14
Artikel 9.
Indien een leerling de school verzuimt wegens ongesteld
heid, zonder dat daarvan een geneeskundige verklaring is
overgelegd, is de schoolarts bevoegd indien het vermoeden
bestaat, dat de leerling lijdende is aan een ziekte, die gevaar
of schade kan veroorzaken voor anderen, is hij op verzoek van
het hoofd der school verplicht zich met gepaste middelen
te overtuigen, van welken aard de ongesteldheid is.
Artikel 10.
Het hoofd der school laat den leerling, die ingevolge toe
passing van art. 5, lid 2 of art. 8 niet langer tot de school
is toegelaten, of den leerling bedoeld in art. 9 niet weder in
het schoolgebouw toe, dan op een verklaring van den school
arts, dat zoodanige leerling niet of niet meer lijdende is aan
de ziekte, die tot zijne verwijdering heeft aanleiding gegeven.
Artikel 11.
1. De leden van het onderwijzend personeel zijn verplicht
ingeval van ongesteldheid of indien Burg. en Weth. of de
schoolarts zulks noodig achten, dezen laatsten de gelegenheid
te geven, een onderzoek naar hun gezondheidstoestand in te
stellen.
2. Wanneer het oordeel van den schoolarts afwijkt van dat
van den huisarts, heeft de betrokken onderwijzer(es) het recht,
de uitspraak in te roepen van een derden arts, door Burg.
en Weth. aan te wijzen.
Artikel 12.
Het hoofd der school houdt ter beschikking van den
schoolarts
a. een register, waarin de schoolarts bij zijne bezoeken aan
de school zijne opmerkingen schrijft over:
'1°. de inrichting en het doelmatig gebruik der ventilatie
en der verwarmingsmiddelen, zoomede van de verlich
ting der schoollokalen;
2°. de inrichting en de zindelijkheid van privaten en van
urinoirs;
3°. de inrichting en de reinheid der schoollokalen, gangen,
meubelen, leermiddelen, speelplaats enz.
4°. de houding en de plaatsing der leerlingen bij het
onderwijs en voorts alles, wat hunne gezondheid in de
school kan ten goede komen;
b. een register, waarin hij en de klasse-onderwijzers(essen)
de namen der leerlingen schrijven, voor welke zij een speciaal
onderzoek wenschelijk achten.
Artikel 13.
1. Het hoofd der school zorgt zooveel mogelijk, dat den school
arts de vervulling van diens taak in de school worde
gemakkelijk gemaakt en de leerlingen aan het onderzoek
door dezen in te stellen niet worde onttrokken.
2. Overigens raadpleegt hij den schoolarts in alle gevallen,
waarin hij zulks noodig acht.
Artikel 14.
De instructie van den schoolarts, de)n assistent-schoolarts)en
en de)n klerk)en, wordt door Burg. en Weth. vastgesteld
en aan den Raad medegedeeld.
Artikel 15.
Indien te eenigen tijd door den gemeenteraad wordt beslo
ten, om het hygiënisch toezicht uit te strekken tot de open
bare scholen van Middelbaar of Hooger Onderwijs, moeten de
in art. 2 genoemde deskundigen daartoe hunne medewerking
verleenen zonder daarvoor aanspraak te kunnen maken op
verhooging van wedde.
Artikel 16.
Deze verordening treedt in werking op den nader door
Burg. en Weth. bepaalden datum.
B ij 1 a g e B.
DE LEIDSCHE VERORDENING VAN 15 FEBRUARI 1906.
Algemeene bepalingen.
Artikel 1.
Van gemeentewege wordt geneeskundig toezicht uitgeoefend
op de leerlingen van openbare en bijzondere scholen; op die
van de bijzondere scholen echter slechts voor zoover de be
sturen dier scholen daartoe aan Burg. en Weth. het verzoek
doen, onder overlegging eener verklaring, dat het toezicht
zich zal uitstrekken over alle kinderen, uitgenomen alleen
die, wier ouders of verzorgers verklaard hebben tegen dat
toezicht bezwaar te hebben.
