10 TOELICHTING. Algemeene opmerkingen. Het geneeskundig toezicht op de openbare en enkele bij zondere scholen in onze gemeente heeft, kan men veilig aan nemen, burgerrecht verkregen. Sedert 1 Juli 1906, den dag waarop de thans geldende verordening van 15 Februari 1906 (gemeenteblad No. 5) regelende dit toezicht en den werkkring van den schoolarts in werking trad, is er, dank zij ook de toewijding der beide schoolartsen, de heeren dr. W. de Jong en H. W. Blöte, niet weinig bereikt. Zoo blijkt uit de jaarverslagen dezer genees kundigen onder meer, dat de «onreinheid" zeer is verminderd (4e verslag), terwijl een jaar later een «zeer belangrijke ver mindering van ongedierte en besmettelijk hoofdzeer" wordt geconstateerd. Van tegenwerking der ouders werd, behoudens een enkele uitzondering, niets vernomen, wel van medewerking en belang stelling. Ook van de hoofden van scholen en onderwijzers mochten onze schoolartsen steeds alle medewerking onder vinden. Geen derde schoolarts. Toch blijft er het blijkt reeds uit het door Burgemeester en Wethouders gegeven antwoord op het sectieverslag gemeente- begrooting voor 1913 ook bij de bestaande regeling het een en ander te wenschen over. Immers Burgemeester en Wethouders verklaarden voornemens te zijn tegelegenertijd den Raad voor te stellen «om met het oog op de groote toe- «neming van het aantal scholen, alwaar toezicht wordt uit- «geoefend", over te gaan tot de benoeming van een derden schoolarts. Hoewel dit motief wijst op eene verblijdende be langstelling, waarschijnlijk getoond door de besturen van bizondere scholen, heeft dit voornemen een bedenkelijken kant. Immerswordt het omgezet in een daad, dan zal de instelling, zooals ze nu werkt, worden bestendigd en een ingrijpende reorganisatie er niet gemakkelijker uitvoerbaar door worden. Aanstelling van een beroepsschoolarts gewenscht. Ondergeteekende nu meent, dat voortwerkende met de verkregen ervaring een flinke stap voorwaarts moet Worden gezet op het gebied der hygiëne van de schooljeugd en het geneeskundig schooltoezicht op een breederen grondslag be hooit te worden gevestigd en wel: door de aanstelling van een beroepsschoolarts, die buiten de gewone gezinspraktijk staande, zich geheel aan zijn taak kan wijden. Bij deze herziening kan te rade worden gegaan met de ervaring, opgedaan in andere gemeenten, in 't bizonder te 's Gravenhage en te Groningen waar een beroepsschoolarts sedert enkele jaren werkzaam is x) Voordeelen van dit stelsel. De voordeelen, verbonden aan het stelsel, waarbij het hygiënisch èn geneeskundig schooltoezicht wordt toevertrouwd aan een beroepsschoolarts, die niet gebonden is aan particuliere praktijk, uitgezonderd een consultatieve en spreekurenpraktijk, zijn de volgende I. Alleen de beroepsschoolarts kan grondig van het geheele gebied der schoolhygiëne, de vorderingen en verbeteringen van deze in binnen- en buitenland daaronder begrepen, kennisnemen, zoowel op praktisch als op literair gebied. II. Hij neemt naast zijn collega's een onafhankelijke plaats in. Deze zien in hem een bondgenoot bij de bestrijding van ziekten in de gezinnen, waar zij de praktijk uitoefenen en niet een mededinger, die zich in die gezinnen indringt of zou kunnen indringen. De beroepsschoolarts kan dus vrij zijn invloed ten bate der schoolgaande kinderen in die gezinnen aanwenden, meer en beter dan de schoolarts, die deze zijn betrekking als bij betrekking naast zijne gewone gezinspraktijk uitoefent. III. Slechts van hem kan een regelmatig werkende school- hygiënische dienst worden geëischt. Zijn geheelen tijd en werkkracht kan hij er aan wijden. IV. Het onderzoek der schoolhygiëne en van het genees kundig schooltoezicht is in één hand. Het werksysteem is voor alle scholen hetzelfde, waardoor vergelijkbare resultaten worden verkregen. Individueele opvattingen, die ongelijksoortige resultaten tengevolge hebben of kunnen hebben, zijn buitengesloten. V. Het verslappen in ijver en toewijding, mogelijk of zells waarschijnlijk tengevolge van drukke of toenemende praktijk of in tijden van epidemieën, bij een stelsel als thans hier ter stede werkt, ontbreekt hier. Bij den beroepsschoolarts is continuïteit van den arbeid gewaarborgd. VI. De beroepsschoolarts is steeds beschikbaar. Bij hem is rustig, herhaald en zorgvuldig onderzoek mogelijk. Hij heeft den tijd, ook de moeders, die bij het onderzoek tegenwoordig zijn, geduldig aan te hooren, van hen te weten te