146 DONDERDAG 22 OCTOBER 1914. Wij kunnen dit voorstel beter behandelen bij de begrooting, wanneer wij den financieelen toestand van 1915 onder oogen zien; dan kunnen wij er kalm over praten. Wanneer wij dat doen, geloof ik dat dit zeer zal leiden tot bekorting van de discussie, daar anders toch bij de begrooting weder over dit punt zal worden gesproken. De heer Fokker. M. d. V. Ik ben in de gelegenheid, omdat ik zelf heb medegewerkt bij het samenstellen van het verslag, nl. als algemeen rapporteur, den Raad mede te deelen, dat er over deze zaak niet alleen in de verschillende secties breedvoerige beschouwingen zijn gehouden, doch dat die ook zeer breed voerig in het verslag zijn opgenomen, en verder, dat een der leden een zeer interessante fmancieele uiteenzetting naar aanlei ding van deze quaestie heeft gegeven. En ik zou het betreuren, als de heeren die in de secties niet tegenwoordig zijn geweest, daarvan geen kennis zouden nemen bij de behandeling van dit voorstel. En daarom steun ik het voorstel van den heer Heeres om deze quaestie te behandelen bij de begrooting. Misschien is de begrooting dan wel niet op één dag afgeloopen, maar men ziet in andere plaatsen ook wel, dat de begrooting na den 1sten November wordt vastgesteld en ik geloof dat het belang van de zaak medebrengt, dat zij behoorlijk onder de oogen wordt gezien en besproken. Of wij nu een of twee dagen zitten, dat behoeven wij ons niet aan te trekken. De Voorzitter. Dit heeft niets met de zaak te maken. De heer Fokker zwemt gaarne tegen den stroom op. Nu hebben wij gezegd: laten wij de zaken nu dit jaar eens kort behan delen, terwijl de heer Fokker denkt: neen, laten wij dit nu eens anders doen dan elders. Als wij er vroeger 1 dag over gedaan hebben, dan moeten wij nu hier in Leiden, in dit bijzondere jaar, er eens 2 dagen over doen. De heer van der Lip. Ik zou even willen opmerken, dat wij nu al lang genoeg over deze zaak hebben gepraat. Burge meester en Wethouders hebben het voorstel van den heer tleeres om dit onderwerp tot de volgende vergadering aan te houden, overgenomen en daarmede is de zaak uit, tenzij dat een lid een tegenvoorstel doet,. De Voorzitter. Wil de heer Sijtsma een tegenvoorstel doen Zoo niet, dan nemen Burgemeester en Wethouders het voor stel van den heer Heeres over. In verband hiermede wordt punt 9 van de agenda afgevoerd. X. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbouwing der school 3e klasse No. 1 aan het Plantsoen. (Zie Ing. St. no. 219.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. XI. Voorstel inzake de gewijzigde bestemming van de over gebleven gelden van de Cholera-commissie van 1866. (Zie Ing. St. No. 226.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies besloten. De Voorzitter. Verlangt nu nog iemand het woord? De heer A. Mulder. M. d. V. Nu de nieuwe St. Jansbrug is geopend voor de passage, al is het met een hulpleuning, zou ik Burgemeester en Wethouders toch wel ernstig in over weging willen geven eens na te gaan, of het niet hoog noodig is, dat de boden-vrachtwagens die op de Hoogstraat staan, een andere plaats krijgen. Het uitloopen uit de Donkersteeg is zeer verbeterd, maar de passage blijft nu belemmerd door die bodenwagens. Ik geloof werkelijk, dat het in het belang is van het verkeer en overeenkomstig de bedoeling, die men op het oog heeft gehad bij den bouw van de nieuwe brug, wanneer rnen die wagens een andere plaats geeft. Zou men ze bijv. geen standplaats kunnen geven op de Hooglandsche Kerkgracht? Ik meen, dat dit ook in het belang zou zijn van de neringdoenden, die aan de wagens hun boodschappen moeten afleveren. Nu de wagens op verschillende plaatsen staan, is het een verschrikkelijk uitzoeken, waar de wagens voor de verschillende dorpen staan. Dat zal veel gemakkelijker zijn, wanneer ze alle staan op de Hooglandsche Kerkgracht. De heer Fischer. Ik wil den heer Mulder gaarne de ver zekering geven, dat deze quaestie met den meesten ernst zal worden overwogen. De heer Fokker. Waar de Wethouder toezegt, dat deze zaak zal worden overwogen, zou ik willen vragen of daarbij dan ook met de belangen van den middenstand, van de winke liers, rekening zal worden gehouden. De Voorzitter. Ja zeker! De heer Fokker. Ik geloof toch, M. d. V., dat de heer Mulder deze zaak meer heeft bekeken uit een oogpunt van fabricage, dan wel uit een oogpunt van het belang der winkeliers. Ik geloof, dat verplaatsing van de wagens naar de Hooglandsche Kerkgracht, niet zal zijn in het belang van den middenstand. Het is niet alleen een technische quaestie, maar ook een quaestie van welvaart voor een heele categorie van personen. Niemand verder het woord verlangende wordt de vergade ring gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 10