Het toezicht wordt opgedragen aan twee schoolartsen.
Artikel 2.
De schoolartsen worden telkens voor den tijd van 3 jaren
door den Raad benoemd, op aanbeveling van Burg. en Weth.,
bij voorkeur uit het College van Stadsgenees- en heelkundi
gen. Zij treden tegelijk af. Hij die benoemd wordt ter ver
vulling van een tusschentijds opengevallen plaats treedt af
op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij benoemd
is, had moeten aftreden.
De aftredenden zijn terstond herkiesbaar. Benoembaar zijn
alleen zij, die de bevoegdheid bezitten de geneeskunde in baai-
vollen omgang uit te oefenen.
De schoolarts kan bij gemotiveerd besluit door Burg. en
Wethouders worden geschorst.
Artikel 3.
Het geneeskundig toezicht bepaalt zich meer in het bijzon
der tot die aandoeningen, welke gevaar of schade kunnen
veroorzaken voor de andere leerlingen.
Het omvat: lo. het onderzoek van alle nieuw ter school
komende leerlingen. 2o. een nader onderzoek der leerlingen
op geregelde tijden, meer in het bijzonder van die, voor wie
de schoolarts zelf of het hoofd der sc,hooi dit wenschelijk acht.
Artikel 4.
De schoolartsen oefenen hunnen dienst uit, ieder op de
hem door Burg. en Weth., gehoord het College van Stads-
geneesheeren, aangewezen scholen.
Artikel 5.
De schoolarts treedt als zoodanig niet op als behandelend
geneesheer. Echter kan hij, bij dringende noodzakelijkheid,
bij zijn bezoek aan de school die maatregelen nemen, die hij
èn ter voorkoming van erger èn in het belang van den leer
ling en de school, wenschelijk acht. Deze maatregelen dragen
uitsluitend het karakter van eerste hulp.
Van het eerste onderzoek.
Artikel 6.
De schoolarts is verplicht alle nieuw op de school gekomen
leerlingen, voor zoover zij niet reeds zijn onderzocht, te
onderzoeken en wel binnen den tijd van 2 maanden na hunne
toelating tot de school.
Het onderzoek heeft plaats in de school, zooveel mogelijk
in tegenwoordigheid van het hoofd der school of van een
onderwijzer(es).
De resultaten van alle onderzoekingen worden door het
hoofd der school, naar klassen gerangschikt, bewaard.
Zij worden op verzoek steeds aan Burg. en Weth., zoomede
aan den schoolarts ter inzage overgelegd. Gaat het kind over
naar een andere school in de gemeente, waarop geneeskun
dig toezicht wordt uitgeoefend, dan zendt het hoofd der school
de resultaten van het onderzoek in gesloten couvert aan het
hoofd dier school.
Van de latere onderzoekingen.
Artikel 7.
De schoolarts bezoekt de school éénmaal per maand, wan
neer besmettelijke ziekten heerschen ook meerdere malen
op met het hoofd der school overeengekomen dagen en uren.
De schoolarts heeft het recht te allen tijde de school te be
zoeken, doch kan, behoudens gevallen van z. i. dringende
noodzakelijkheid alleen dan leerlingen onderzoeken, als hij
zijn bezoek tenminste 2X^4 uren te voren aan het hoofd
der school heeft aangekondigd.
Bepalingen op het eerste onderzoek en op de latere
onderzoekingen gelijkelijk betrekkelijk.
Artikel 8.
Geeft een onderzoek, als bedoeld in art. 3, aanleiding om
geneeskundige behandeling van den betrokken leerling
wenschelijk te achten, dan geeft het hoofd der school hiervan
schriftelijk kennis aan de ouders of verzorgers.
Het hoofd der school gaat na, welk gevolg aan deze mede-
deeling is gegeven en maakt van zijne bevinding hieromtrent
melding aan den schoolarts.
Is de schoolarts van oordee', dat aan zulk een verzoek geen
of onvoldoende gevolg wordt gegeven, dan zendt hij daarvan
bericht aan Burg. en Wethouders.