5
van ooft", »op het veil bieden en verkoopen van visch", »op
den invoer, het vervoer, den doorvoer, de keuring van vee
en vleesch en den handel in vlpesch in de gemeente Leiden"
en »op den handel in en den vjerkoop van melk".
Art. 16.
Bij het in werking treden dezer verordening vervalt de
verordening van '20 Juni 1901 (Gemeenteblad no. 10).
De Commissie voor de Strafverordeningen.
Aan den Gemeenteraad.
No. 8.
Leiden, 7 Januari 1915.
Op 5 December j.l. is de termijn van aanstelling van den
Heer Dr. T. van Lohuizen weder verstreken.
Wij stellen U voor, onder overlegging van het advies van
den Heer Inspecteur der Gymnasia, den Heer van Lohuizen
weder voor een jaar te benoemen tot leeraar in de Natuur
kunde aan het Gymnasium en die benoeming te doen ingaan
op 5 December j.l. i
Curatoren van het Gymnasium
S. G. de Vries,
ivd. Voor zit tér.
de Jong,
Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 9.
Leiden, 8 Januari 1915.
Voor de benoeming van eene onderwijzeres aan (Je openbare
lagere school der 2ej klasse voor jongens en tneisjes, voor U.
L. O., No. 2, alhier, ter vervulling van de vacature wellte is
ontstaan door het ontslag, dat met ingang van 1 Januari 1915
eervol werd verleend aan Mej. Cl E. de Vos, hebben wij de
eer U, in overleg met den Arrondissements-Schoolopziener, na
ingewonnen bericht van het Hoofd der school, de navolgende
voordracht aan te bieden
1°. Mej. J. KOOLHAAS, onderwijzeres aan de O. Ij. school
der 4e klasse, No. 1, te Leiden
2°. Mej. M. S. DEN BLA AUWEN; onderwijzeres aan de O. L.
school der 3e klasse, No. 6, te Leiden;
3°. Mej. V. E. DIETRICH, onderwijzeres aan de O. L. school
der 4e klasse, Np. 1, te Leiden.
Met verwijzing naar de desbetreffende in de Leeskamer ter
inzage liggende stukken, verzoeken wij U alsnu tot eene be
noeming over te gaan.
Aan den Gemeenteraad.
Burg.*- en Wpth. tvan Leiden
It
N°. 10.
Leiden, 8 Januari 1915.
Zooals U bekend is, waren ook gedurende het afgeloopen
jaar de gemeenten Voorschoten, Warmond, Valkenburg,
Noordwijk en Wassenaar weder aangesloten bij den Leidschen
Keuringsdienst van eet- en drinkwaren tegen betaling van
eene vergoeding van 0.12 per jaar en per inwoner, terwijl
die dienst in 1914 eveneens werd uitgebreid over de gemeente
Sassenheim. v«j:i "u
Met het oog op het eindigen der overeenkomsten op 31
December j.l. wendden wij ons eenigen tijd geleden tot
Burgemeester en Wethouders der aangesloten gemeenten met
de vraag, of hunne gemeenten die overeenkomsten ook na 31
December 1914 wenschten verlengd te zien, terwijl wij daarbij
tevens aan hen mededeelden, dat het ons voornemen was
voor te stellen de vergoeding van ƒ0.12 te verlagen tot 0.10
per jaar en per inwoner.
Uit inlichtingen van den Directeur van den Keuringsdienst
toch hadden wij vernomen, dat de onkosten, welke de uit
breiding van den dienst over eenige buitengemeenten mede
brengt, thans, nu de controle buiten de stad een paar jaar
wordt uitgeoefend, kunnen worden gedekt door een bijdrage
van ƒ0.10 per jaar en per inwoner.
Van Burgemeester en Wethouders van Voorschoten, War
mond en Valkenburg ontvingen wij bericht, dat hunne ge
meenten op die voorwaarde bereid waren ook in 1915 bij
den Keuringsdienst aangesloten te blijven. Noordwijk en
Sassenheim meenden echter de overeenkomst voorloopig niet
te moeten verlengen met het oog op de tijdsomstandigheden,
terwijl Wassenaar ons mededeelde met ingang van 1 Januari
1915 een contract met de gemeente 's Gravenhage te hebben
aangegaan.
Blijkens het in de Leeskamer liggend rapport van den Di
recteur van den Keuringsdienst bestaat er uit financieel oog
punt geen bezwaar tegen, de overeenkomsten slechts met drie
buitengemeenten te verlengen, aangezien de verstverwijderde
gemeenten zich voor 1915 hebben teruggetrokken en die
gemeenten uit den aard der zaak meer uitgaven voor de uit
voering van den dienst vereischen, dan de dichterbij gelegen
gemeenten.
