16
verbod van de uitoefening van elke geneeskundige praktijk, i
Naar onze roeening kunnen we daardoor de onkosten begrooten
op ruim ƒ6000.
Waar het verschil in onkosten zoo groot is, moet onwille
keurig de vraag rijzen, wordt er nu hier in Leiden bij zooveel
geringere uitgaaf, ook niet veel minder bereikt? Laan we
hiervoor de jaarverslagen na en vergelijken we de resultaten
daarin van Leiden met Groningen en den Haag, dan zien we,
dat de resultaten van Leiden lang niet ongunstig afsteken.
Dat dit mogelijk is, moet in hoofdzaak gezocht worden in het
Haagsche bureauwerk, waaraan zooals ons medegedeeld wordt,
het meeste tijd wordt gegeven »het zwaartepunt der taak van
den beroepsschoolarts ligt in het onderzoek op het bureau
(blz. 7), een tijd, die ofschoon niet nutteloos besteed, toch
vrijwel overbodig geacht moet worden, daar bijna al het wetk
daar gedaan, door den huisarts behoort te worden verricht.
In Leiden waar, bij een veel minder tijdroovend onderzoek
«afwijkingen" vastgesteld worden, worden de kinderen, daaraan
lijdende, voor verder onderzoek en advies of behandeling,
door tusschenkomst van het Hoofd der school naar den huis
arts verwezen. In het Haagsche stelsel worden die kinderen
op het bureau nog eens uitvoerig onderzocht in tegenwoordigheid
der ouders (dit laatste zeker ook niet dienstig om het werk
te bespoedigen) waardoor den huisarts slechts werk uit de
handen genomen wordt., terwijl per slot wel zeker bijna geen
enkele huisarts steunende op het onderzoek van den schoolarts
zal nalaten dit te herhalen. We meenen hiermede duidelijk
gemaakt te hebben, dat het bureau onderzoek in de 2e plaats in
aanmerking komt en het schoolbezoek als hoofdzaak beschouwd
moet worden. De schoolarts moet alles opsporen, waarbij hij zich
dankbaar laat helpen door aanwijzingen van de onderwij-
zers(essen), doch nimmer mag daarop zoo gesteund worden,
zooals in het voorgestelde plan aangegeven wordt; daar het
verschil in ambitieveel te groot is evenals het medisch
opmerkingsvermogen. Zie hiervoor blz. 6 ten 1° al. 2 ten 2
al. 1 en blz. 7 »het onderzoek op het bureau". Met den uit
spraak, dat het bureauwerk hoofdzaak is, klinken eenigszins
strijdig de woorden, die men 5 regels hooger leest n.l.»Door
het veelvuldig schoolbezoek en overleg met het onderwijzend
personeel ontsnapt geen enkel kind aan het toezichtHieruit
blijkt toch ook wel het groote nut juist van het schoolbezoek.
Dat wij hierin niet alleen staan, blijkt nl. uit den uitspraak
van een beroepsschoolarts. Men leze nl. in het Groningsche
jaarverslag 1912 „De hoofdbezigheid van den schoolarts is
het nazien der leerlingen op de school met het daarmee ver
bonden onderzoek van een gedeelte der kinderen op het
bureau. Het oppervlakkige onderzoek in de klasse, aangevuld
met de opmerkingen van de(n) onderwijzer(es) geeft in verre
weg de meeste gevallen voldoende aanwijzing of een meer
nauwkeurige observatie is gewenscht". Deze nauwkeurige
observatie is zeker grootendeels aan den huisarts over te
laten. Iets verder staat: »Het komt mij doelmatiger voor de
leerlingen vaker, zij het dan ook wat het meerendeel betreft,
iets minder nauwkeurig na te gaan". Dit, in overeenstemming
met onze meening, is ook in strijd met het zoo gering aantal
vastgestelde bezoeken in het voorgestelde plan.
