154 Art. 18. De aangeslotene, die zich bezwaard acht door eenige hande ling van de Directie, kan hierover schriftelijk zijn beklag' indienen bij Commissarissen, aan wie in deze de beslissing blijft. Art. 19. Wijzigingen, welke in deze verordening of in de voorschriften voor de binnenleidingen mochten worden gebracht, zullen zoo spoedig mogelijk bekend gemaakt worden. Art. 20. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1915. Op dat tijdstip vervalt de verordening van 9 Januari 1896 (Bern. Blad No. 1), gelijk deze laatstelijk gewijzigd is bij verordening van 17 November 1910 (Gem. Blad No. 25). F. VERORDENING, betreffende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. Art. 1. De aanvraag tot aansluiting aan het kabelnet der Electri- citeitsfabriek geschiedt door invulling en onderteekening van een ten kantore der Stedelijke Fabrieken van Gas en Elec triciteit kosteloos verkrijgbaar formulier, door den hoofdbewoner van een perceel, die geacht wordt de aanvrage voor zijne rekening te hebben gedaan. Dit formulier wordt vastgesteld door Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit en bevat onder meer opgave van de soort, het aantal en de grootte der aan te sluiten verbruikstoestellen, de toestemming van den eigenaar van het perceel tot het aldaar aanbrengen, hebben en weg nemen van den aansluitkabel en daarbij behoorende toestellen, en een verklaring van den aanvrager, dat hij zich onderwerpt aan de hieronder volgende voorwaarden en de wijzigingen, welke daarin mochten worden gebracht. Onder perceel wordt verstaan dat gedeelte van eene woning of van een reeks van woningen, dat een samenhangend geheel vormt en door één gezin wordt bewoond. De Directie is bevoegd, te harer beoordeeling, ook aan andere aanvragen dan van hoofdbewoners te voldoen. Art. 2. De aansluiting kan, onverminderd het in de artt. 5 en 17 bepaalde geweigerd worden, indien 1. de straatkabel naar het oordeel van Commissarissen te ver van het aan te sluiten perceel is verwijderd of de straat kabel niet zwaar genoeg is, of de aansluiting hinder in het kabelnet zou veroorzaken. 2. de aansluiting verlangd wordt voor tijdelijke doeleinden, zooals voor illuminatiën, verlichting van tenten, enz. 3. de aansluiting moet dienen als aanvulling van een elec- triscbe inrichting of als reserve. Wordt in een der in dit artikel genoemde gevallen aan sluiting gegeven, zoo kunnen Commissarissen daaraan bijzon dere voorwaarden verbinden. Art. 3. Wanneer ter voldoening aan aanvragen voor levering van electriciteit buiten de gemeente het kabelnet zal moeten worijen uitgebreid of verzwaard, berust de beslissing: voor aanvragen op een afstand van minder dan 1000 meter van de grens der gemeente Leiden of van de grenzen van gemeenten, waarmede door de gemeente loeiden bijzondere overeenkomsten voor electriciteitslevering zijn gesloten, bij Commissarissen; voor aanvragen op verderen afstand bij den Gemeenteraad. Art. 4. Het maken en het onderhouden der aansluiting, vanaf den straatkabel tot en met den meter, incl. den eventueel te plaatsen transformator, geschiedt door en voor rekening der Electriciteitsfabriek, behoudens de voor den meter verschul digde huur. Vernieuwing of wijziging van een bestaande aansluiting op verzoek van belanghebbenden geschiedt echter uitsluitend tegen vergoeding van de werkelijke kosten. Ditzelfde geldt voor het maken van meerdere aansluitingen in eenzelfde perceel. Indien tusschen den straatkabel en den electriciteitsmeter meer dan 10 M. aansluitkabel moet worden gebruikt, is voor dat meerdere gedurende zes jaren jaarlijks 25 ets. huur per strekkenden meter verschuldigd. Is een voldoend aantal ver bruikers, zulks ter beoordeeling van Commissarissen, door middel van eenzelfden kabel aangesloten, zoo wordt deze geacht straatkabel te zijn en is geen huur verschuldigd. De huisaansluitingskast en de meter met toebehooren moeten, wanneer dit door de Directie noodig geoordeeld wordt, door en voor rekening van den aanvrager worden betimmerd; de benoodigde ruimte voor de plaatsing van bovengenoemde toestellen, alsmede