30
DONDERDAG 25 FEBRUARI 1915.
aanstelling mocht ontvangen met de mondelinge toezegging
dat dit voor ongeveer twee jaar zoude zijn, ingaande 1 April 1913.
dat hij dienstplichtig zijnde, door de mobilisatie j. I. 1 Augustus
geroepen was als landweerman onder de wapenen te komen,
dat hem over den maand Augustus 35 van het door hem
genoten salaris is uitbetaald.
dat tot zijne verwondering op ultimo September ten kan
tore van gemeentewerken werd gezegd, dat hij geen verdere
uitkeering zou ontvangen.
dat hij zich daarna tot den Weledelgestrengen heer Directeur
van gemeentewerken heeft gewend met verzoek voor verdere
uitkeering waarna hem nog twee maanden 35 van zijn
salaris werd uitbetaald.
dat hij zich daarna voor verdere uitkeering tijdens den duur
der mobilisatie tot het edelachtbaar college van Burgemees
ter en Wethouders heeft gewend waarop hij een afwijzende
beschikking heeft ontvangen.
dat echter het Raadsbesluit N° 188 op voorstel van het college
van Burgemeester en Wethouders d. d. 18 Augustus, aange
nomen in de vergadering van 27 Augustus d. a. v. alle amb
tenaren en werklieden in dienst der gemeente Leiden betreft,
zonder eenige uitzondering als hen waarvoor reeds een rege
ling was getroffen.
dat trouwens deze opvatting ook ten opzichte van meer
dere tijdelijke ambtenaren en werklieden bij gemeentewer
ken en bedrijven gehuldigd wordt.
dat ook onderscheidene andere gemeentens, het ltijk en
vele particulieren een dergelijke regeling voor al hun per
soneel hebben getroffen.
Redenen waarom ondergeteekende met eenige vrijmoedig
heid Uwen Raad beleefd verzoekt om hem in de termen te willen
doen vallen van het bedoelde Raadsbesluit en ook hem tijdens
den duur der mobilisatie 35 van het door hem in boven
genoemde betrekking genoten salaris te willen toekennen
't welk doende met de meeste hoogachting
van Uedelachtbare de dw. dnr.
J. Brands.
1e Devisie 28° L. W. Bat. 2e Comp. Veldleger.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Ingevolge raadsbesluit van
27 Augustus 1914 (Ingekomen stukken No. 188) ontvangen
de ambtenaren en beambten gedurende hun verblijf onder
de wapenen 80 voorzooveel zij gehuwd of kostwinners
zijn en 35 voor zooveel betreft de overige ongehuwden.
Bijzondere gevallen zijn daarbij aan de prudentie van Bur
gemeester en Wethouders overgelaten.
Aan een tweetal opzichter-teekenaars bij den bouw der
Hoogere Burgerschool voor Jongens, die noch onder de vaste,
noch onder de tijdelijke ambtenaren met vast karakter waren
te rangschikken, doch enkel in lossen dienst waren, is op
grond en ter uitvoering van genoemd raadsbesluit en in aan
merking nemende, dat het hier een bijzonder geval betrof,
gedurende drie maanden 35 uitgekeerd, ten einde hen in
staat te stellen hunne kamerhuur etc. af te wikkelen; voor
verdere uitkeering leek geen enkele billijkheidsgrond aanwe
zig, aangezien zij ongehuwdgeen kostwinners waren en
gedurende hun verblijf onder de wapenen geen uitgaven voor
kost en inwoning behoefden te doen.
Deze personen, los aangenomen als zij zijn, om te helpen bij de
werkzaamheden der nieuwe Hoogere Burgerschool kunnen niet
worden beschouwd als, wat wij noemen, tijdelijke ambtenaren.
Tijdelijke ambtenaren zijn dezulken, die later vaste ambtena
ren kunnen worden, maar niet degenen, die voor een bepaald
werk zijn aangenomen. Men zou het geval kunnen hebben,
dat zij één dag aan het werk zijn en den volgenden dag
voor den dienst worden opgeroepen, terwijl het werk dan
misschien al is afgeloopen, vóórdat de mobilisatie was geëindigd.
Burgemeester en Wethouders stellen derhalve voor, waar
het hier geldt de uitvoering van een raadsbesluit, deze adres
sen te stellen in hunne handen ter afdoening.
De heer Vergouwen. M. d. V. Naar aanleiding van dit adres
zou ik U eene enkele vraag willen doen. Deze ambtenaar is
in militairen dienst, maar indien hij nu uit den dienst ont
slagen wordt, kan hij dan weer dadelijk naar zijn werk terug-
keeren? Het antwoord op deze vraag is voor mij ter beoor
deeling van de kwestie van gewicht, n.l. of hij gerekend kan
worden op dit oogenblik nog te zijn in dienst der gemeente
Leiden. Mag bij weer in dienst terugkeeren, dan mag hij
gerekend worden onder de tijdelijke ambtenaren, die 35%
van hun loon vergoeding ontvangen, want dan draagt zijne
betrekking een min of meer vast karakter. Is de regeling zóó,
dat hij bij ontslag uit den dienst tegenover Leiden vrij is,
dan zeg ik, is er geen reden tot uitkeering, want dan is
hij los.