Door dit bureau onderzoek of na te laten of tot een minimum
te beperken zullen de kinderen geen nadeel ondervinden, daar
hier ter stede iedereen of over een particulier of over een fonds
of een gemeente-geneesheer kan beschikken, die voldoende
over specialisten of poliklinieken van het Acad. Ziekenhuis
kunnen beschikken om zoo noodig de kinderen daarheen te
zenden. Doordat aan enkele ziekenfondsen reeds specialisten
verbonden zijn en door de poliklinieken van het Acad. Zieken
huis, kan hier ter stede, min- of onvermogen nimmer rede
zijn, dat eene goede behandeling achterwege moet blijven.
Op'blz. 7 onderaan lezen we: «Dit stelsel kan te Leiden even
eens zonder het minste bezwaar worden gevolgd Immers ook
sommige Leidsche ziekenfondsen hebben specialisten onder
hunne geneesheeren. Ook hier kan naar een polikliniek
nl. die van bet Acad. Ziekenhuis worden verwezenook
de kliniek van de Vereeniging tot bestrijding der tuberculose
en de wijkverpleging kunnen in onze gemeente hulp ver-
leenen". Welnu, op het mondelinge onderhoud met de moeders
na, en het overbodige bureau onderzoek, heeft hier te Leiden
hetzelfde reeds /plaats. Deze zin kunnen we dus voor Leiden
aldus lezenOok hier wordt door den huisarts naar een
polikliniek nl. die van het Acad. Ziekenhuis verwezen,
ook de kliniek van de vereeniging tot bestrijding der tuber
culose en de wijkverpleging verleent in onze gemeente hulp.
Iets verder lezen we: »Reeds nu worden, blijkbaar buiten
de verordeningen, geregeld tal van schoolgaande kinderen
van de 3e en 4e klasse scholen en van andere on- en min
vermogenden, voorzien van een briefje, afgegeven door een
der schoolartsen, door de verschillende specialisten van het
Acad. Ziekenhuis aldaar kosteloos geholpen." Dit mag ook
niet bij eene verordening geregeld worden, zoodat zeer terecht
onze Verordening daar niet van spreekt. Zij komen daar door
iet door den schoolarts aan de ouders door tusschenkomst
van het hoofd der school afgegeven briefje, of doordat de
ouders uit zich zelf, of door hun huisarts, naar die polikli
nieken of specialisten gaan.
De groote kosten verbonden aan de voorgestelde reorgani
satie zouden volgens Mr. v. d. Eist daarom gewettigd zijn,
omdat een zoo groot percentage tusschen 36% en 50% geen
of eerst na lang wachten den gegeven raad opvolgen om ge
neeskundige hulp in te roepen. Uit latere verslagen blijkt,
dat er van dit percentage nog een groot gedeelte door een
herhaalde aanschiijving zich onder geneeskundige behandeling
stelt, m. a. w. dit percentage dat gemiddeld op de verschillende
scholen 36% bedraagt van de niet besmettelijke ziekten (voor
de besm. ziekten is het percentage 100) is nog kleiner, naar
schatting verminderd tot 25% en wat zien we nu in de
verslagen van Groningen en den Haag? (in het volgend vei-
slag hopen we dit geschatte percentage in cijfers uit te
drukken).
Groningen, van 483 aandoeningen werd in 387 gevallen
het advies opgevolgd, onbehandeld bleven er
dus 96 of 20%.
den Haag. Ie maal opgeroepen 3496, verschenen 2878,
weggebleven 618 of 17%.
2e maal opgeroepen 2139, verschenen 1331,
weggebleven 808 of 37%.
Scheveningen. opgeroepen 717, verschenen 521, weggebleven
196 of 25°'o.
Deze cijfers spreken, terwijl niet vermeld is, hoeveel van
de opgekomenen zich toch niet onder behandeling hebben
gesteld, zoodat deze cijfers, wat de niet behandelden betreft,
vrij zeker nog grooter zijn.
