besloten. De Voorzitter deelt ten slotte nog mede: dat aan den eervol ontslagen brugwachter J. de Groot, met ingang van 1 Maart 1914, een suppletie-pensioen van ƒ6.'sjaars is toegekend, zoolang het pensioen, dat bij Kon. Besluit is verleend, bepaald blijft op 336.per jaar. Aan de orde is nu I. Benoeming van een Hoofd der Jongensschool le klasse. (Zie Ing. St. No. 34). De Voorzitter. Mag ik de heeren Fischer, Zwiers, Briët en Botermans verzoeken het stembureau te willen uitmaken. De heer Fokker. M. d. V. Het is mij en meerdere leden van dezen Raad met mij onmogelijk gevolg te geven aan het. voorstel van Burgemeester en Wethouders om tot de benoeming, bedoeld bij punt 1 tot 4 van de agenda van dezen middag over te gaan. Wij gevoelen de daad, die wij bij die benoeming verrichten als een zeer gewichtige. Voor niet minder dan vier scholen in deze gemeente zal de man moeten worden benoemd, die aan het onderwijs der kinderen richting zal hebben te geven, die grooten invloed zal hebben op het onderwijs, dat die kinderen genieten en op die wijze op de toekomst van een groot aantal van onze aanstaande medeburgers! En hoe, M d. V., wordt de Raad nu in de gelegenheid gesteld om naar beste weten een goede keuze te doen Welke inlichtingen worden aan den Raad verstrekt, die het den Raad begrijpelijk zouden kunnen maken, waarom deze van de sollicitanten wel, gene van de sollicitanten niet een plaats op de voordracht erlangde en waarom de een van de sollicitanten, die voor beide soorten van scholen (ik onderscheid hierbij tusschen scholen 1ste klasse en scholen 3de en 4de klasse) voor eene benoeming mededong, wel waardig werd gekeurd een plaats voor de voordracht voor de school 3de klasse en niet een plaats op de voordracht voor de school le klasse, hoezeer de benoeming daar meer werd begeerd dan de be noeming elders. Tot mijn leedwezen, M. d. V.. moet ik zeggen: »geen in lichtingen". Immers wij ontvingen niet anders dan de bloote mededeeling van het feit, dat de heer Wethouder van Onder wijs van den heer Schoolopziener vertrouwelijke inlichtingen heeft gekregen en dat daarna die autoriteiten zijn gekomen tot de voordrachten, zooals die voor ons liggen, en dat ver scheidene der sollicitanten ten Raadhuize zijn genoodigd waarbij het hun, M. d. V., vergund schijnt geweest te zijn om onge vraagd ook iets te zeggen. Toen ik dit las, M. d. V., begreep ik, dat ik steeds zeer naïf was geweest in mijne meening dat dit altijd vergund was, wanneer men solliciteerde. Dit te zamen genomen geeft ons weinig materiaal om zelfstandig de meer dere of mindere geschiktheid niet van allen, die gesolliciteerd hebben, maar onderling van degenen, die op de voordracht zijn geplaatst, te beoordeelen. Meerdere Raadsleden met mij zijn van oordeel dat het nood zakelijk is, dat alsnog meerdere inlichtingen door Burgemeester en Wethouders omtrent de sollicitanten worden verschaft en hebben zij mitsdien de eer het voorstel te doen hetwelk ik U hierbij schriftelijk aanbied. Wij vleien ons met de hoop, M. d. V., dat niet alleen onze medeleden maar ook de leden van het College van het Dage- lijksch Bestuur zelf, indien zij zich willen herinneren den tijd dat zij nog niet op het gestoelte der eere aan Uw rechter hand hadden plaats genomen, hun steun aan dit voorstel zullen willen geven en wij de inlichtingen zullen erlangen, die de Raad noodig heeft om tot eene benoeming te kunnen overgaan. Het is natuurlijk ten eenenmale overbodig, M. d. V., U te zeggen, dat het hier niet gaat tegen bepaalde personen maar dat het ons eenig streven is om in de gelegenheid gesteld te worden benoemingen te doeri, die aan het onderwijs in deze gemeente zullen ten goede komen. De Voorzitter. Mijne heeren. Bij mij is ingekomen eene motie onderteekend door de heeren Fokker, Bosch, Sijtsma, Botermans, van der Pot en van der Eist, luidende: »De Raad, gezien de voordrachten voor de benoeming van hoofd der jongensschool le klasse eri der scholen 3e klasse No. 2 en 4de klasse No. 1 en 2, van oordeel dat de beoordeeling van deze voordrachten zonder meerdere schriftelijke toelichting niet wel mogelijk is, noodigt Burgemeester en Wethouders uit den Raad schriftelijk meerdere inlichtingen te verstrekken, en gaat over tot de orde van den dag." l)e heer van Hamel. M. d. V. Een enke woord naar aan leiding van de motie van den heer Fokker c. s. In den Jaatsten tijd is het in vele gemeenten o.a. den Haag, Delft, herhaaldelijk voorgekomen, dat de Raad niet is meegegaan met de voor dracht gelijk die door den Districts-Sehoolopziener in overleg met Burgemeester en Wethouders was