De Voorzitter. Als deze ambtenaar uit den dienst ontsla
gen wordt, zijn wij feitelijk geheel vrij. Maar uit billijkheids
oogpunt zouden wij dan zeggen, indien dit dan nog mogelijk
ware: kom maar weer op uw plaats terug. Maar dit terug
komen is op geen enkel recht gegrond. Mij dunkt, dat het
besluit, dat Burgemeester en Wethouders genomen hebben, zeer
billijk is. Men neemt aan zijn dienst tepresteeren bij een bepaald
werk. Nu kon de bedoelde persoon daaraan niet voldoen wegens
de mobilisatie. Nadeel heeft hij hier niet van. En nu wil men
bovendien nog 35% van zijn salaris als vergoeding ontvan
gen. Dat is niet de bedoeling der verordening. Wij hebben
deze toegepast, zooals de Raad deze heeft vastgesteld. Bijzondere
gevallen zijn overgelaten aan de prudentie van Burgemeester
en Wethouders. Nu mag de mobilisatie niet worden aange
wend om op deze wijze een spaarpot te maken. Het zou echter
hebben kunnen gebeuren, wanneer het hier gold een gehuwde
of een kostwinner, dat Burgemeester en Wethouders wèl
uitkeering zouden hebben gegeven. Maar in dit geval hebben
zij het niet noodig geacht. In dit geval zou de uitkeering
niet anders zijn dan een geschenk.
De heer Vergouwen. Ik ben het niet geheel met U eens,
dat in dit geval eene uitkeering een geschenk zou kunnen
worden genoemd.
De heer Korevaar. M. d. V. U hebt gezegd, dat deze
ambtenaren waren aangenomen voor den bouw der Hoogere
Burgerschool. Er is evenwel geen bepaalde termijn genoemd.
De duur van de betrekking is zoolang als het beide partijen
convenieert. Het is slechts eene tijdelijke betrekking. Kan
deze ambtenaar eene vaste betrekking krijgen, dan gaat hij
weg. Wanneer hij niet bevalt, kan ook de gemeente hem
zijn dienst opzeggen. Men is dus tegenover elkander volkomen
vrij. Men wordt dus niet aangenomen voor den geheelen duur
van een bepaald werk, maar zoolang het beiden convenieert.
De Voorzitter. Laat ik een voorbeeld mogen noemen. Ei'
wordt bij wijze van proef aangesteld een tijdelijk politieagent.
Voldoet hij, dan wordt hij voor vast aangesteld. Dit is de
soort tijdelijke ambtenaren, die in het Raadsbesluit wordt
bedoeld, maar personen, die los aangenomen zijn en niet in
de gelegenheid zijn hun arbeid te presteeren, vallen hieronder
niet. Tot deze categorie van personen nu behoort adressant.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben dat met U eeris, dat wij
geen philantropie moeten gaan uitoefenen. Als de gemeente
billijkheidshalve niet tot uitkeering is verplicht, moet zij dit
ook niet doen. Het adres heb ik hier niet voor mij, maar
staat er niet in, dat adressant was aangesteld tot einde April?
Is dat het geval, dan is men toch tot dien datum verplicht
uit te keeren, en komt hij voor dien tijd uit den dienst, dan
moet hij weer in het werk worden genomen. Tot dien datum
is hij dan tijdelijk ambtenaar, dunkt mij. Billijkheidshalve
kunnen wij zoo iemand dan nu niet heelemaal loslaten. De
heer Korevaar zegt, dat zoo'n los ambtenaar maar heen kan
gaan als hij wil, dat weet ik nog zoo niet; als hij zich ver
bonden heeft de gemeente tot einde April te dienen, dan
moet hij zijne verplichting nakomen.
De Voorzitter. Er staat niet, dat hij is aangesteld tot einde
April. Hij is aangenomen om te helpen bij de werkzaamheden
der nieuwe Hoogere Burgerschool. Wanneer er niets tusschen ge
komen was, zouden wij hem ook wel zoolang gehouden hebben.
Wij hebben hem niet opgezegd, maar hij heeft ons verlaten.
Gingen wij hem nu nog uitkeeren, dan zou dit een geschenk
zijn. Ik geloof niet, dat Burgemeester en Wethouders onbillijk
hebben gehandeld. Gedurende 3 maanden hebben wij hem
nog 35% uitgekeerd om zijn kamerhuur enz. te voldoen, maar
nu die termijn is verloopen, hebben wij gezegd: nu bestaat
er geen band meer tusschen de gemeente en u.
De heer Heeres. M. d. V. Ik ben het volkomen met U eens.
Ik heb slechts één bezwaar, dat ik aan het adres ontleen.
Daarin wordt gezegd, dat door den heer Driessen adressant
mondeling is toegezegd, dat hij werd aangenomen voor 2 jaar.
In deze toezegging ligt toch niet eene bepaalde verplichting
voor de gemeente?
De Voorzitter. Men is 1 April 1913 met den bouw begon
nen. Nu wordt er gevraagd, hoe lang denkt gij, dat het duren
zal. Daarop heeft de heer Driessen geantwoord vermoedelijk
een paar jaar. Deze verklaring kon geen vaste verplichting
maken, want met September a. s. zal de Hoogere Burgerschool
vermoedelijk pas in gebruik kunnen worden genomen. Men wil
gaarne eenigszins op de hoogte zijn van den duur van het
werk. Maar eene vaste verbintenis is zulk eene verklaring niet.
De heer Heeres. M. d. V. Ik zou alleen maar willen weten,
of de toezegging door den heer Driessen eenige waaide heeft
voor den duur der betrekking.