22 DONDERDAG 4 FEBRUARI 1915. is den anderen waard. Als de gemeente over het hek de vrije beschikking kreeg, dan zou zij kunnen zeggen: als wij het niet meer willen hebben, dan werpen wij het omver, en wij maken van dat terrein een straatje of pleintje. Dan blijft het aan het oordeel van Burgemeester en Wethouders voor behouden om dienaangaande een nader voorstel te doen. Maar om nu geld toe te geven, terwijl wij de Diaconie van een last afhelpen, dat vind ik wel wat erg. De Diaconie wil er af en de gemeente neemt het, omdat het onderhoud telkens zulke groote kosten met zich brengt. Wij zullen dus een hek gaan betalen, dat anderen heel veel moeite hebben om het te onderhouden. Ik zal er geen stemming over vragen, maar wel zou ik gaarne nog eenige opheldering ontvangen. De heer Botermans. M. d. V. Ik heb het hek gezien, en ik moet eerlijk zeggen, dat de 60, die de Diaconie heeft gevraagd, mij wel goedkoop lijkt. Als wij het hek tegen dien prijs overnemen, zouden wij er als afbraak misschien nog wel een aardige duit aan kunnen verdienen. Wij moeten er maar niet lang over spreken, doch het gauw overnemen. De heer Fischer. M. d. V. Ik geloof, dat er bij den heer Bosch een misverstand bestaat. Wij nemen geen grond over, maar de Diaconie maakt van haar recht gebruik om den grond terug te geven. Wat overigens het hek betreft, de heer Botermans heeft mij de woorden uit den mond genomen. Het is een aardig hek, het onderhoud gaat niet alleen over het hek, maar ook over den aanleg van het terrein, dat zich daarbinnen bevindt. Ik heb mij overtuigd of de klachten niet overdreven waren voorgesteld, en vond daar niets dan een bezem en wat aard appelschillen, maar van een vuilnisbelt was geen sprake. Over het algemeen geloof ik, dat wij daar een aardig plant soen kunnen maken, en dat, als wij die f 60 daarvoor uit geven, wij werkelijk iets doen ter verfraaiing van die buurt. De heer van der Elst. Ik gevoel niet veel voor het voor stel van Burgemeester en Wethouders. Uit de stukken blijkt, dat de omwonenden het pleintje niet apprecieerenhet is trouwens een vuilnishoop geworden. Nu vrees ik, dat als het hek blijft staan en er komt daar een plantsoentje, het even erg zal blijven. Komen er heesters te staan, dan zal de straatjeugd toch wel over het hek klimmen en den boel bescha digen; het zal ten slotte nog veel geld gaan kosten. Ik zou er daarom veel voor gevoelen om het hek maar op te ruimen. De heer Fischer. Ik geloof, dat de heer van der Eist de zaak verkeerd begrijpt. De Diaconie geeft ons het terrein terug. Nu zijn er twee mogelijkheden. Wij kunnen tegen de Diaconie zeggen: ruim het hek op en dan behouden wij het grasveld. Dan is het echter met de rust voor de omwonenden volstrekt uit. Dan gaat de straatjeugd op het grasveld spelen en stoeien en ten slotte is het grasveld ook weg. Laten wij bet hek staan, dan valt het voor de straatjeugd niet zoo gemakkelijk om de heesters te beschadigenhet is niet zoo gemakkelijk om over dat hek te klimmen. Met deze kleine uitgaaf van f 60, die het hek zeker wel waard is, wordt het pleintje beter in stand gehouden en krijgen wij door het plaatsen van heesters en planten een beteren toestand. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel tot aankoop van het hek wordt in stemming gebracht en aangenomen met 22 tegen 3 stemmen. Vóór stemmen de heereri van Hamel, Bots, van der Lip, Fischer, Heeres, Driessen, van Tol, Botermans. Koi ff, de Boer, Bosch, Briët, Roem, Hartevelt, Hoogenboom, Timp, P. J. Mulder, Pera, Vergouwen, van der Pot. van Gruting en Sijtsma. Tegen stemmen de heeren van der Eist, Zwiers en Korevaar. XI. Voorstel in zake de overneming in eigendom bij de gemeente van een gedeelte grond aan den Hoogen Rijndijk, Sectie M No. 3048. (Zie Ing. St. No. 22). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XII. Voorstel om het geregeld toezicht op de bliksemafleiders op gemeentegebouwen voortaan door de Electriciteitsfabriek te doen uitoefenen. (Zie Ing. St. no. 28). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XIII. Voorstel tot aanvaarding van eenige door de Regeering afgestane grafzerken, afkomstig uit het Groot-Auditorium van het Universiteitsgebouw. (Zie Ing. St. No. 25). Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig het praeadvies besloten. De Voorzitter. Ik mag hier zeker namens de gemeente wel een woord van dank uitspreken aan Curatoren van de Universiteit en aan de Regeering, dat zij deze grafzerken aan ons hebben willen afstaan. XIV. Verzoek van de afd. Leiden van den Ned. R. Kath. Volksbond, om verhooging der ten behoeve van de teeken- school dier afdeeling toegekende subsidie. (Zie Ing. St. no. 17). De beraadslaging wordt geopend. De heer van Tol. Het voorstel van Burgemeester en Wet houders luidt om aan requestrante mede te deelen, dat de gemeente voor het jaar 1915 het subsidie niet kan verhoogen, omdat de Regeering en de Provincie een verhooging van het subsidie ook niet hebben toegestaan. De reden hiervan is echter, dat het verzoek om verhooging van subsidie te laat bij de Regeering is ingediend. Ik behoef er wel niet op te wijzen, dat de finaneieele positie van deze teekenschool krachtig moet worden versterkt. Nu zeggen Burgemeester en Wethouders, dat er een vaste regel bestaat voor dat geven van subsidie, nl. dat ook het Rijk en de Provincie een hooger subsidie moeten geven. Maar staat die regel nu zoo vast, dat nooit daarvan kan worden afgeweken? Het geldt hier een bij uitstek noodige en nuttige instelling. Jaarlijks slagen van de jongens, die zich voor Mathesis aan melden, 35% a 40% niet en die vinden nu allen nog plaats op deze teekenschool, waardoor zij zich verder voor hun vak kunnen bekwamen. En daarom is het zoo noodig, dat de finaneieele toestand van deze inrichting wat wordt versterkt. De heer Pera. M. d. V. In het praeadvies lees ik: »in den regel wordt door de gemeente aan vakscholen subsidie ver leend, indien ook door het Rijk en de Provincie een deel der kosten, of der meerdere kosten voor hunne rekening wordt genomen." Nu houdt hetgeen ik thans wil zeggen alleen verband met hetgeen voorvalt bij de Provincie. De eerste vraag bij de Provincie is geregeld, wanneer er van eenige aanvrage om subsidie sprake is: wat doet de gemeente, omdat altijd op den voorgrond staat, dat allereerst plaatselijk moet worden getoond, dat men belang in eene zekere school stelt, én wanneer dan van de plaatselijke belang stelling niet blijkt, wanneer er geen steun verleend wordt, dan zegt de Provincie en spoedig daarop het Rijk: wij hebben geen reden om onze subsidie te geven, of een eens gegeven subsidie te verhoogen. Ik meende dus even te moeten opko men tegen die redeneering van Burgemeester en Wethouders en er op te moeten wijzen, dat mocht op het oogenblik niet besloten worden, die subsidie te vermeerderen bij een latere beoordeeling van de zaak er wel aan gedacht dient te worden, dat de gemeente in dergelijke gevallen wel met de subsidie dient voor te gaan. Wat in het bijzonder deze school aangaat, verscheidene jaren heeft deze school reeds subsidie genoten en wie destijds in den Raad zat, zal zich herinneren, wat toen aan den Raad reden heeft gegeven om aan deze school een gemeentelijk subsidie toe te staan. Het getal jongens, dat zich jaarlijks aanbiedt om op «Mathe sis" geplaatst te worden, is gewoonlijk veel grooter dan er gelegenheid is om leerlingen op te nemen. De toegang tot «Mathesis" wordt beperkt door het afnemen van een examen, terwijl de uitslag van dit examen wel eenig verband moet houden met de ruimte, die er op de school ter beschikking is. Ten behoeve van de jongens, die op «Mathesis" geen plaats konden bekomen, heeft de R. K. Volksbond jaren geleden een gelegenheid geopend om het begeerde onderwijs te ont vangen, en men heeft toen bij de gemeente aangeklopt om geldelijken steun, tot dekking van de kosten. De Raad is toen van oordeel geweest, dat deze teekenschool ondersteuning verdiende, omdat een aantal jongens daar doelmatig onderwijs ontvingen voor hun verdere opleiding. Bij het toekennen van het eerste subsidie is erkend, dat deze school in een bestaande behoefte voorziet, en ik meen dat hetzelfde nog moet gezegd worden. Echter wil ik wel zeggen, dat ik ook wat huiverig ben om op dit oogenblik, met het oog op de tijdsomstandigheden, in het verzoek om verhooging te treden, maar ik zou het zeer toejuichen wanneer bijv. het volgend jaar het subsidie eenigszins kon worden verhoogd. De Voorzitter. Bij mij is ingekomen het volgende voor stel van den heer van Tol: «De ondergeteekende stelt aan den Raad voor bij punt 14 der agenda, het verzoek van de afdeeling Leiden van den Ned. R. Kath. Volksbond wel toe te staan en de subsidie ten behoeve van de teekenschool te verhoogen met f 250 en te bepalen op f 1000." Ik zou den voorsteller willen vragen, of het niet beter is het in te trekken en eenvoudig stemming te vragen over het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Wordt dan het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 4