gedaan. De oorzaak hiervan moet worden gezocht in de inlichtingen, die als in dit geval voor de Raadsleden wel wat sober zijn. In dit geval is door de wet de te volgen gedragslijn echter niet voor geschreven. Ter benoeming van een gewoon onderwijzer is voorgeschreven, dat de Schoolopziener zijn advies met redenen heeft te omkleeden. Dit wordt bij de benoeming van school hoofden in dit geval door de wet niet voorgeschreven. Dit neemt evenwel niet weg, dat deze voordrachten zeer serieus zijn voorbereid. De Schoolopziener heeft overal inlichtingen ingewonnen. Hij heeft den Wethouder van Onderwijs met deze inlichtingen vertrouwelijk in kennis gesteld. Na met dezen overlegd te hebben, zijn de sollicitanten uitgenoodigd hunne belangen te komen bepleiten. Dit is niets bijzonders. Moeter bij de gasfabriek een ingenieur worden benoemd, dan is het toch ook niet de gewoonte om alle brieven, die hierover gewisseld zijn, ter visie te leggen. Maar dit wil ik wel zeggen, dat wij volgaarne bereid zijn om den Raad de meerdere inlichtingen te geven, die mochten worden gewenscht. Men zal evenwel begrijpen, dat, waar het hier personen betreft, deze inlichtingen niet in eene openbare zitting kunnen worden verstrekt. In eene geheime zitting ben ik daartoe bereid. Zooals thans het voorstel luidt, geloof ik niet, dat het recht aannemelijk is, aangezien men hierdoor zou provoceeren een conflict met het Rijksschooltoezicht, en dit zou niet zijn in het belang van het onderwijs. De heer Fokker heeft gezegd, dat met deze benoeming het belang van het onderwijs gemoeid is. Is de heer Fokker dan misschien van meening, dat de Districts-Sehoolopziener en het College van Burgemeester en Wethouders van die meening niet zijn doordrongen? De heer Fokker schakelt uit de con sciëntie van Burgemeester en Wethouders en van den School opziener. Hij doet het voorkomen, alsof wij maar lichtvaardig eene keuze hebben gedaan, zoo maar afgaande op opgaven door de sollicitanten zeiven verstrekt. Neen, mijnheer Fokker. Er is een consciëntieus onderzoek ingesteld, en de verant woordelijkheid voor deze benoemingen zal de heer Fokkeren elk lid van den Raad gerust kunnen dragen. Ieder, die op de voordracht voorkomt, kan gerust in aanmerking komen om in Leiden of waar ookals hoofd eener school te worden benoemd. Geen van allen zal dit ambt ontsieren, en het belang van het onderwijs zal met het benoemen van wie van de drie ook, even goed zijn gediend. Niemand mag veronderstellen, dat hier lichtvaardig een keuze is gedaan. Ik hoop, dat de heer Fokker er van overtuigd is, dat hij in dit opzicht te ver is gegaan met deze veronderstelling uit te spreken. De heer Bosch. M. d. V. Geen van de onderteekenaars heeft de bedoeling gehad met hunne motie den indruk te wekken, die deze op den heer van Hamel heeft gemaakt. Het is niet onze bedoeling geweest te zeggen, dat het onderzoek niet consciëntieus zou zijn gedaan door degenen, die dit onderzoek hebben ingesteldmaar de bedoeling van de motie is, dat wij, die met onze stem de volle verantwoordelijkheid overnemen van degenen, die het onderzoek hebben ingesteld, meerdere toelichting noodig achten om te weten, waarom zij No. 4, 2 of 3 zullen kiezen. Het is mij en ook de medeonderteekenaren der motie ja ik zou durven zeggen alle leden van den Raad onmogelijk om te beslissen, wie van de 3 sollicitanten de beste is. Zonder nader onderzoek neem ik aan, dat èn de Schoolopziener èn de Wethouder van Onderwijs voor zoover hen zelf betreft, eene goede keuze hebben gedaan, maar wat den Raad betreft, heeft deze m. i. toch wel eenig recht om te mogen weten, op welke gronden men moet stemmen op No. 1 en niet op 2 of 3. Ik moet ten ernstigste opkomen tegen wat de heer van Hamel gemeend heeft, dat met de motie zou zijn bedoeld. Hij heeft de bedoeling daarvan verkeerd begrepen. Ik blijf evenwel handhaven, dat wij niet voldoende hebben aan eenige nietszeggende mededeelingen, waar het betreft een grondig oordeel te vellen over een 12-tal personen. Om een oordeel te kunnen vellen, moeten wij over die 12 personen de noodige inlichtingen ontvangen, ik stel geen grens, hoe uitgebreid die inlichtingen moeten zijn. Ik wil niet in verzet komen tegen de wettelijke voorschriften, want ik Iaat den raad en de uitgebreidheid der inlichtingen aan de heeren zelf over. Ik dring slechts aan op meerdere toelichting, die ik zoozeer rioodig zal hebben bij het bepalen van mijne stem. Het is zelfs de vraag, of ik, indien mij geene voldoende in lichtingen worden verstrekt, aan de stemming zal kunnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 4