Beschouwen we deze opgaven nauwkeuriger, dan kunnen
we zelfs op een verschijnsel ten voordeele van Leiden wijzen,
n 1. de schrikbarende toename der wegblijvers bij de 2e op
roeping, n.l. van 17 tot 37%, dus meer dan het dubbele.
We moeten dit als een slecht verschijnsel aannemen ten
opzichte van het nut van het onderzoek bureau en vreezen,
dat dit getal bij een 3e of 4e oproep tot 83% zal stijgen, n.l.
83% wegblijvers. Voor we van dit punt afstappen, willen wij
ei nog even op wijzen, dat het Leidsche cijfer voor de niet
besmettelijke ziekten slecht gemaakt wordt door de kinderen,
die in April voor het eerst op school komen. In April en Mei
onderzocht, wordt in Mei en Juni nagegaan, wie zich onder
behandeling hebben gesteld, daarna wordt het jaarverslag,
dat van Juli—Juli loopt, afgesloten. Bij onze bezoeken na 1
Juli treffen we reeds dadelijk kinderen aan, die onder behan
deling gekomen zijn, doch eerst vermeld worden in het vol
gende verslag in den rubriek«Oudere gevallen, die zich toch
nog onder behandeling hebben gesteld", daarenboven vinden
we onder Besmettelijke Ziekten een rubriek «Algemeene
ziekten, zoowel besmettelijke als niet besmettelijke ziekten."
In een willekeurig opengeslagen verslag vinden we iOO°/o be
handelden, waarvan dus een gedeelte niet besmettelijke
ziekten zijn; werden deze bij de andere niet besmettelijke
ziekten in rekening gebracht, dan zou het Leidsche cijfer nog
mooier zijn. We kunnen hieruit dë coöclusie trekken, dat de
ambitie van de ouders om hun kinderen onder behandeling
te stellen, veel grooter is wanneer het algemeene ziekten van
het gestel' betreft dan: slecht gezicht, adenoide vegetaties en
dergelijke aandoeningen. Aan het 2e bezwaar van het Leidsche
stelsel, het ontbreken van contact tusschen ouders en school
artsen' zou tegemoet te komen zijn, door bijv. een enkele
maal (hoogstens 1 X week> waarvoor de Zaterdagmiddag
dienst zou kunnen doen) een spreekuur te houden, waarop
de ouders der zieke kinderen inlichtingen kunnen krijgen,
of kunnen worden ontboden. De beperking van art. 3 onzer
Verordening »het geneeskundig toezicht zich meer in het bij
zonder bepaalt tot die aandoeningen, welke gevaar of schade
kunnen veroorzaken voor andere leerlingen" heeft haar ontstaan
te danken aan het feit, dat bij het tot stand komen van het
geneeskundig toezicht op de scholen, dit alleen gewenscht werd
voor besmettelijke ziekten. Om de schoolartsen het onderzoek op
niet besmettelijke ziekten mogelijk te maken en dus niet te
verbieden, werden de woorden «meer in het bijzonder" inge-
lascht. Dat er van deze toestemming veel gebruik is gemaakt, be
wijzen de tabellen in de jaarverslagen, doch we geven toe, dat
dit nu vrijwillig verrichte werk door andere titularissen door
gebrek aan ambitie sterk op den achtergrond zou kunnen
treden. Een wijziging in de verordening zou dit kunnen voor
komen. Aan de gegronde opmerking van Mr. v. d. Eist,
«ook zooals het toezicht nu is geregeld en werkt, valt er ter
voldoening aan art. 3, le lid al genoeg voor hen te doen en
zou niemand de beide titularissen er een verwijt van kunnen
maken, wanneer zij zich tot het onderzoek der in dat artikel
bedoelde ziekten beperkten" zou daardoor tegemoet gekomen
kunnen worden. «Wel blijkt uit de jaarverslagen en daarbij
behoorende tabellen, dat de Leidsche schoolartsen zich met
van het onderwijzend personeel.