Wij stellen U mitsdien voor ons te machtigen de overeen
komsten met de gemeenten Voorschoten, Warmond en Val
kenburg in zake de uitbreiding van den Leidschen Keurings
dienst van eet- en drinkwaren over die gemeenten wederom
voor den tijd van één jaar, derhalve tot 1 Januari 1916, te
verlengen tegen eene vergoeding van ƒ0.10 per jaar en per
inwoner en overigens onder de bestaande voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 11.
Leiden, 8 Januari 1915.
Naar aanleiding van het in handen van ons College ter
afdoening gestelde adres van G. J. F. Biegman e. a. betref
fende de wijze, waarop in deze gemeente de boomen worden
gesnoeid, is door ons het advies ingewonnen van een drietal
deskundigen, die geacht kunnen worden als 'tware dagelijks
bemoeienis te hebben met gemeentelijke boombeplantingen,
en wel voornamelijk in gemeenten, die wat atmosferische en
hydrografische gesteldheid betreft, groote overeenkomst met
Leiden hebben.
In hun ter visie liggend rapport spreken die deskundigen,
de heeren L. A. Springer, Tuinarchitect te Haarlem, D.
G. Vervooren, Hoofdopzichter der gemeentelijke plantsoenen
te Rotterdam en P. Westbroek, Directeur der gemeentelijke
plantsoenen te 's Gravenhage, als hun oordeel uit, dat, zoo
lang de tegenwoordige boomenstand wordt gehandhaafd, in
het algemeen geen andere wijze van snoeien kan worden
gevolgd, dan thans. Intusschen komt het aan de deskundigen
voor, dat de afstand tusschen de boomen hier ter stede,
vooral waar bijna de geheele beplanting uit gewone Holland-
sche iepen bestaat, veel te klein is, om eene behoorlijke
ontwikkeling der boomen mogelijk te maken. Zij achten het
derhalve noodig op de meeste plaatsen om den ander een
boom uit de rij te rooien, waardoor het licht meer tusschen
de boomen door in de huizen zal kunnen dringen en tevens
het voordeel verkregen wordt, dat gedurende geruimen tijd
niet zal behoeven te worden gesnoeid, terwijl dan bovendien
met de wijze van snoeien naar omstandigheden kan worden
gehandeld.
Ten einde de door hen voorgestelde dunning der boomen
om den anderen evenwel niet ineens te ingrijpend te doen zijn,
zou daarmede naar het oordeel der deskundigen kunnen worden
aangevangen op die plaatsen, waar binnenkort tot snoeien
moet worden overgegaan. Geleidelijk kan de maatregel dan
op andere plaatsen worden toegepast.
Ons College kan zich, evenals de Commissie van Fabricage,
in het algemeen wel vereenigen met het advies der deskundi
gen, om de boomen om den anderen te rooien, evenwel met
deze restrictie, dat tot de voorgestelde dunning niet moet wor
den overgegaan, wanneer daarvan het gevolg zou zijn, dat
de overblijvende boomen te ver van elkander zouden komen
te staan en men dus te groote hiaten zou te zien krijgen.
Ten opzichte van de boomen, die in dezen winter voor
snoeiing in aanmerking komen, is nu nagegaan, in hoeverre
het advies der deskundigen moet worden opgevolgd en als
resultaat van een en ander meenen wij nu, dat tot rooiïng
van de boomen, welke op den staat A. zijn aangeduid, moet
worden overgegaan. Wij merken hierbij op, dat deze boomen
niet alle behoeven te worden verkocht; de tusschen haakjes
geplaatste cijfers geven n.l. het aantal boomen aan, dat voor
overplanting naar elders vatbaar is.
Omtrent het rooien van enkele boomen bestaat in ons Col
lege geene eenstemmigheid. De minderheid in ons College
toch meent, overeenkomstig het gevoelen der Commissie van
Fabricage, dat ook de 19 kastanjeboomen aan de oostzijde
van den Stationsweg, welke grootendeels in de aldaar aan
wezige voortuintjes staan, welstandshalve moeten verdwijnen.
Ook met de Commissie van Fabricage gaan wij niet geheel
accoord. Deze Commissie toch wenscht o.a. de 22 iepen op
het trottoir aan de westzijde van den Stationsweg in tegen
stelling met ons gevoelen, te behouden, terwijl zij ook gekant
is tegen het vellen der middelste rij boomen op de Jan van
i ff
t' r j 1
1