komen, wat voor de verdere behandeling van het kind bereikbaar en gewenscht is of kan zijn. Hij zal er zoodoende in slagen, haar vertrouwen te winnen, zoodat ten slotte hare geheele mede werking verzekerd is. Immers de ervaring elders heeft het geleerd zonder de medewerking van de moeders wordt vruchtdragende arbeid op dit gebied zeer bemoeilijkt. VII. De beroepsschoolarts kan goed worden bezoldigd, het geen niet kan gezegd worden bij het stelsel van twee, drie of meer schoolartsen. Bij deze zal de bezoldiging steeds laag moeten blijven, omdat de betrekking nu eenmaal niet anders dan als bijbetrekking moet worden beschouwd. VIII. Den beroepsschoolarts kan beter dan den schoolarts, die het schooltoezicht als bijbetrekking waarneemt, het hygiënisch toezicht op de scholen zelve worden opgedragen. Zelfs zal het op den duur mogelijk zijn, om zijn werkkring uit te breiden tot de bewaarscholen en het herhalingsonderwijs, zooals dit te 's-Gravenhage, te Deventer en elders geschiedt. Ook kan hem worden opgedragen, van advies te dienen omtrent plannen van schoolgebouwen, het aanschaffen van meubelen, het leerplan, de regeling van schooltijden, vacanties en dergelijke, zooals dit te Arnhem geschiedt, en eindelijk: het toezicht op den gezondheidstoestand van het onderwijzend personeel, de door dit personeel aangevraagde verloven wegens ziekte en het geneeskundig onderzoek van candidaat- onderwijzers(essen), zooals dit te 's-Gravenhage en te Deventer plaats heeft. De kosten. Ondergeteekende ontveinst zich niet, dat het voorgedragen stelsel zal meebrengen een vrij aanzienlijke verhooging van kosten. Aannemende, dat de te benoemen ambtenaar bevoegd zal zijn consult- en spreekurenpraktijk uit te oefenen, behoort z. i. zijne bezoldiging te worden gesteld op 4000.— 's jaars. Wellicht zal het mogelijk zijn, tot een lagere bezoldiging gegadigden te vinden. Doch men vergete niet, dat slechts een geneeskundige met ervaring, ook op paediatrisch gebied, en kennis in maatschappelijke toestanden, een man met belang stelling tevens voor onderwijstoestanden, hier alleen in aan merking mag komen. Onderzoeklokaal (Bureau). Te zijner beschikking moet worden gesteld: a. een lokaal met de noodige toestellen en instrumenten voor het onderzoek. Dit lokaal kan zooals in het Jaarverslag van den school arts te Groningen, over 1916 wordt opgemerkt, «hoogst een voudig worden ingericht" en behoeft «met niet meer dan de allernoodigste hulpmiddelen" te worden voorzien. Het «is «[echter] voor de goede uitvoering der functie onmisbaar." Klerk. b. een klerk, die de administratie voert, bestaande in het invullen van kaarten, formulierbriefjes aan ouders, onderwij zers enz. en het bijhouden van registers. Deze klerk, die te 's-Gravenhage een traktement van ƒ1000 heelt, kan hier worden bezoldigd met 500700. Administratieve rompslomp? Uit de aanstelling van een «bureauklerk" behoeft niet te worden afgeleid het voornemen om hier een «onnoodige admi nistratieve rompslomp' te scheppen. Integendeel: deze moet en kan worden vermeden, juist omdat de beroepsschoolarts meer dan de gewone schoolarts in contact komt, en zoo noo- dig blijft, met de moeders der kinderen, waardoor veel mon deling kan worden behandeld en afgedaan. Te 's Gravenhage worden trouwens niet voor alle kinderen gegevens op vfiches" aangelegd. Geen rapport wordt opgesteld, als het kind niets mankeert. Wijze waarop te 's Gravenhage het onderzoek is geregeld. Vau de taak van den beroepsschoolarts krijgt men een juist begrip door het hier volgend overzicht van den werkkring van den beroepsschoolarts te 's Gravenhage. In verband met de halfjaarlijksche opname van leerlingen op de volksscholen zijn diens werkzaamheden als volgt geregeld 1°. Onderzoek der oogen en bet gehoor der nieuw opgenomen kinderen in het schoolgebouw. Te Amsterdam is een overgangsstelsel in werking. Rotterdam heeft eind Januari 1913 het besluit genomen inspecteurs voor het geneeskundig sehooltoezioht aan te stellen, die niet zijn sohoolartsen. De beroepssohoolarts te 's Gravenhage geniet een bezoldiging van 40005000 's jaars, doch mag geen] andere dan oonsnltatieve praktijk uitoefenen. Zijn Groningsohe collega geniet een traktement van f 3000f 3500 met verbod van gewone en oonsnltatieve praktijk. Het houden van spreekuren praktijk op in overleg met B. en "W. vastgestelde uren is hem toegestaan. (Instructie van 1909).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 4