voor de plaatsing vaneen eventueel benoodigden transformator zal geheel ten genoegen van Commissarissen door den verbruiker kosteloos ter be schikking van de Electriciteitsfabriek worden gesteld. De Electriciteitsfabriek heeft het recht, zonder eenige ver goeding meerdere installaties op genoemden transformator of op bij te plaatsen transformatoren aan te sluiten. Ditzelfde geldt voor meerdere aansluitingen op eenzelfden huisaansluitkabeleventueel voor een en ander benoodigde kabels of geleidingen, op rekening van de Electriciteitsfabriek aan te brengen, moeten, tenzij hierdoor, ter beoordeeling van Commissarissen, voor den eigenaar of verbruiker schade of hinder ontstaat, door hem in zijn perceel worden geduld. Art. 5. Het aanleggen en het onderhouden der binnenleiding (aan leg achter den meter) geschiedt behoudens het bepaalde in de artt. 6 en 7 ten aanzien van woonhuizen, vanwege den aanvrager. Een nieuwe of gewijzigde binnenleiding wordt slechts aan gesloten, indien zij voldoet aan door Commissarissen vast te stellen voorschriften. Deze voorschriften houden bepalingen in betreffende de wijze van aansluiting en aanleg der binnenleiding, de te gebruiken grondstoffen, de overlegging, voor zoover noodig, van teekeningen en opgaven, het toezicht van en de keuring door de Directie, de wijziging en uitbreiding van aangesloten binnenleidingen. Het toezicht en de keuring alsmede alle door de Directie te verstrekken inlichtingen, geschieden kosteloos, zonder dat hiervoor eenigerlei verantwoordelijkheid voor de Electriciteits fabriek wordt aanvaard. Ten aanzien van binnenleidingen in perceelen die, op het oogenblik dat aansluiting aan het kabelnet der Electriciteits fabriek gevraagd wordt, reeds van electrischen stroom worden voorzien, kan onder door de Directie te stellen voorwaarden van de door Commissarissen vastgestelde voorschriften worden afgeweken. Van iedere voorgenomen wijziging in een bestaande binnen leiding, daaronder begrepen wijziging van lampen of motoren, moet aan de Directie vooraf schriftelijk kennis worden gegeven'. Voor de aansluiting van een gewijzigde binnenleiding geldt het in art. 2 bepaalde. Art. 6. Ter beoordeeling van Commissarissen kan in woonhuizen, op aanvrage van den eigenaar of van den huurder van een perceel, in het laatste geval met schriftelijke toestemming van den eigenaar, door en voor rekening der gemeente eene binnenleiding worden aangelegd tegen een jaarlijksche huur van f 0.60 per aansluitingspunt van 1 tot 3 gloeilampen a 50 Watt of het aequivalent daarvan. De voor den aanleg te betalen jaarlij ksche huur zal echter nimmer minder dan f 6.bedragen. De huur voor den aanleg vervalt, als zij gedurende 10 jaar onverschillig door wien, is voldaan. De hier bedoelde binnenleiding strekt zich uit tot de vaste leidingen met toebehoorenzij blijft het eigendom der Gemeente. De aanschaffing en opstelling van verlichtingstoestellen, gloeilampen en verdere voorwerpen, die door den stroom gevoed of gedreven worden, geschiedt door en voor rekening van den aanvrager; deze voorwerpen blijven zijn eigendom. De gebruiker verplicht zich voorts zorg te dragen voor het onderhoud der geheele binnenleiding. Uitbreiding van een van gemeentewege gelegde leiding kan alleen geschieden voor rekening van den eigenaar of van den huurder. De eigenaar of huurder kan zich te allen tijde den eigendom der binnenleiding verzekeren tegen betaling van een door de Directie vast te stellen som, bij welker bepaling zoowel met de kosten van aanleg als met de reeds betaalde huur wordt rekening gehouden. Art. 7. Ter beoordeeling van Commissarissen kunnen in woonhuizen door en voor rekening der Gemeente binnenleidingen worden aangelegd, omvattende per perceel ten hoogste 5 aansluitings- punten, elk met één lamp ingericht, met eenvoudige orna menten, voor welke installatie per abonnement volgens het tarief in art. 10 sub. C opgenomen, wordt betaald. Deze leidingen kunnen alleen worden aangelegd in per ceelen, waarvan de huurwaarde bij de week wordt uitge-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 8