21 in overleg treedt? Deze toch kent het kind reeds zoolang het op school is. De klasseonderw. enkel uit den tijd, dat het kind leerling zijner klasse is. En die tijd is vaak niet zeer lang. Ten eerste, omdat soms met iederen cursus een onderw. een nieuwe klasse krijgt; ten tweede: ook, waar de onderw. met zijne klasse mee gaat, dit slechts eenige jaren geschiedt, meestal hoogstens twee jaar; ten derdeomdat in onze gemeente het verloop van het personeel nogal aanzienlijk is. Er zijn scholen, waar in 6 jaar tijds bijna het geheele personeel wisselde. Het H. d. Sch. kent het kind dus veel beter, kent ook de broertjes en zusjes en is door samenspreking met de ouders (meestal met de moeder), dikwijls bekend met veel van het gezinsleven, zoodat het voor de hand ligt, dat in de eerste plaats zijn oordeel wordt gevraagd, of voor een leerling medisch onderzoek zal verzocht moeten worden. Op grond van een en ander herhalen H. v. Sch., dat zij zich verbazen, dat in het voorgestelde Art. 6 met opzet hun tusschenkomst is weggelaten en moeten zij LJ ten zeerste ontraden dit Artikel zoo over te nemen, als het daar ligt, waarom zij met ernst bij U aandringen bij eventuëele invoering der Verordening de Haagsche redactie van dit artikel met behoud der woorden »door verplichte tusschenkomst van het hoofd der school" te volgen. Art. 7, 2>3- Dit artikel komt in bedoeling overeen met Art. 10 dei- bestaande Leidsche verordening. De H. d. Sch. vinden evenwel de «Leidsche" redactie beter. Volgens het daar bepaalde bij Art. 10, geeft het Hoofd der School verlof aan die kinderen, voor welke de schoolarts tijdelijke verwijdering noodig oordeelt, hetgeen ook meer is in overeenstemming van Art. 16 der Leerplichtwet. Daar toch wordt voorgeschreven »Het hoofd der school is bevoegd aan de leerlingen schrif telijk verlof te verleenen de school tijdelijk niet te bezoeken »1e. voor onbepaalden tijd wegens ongesteldheid van het «kind »2e. voor een bepaalden tijd wegens eene der andere «redenen, vermeld en bedoeld in Art. 12, sub. 5°. Art. 9. Dit artikel brengt voor het H. d. Sch. vermindering van administratie. Het zij hier evenwel de plaats er op te wijzen, dat, indien de verordening, zooals zij thans voorgesteld is, wordt aange nomen, deze den H. d. S. meer administratief werk zal bezorgen dan de thans vigeerende. Art. 11. Tegen dit Artikel bestaat bij de H. d. Sch. geen bezwaar. Reeds jaren lang brengen zij in praktijk, wat hier den schoolarts opgedragen wordt. Nu roepen zij evenwel de hulp niet in van den schoolarts, maar vragen eene verklaring van den huisdokter, waaruit blijken kan, dat het kind wegens ziekte moet verzuimen. Art. 132. Om redenen ontwikkeld bij Art. 6 hierboven, hebben de H. d. Sch. ernstig bezwaar, dat ook hier in eerie verordening zou vastgelegd wordendat de klasseonderwijzer zonder tus schenkomst van het Hoofd der school, zooals de Haagsche verordening nadrukkelijk wil, kinderen voor een speciaal onderzoek voordraagt. Thans nog iets over de financiëele zijde. Het geneeskundig toezicht op de scholen zal, indien de voorgestelde verordening aangenomen wordt, de gemeente ieder jaar komen te staan op f 4000 bezoldiging voor den schoolarts en 500 a 700 voor een klerk: totaal ƒ4600. Thans kost dat toezicht 3 X 500 1500. Alzoo eene vermeerdering aan uitgave van ruim 3000. Hierbij komt het eerste jaar nog de inrichting van een onderzoekingslokaal voor den schoolarts, waarvan de H. d. Sch. de kosten niet kunnen beramen. Deze jaarlijksche vermeerdering van uitga ven achten zij ongewenscht voor de uitvoering van eene ver ordening, die, naar hunne meening, volstrekt geen voordeelen oplevert boven de thans bestaande. Resumeerende het boven aangevoerde meenen de Hoofden der scholen, hoezeer hun dat ook kan spijten voor den ge- achten ontwerper, U in gemoede te moeten adviseeren het aangeboden ontwerp niet aan den Gemeenteraad voor te stellen en dus niet over te gaan tot de aanstelling van een beroeps schoolarts. Wel achten zij het wenschelijk den werkkring van de schoolartsen eenigszins uit te breiden en hun bij verordening op te dragen: le. het onderzoek naar den toestand van het gebit der leerlingen en 2e. het hygiënisch toezicht op de schoolgebouwen. Namens de hoofden der Openbare scholen voornoemd: Het hoofd der Openbare school 3e kl. n°. 7, P. G. Hocks. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Bijlage V». Leiden, 14 Febr. 1914. Geachte Heer Voorzitter, Daar ik verhinderd ben, hedenavond ter vergadering te komen, geef ik U mijn meening omtrent het ontwerp-van der Eist schriftelijk. M. i. dan geeft het instituut schoolartsen, zooals dit tot hiertoe werkt, voor de le klas scholen meer dan voldoende. Meerder geneeskundig toezicht op of grondiger onderzoek van deze leerlingen is niet noodig, omdat de ouders hierin zelf wel voorzien. Daarbij staat het nog te bezien, of de school met een bezoek om de drie maanden meer gebaat zal zijn dan met het tegenwoordig maandelijksch bezoek. Wat het hygiënisch toezicht betreft, hiervoor is m. i. een speciale schoolarts niet noodig en kan dit evengoed door de hoofden van scholen uitgeoefend worden, alsde gemeente genoeg gelden beschikbaar stelt voor het schoonhouden, enz. Wat de houding der leerlingen betreft, hiervoor is m. i. een passende schoolbank noodig wat tegenwoordig nog veel te wenschen overlaat op de plaatsing kan de schoolarts nu al invloed uitoefenen. Resumeerende kom ik tot de conclusie, dat de veel hoogere kosten, die genoemd ontwerp met zich brengt, voor de le klasscholen niet gemotiveerd zouden zijn. Wellicht zou verscherpt toezicht noodig geacht kunnen worden voor de andere klassen van scholen, doch daarover kan ik niet oordeelen. Wat het ontwerp zelf betreft, hieromtrent heb ik nevens gaand eenige aanteekeningen gemaakt, waarvan U gebruik kunt maken, of die U terzijde kunt leggen. Met collegialen groet, G. Bruintjes, Hoofd der üpenb. Meisjesschool le kl. Geachte Heer! Met de opmerkingen van Mej. Bruintjes kan ik mij over 't geheel vereenigen. Voor de scholen 1e klasse vind ik den bestaanden toestand heel goed. U wilt me dus vanavond wel excuseeren. Met vr. gr. Uw dw. Zijlstra. Aanteekeningen. Art. 1. En als die kinderen der bijz. school, van wie de ouders bezwaren hebben, suspect zijn, worden ze dan toch onderzocht? 4. Dan zullen de gelden, uitgetrokken voor het schoon houden, enz. ook wel aanmerkelijk verhoogd moeten worden. En staat het hoofd dan onder de bevelen van den schoolarts? 5. Wat is het doel van het schoolbezoek één keer in de drie maanden Een soortgelijk onderzoek als wat nu maandelijks plaats heeft? 6. Kan dus een klasse-ond.(es) buiten het hoofd om, een leerling tot onderzoek voordragen? 7. Is dit niet in strijd met Art. 1 8. Waar heeft het onderzoek al. 1 plaats? Wat is de strekking van al. 2? 9. Wat beteekent: «en voor zooveel noodig?" 10. Al. 1 is dit te rijmen met Art. 6 al. 1? 11. Hoe lang moet zoo'n ongesteldheid duren, alvorens de schoolarts zich overtuigt? 13 aEen soort klachtenboek b) Andere redactie!! b.v. waarin het (nl. het hoofd) de namen der leerlingen schrijft, voor wie een speciaal onderzoek wenschelijk geacht wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1915 | | pagina 15