GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 129 INdEKWHES ÜTVKKEK. N°. 226. Leiden, 19 October 1914. Door bemiddeling van eene commissie, bestaande uit de Vin- centiusvereeniging en diakenen der Nederd. Herv. Gemeente en met toestemming der militaire autoriteiten wordt het over gebleven eten der hier tijdelijk in garnizoen zijnde militairen in het gebouw van genoemde vereeniging verdeeld onder hen, die daarvoor blijkens door het Steun-Comité Leiden 1914 af gegeven kaarten in aanmerking komen. Aan velen wordt op die wijze een kosteloos maal verstrekt. De aan deze uitdeeling verbonden kosten van vervoer enz. werden tot nog toe be streden uit een ter beschikking van ons College zijnde fonds. Nu dit fonds is uitgeput, zouden wij U willen voor stellen de onkosten verder te bestrijden uit de overgeble ven gelden van de Cholera-commissie van 1866, welke gelden tengevolge van belegging op de Leidsche Spaarbank, thans een waarde van bijna 1200 vertegenwoordigen. De gelden werden in 1892 door Mevr. van Kaathoven uit de nalatenschap van wijlen haar echtgenoot Dr. J. van Kaat hoven ter beschikking van de gemeente gesteld, onder bepaling, dat door Uwe Vergadering kon worden beslist, welke bestem ming daaraan zou behooren te worden gegeven. Bij raadsbesluit van 17 Maart 1892 (Ingek. Stukken no. 63) werd daarop besloten, dat bedoelde gelden onder beheer van ons College zouden worden gesteld, teneinde daarover bij .voorkomende epidemieën ter ondersteuning van behoeltigen te beschikken. Het komt ons voor, dat er met het oog op de tegenwoor dige tijdsomstandigheden alleszins termen zijn het raadsbesluit van 17 Maart 1892 in dien zin te wijzigen, dat de gelden ook mogen worden bestemd voor het bovengenoemde doeleinde en wij geven U mitsdien in overweging dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en YVeth. van Leiden. No. 227. Leiden, 20 October 1914. De Commissie van Financiën heeft naar aanleiding van het in hare handen gesteld voorstel van B. en W. tot af wijking van het Raadsbesluit van 17 November 1910 om het geheele bedrag dat door de lichtfabrieken over het jaar 1915 van de haar verstrekte kapitalen aan de gemeente wordt afgelost, te brengen onder de gewone middelen, het volgende te rapporteeren. Hoewel de Commissie het op hoogen prijs stelt dat B. en W. met het oog op de ontzettende zware druk die door rijks- en gemeentebelastingen op de ingezetenen zal worden gelegd, eenige verlichting trachten te brengen, is zij eenparig van oordeel, dat het genoemde middel niet mag worden aangegrepen. Het is een stap in de verkeerde richting, het is een stap op een weg die tot schromelijke ontreddering der gemeentefinanciën zou leiden. Daar een der leden der Commissie reeds gelegenheid heeft gevonden zijne bezwaren tegen het voorstel in het breede te ontwikkelen, kan de Commissie in haar rapport zeer kort zijn en ontraadt zij ernstig de aanneming van het voorstel van B. en W. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 228. Leiden, 20 October 1914. De Commissie van Financiën heeft de eer U te rapportee ren, dat zij geen bezwaar heeft de gelden, benoodigd voor de verbouwing der school aan de Binnenvestgracht, te vinden als door B. en W. in den daarbij overgelegden staat is aan gegeven, als de Raad tot de verbouwing mocht besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 229. Leiden, 21 October 1914. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij geene bedenking heeft tegen het voorstel van Burge meester en Wethouders (Ing. St. No. 220), om het daarbij bedoelde gedeelte der Buitenlaan zonder eenige kosten voor de gemeente in eigendom en onderhoud bij de gemeente over te nemen. Zij adviseert U derhalve dienovereenkomstig te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 230. Leiden, 21 October 1914. Bij raadsbesluit van 30 Juli 1914 werd, met ingang van 15 October daaraanvolgende, aan Mej. E. G. de Haan eervol ontslag verleend uit hare betrekking van hoofdonderwijzeres aan de openbare bewaarschool aan de Oude Vest alhier. Voor de benoeming van eene opvolgster van Mej. de Haan hebben wij thans de eer U, ingevolge het bepaalde bij artikel 3 der verordening van den 13en Mei 1869 (Gemeenteblad No. 7 van dat jaar), bepalende het personeel aan de openbare bewaar scholen in deze gemeente verbonden, de volgende voordracht aan te bieden. 1°. Mej. J. C. BAARS, hoofd der Nutsbewaarschool te Aalten; 2°. Mej. A. VAN VREENINGEN, hoofd eener bewaarschool te Dokkum; 3°. J. M. STAKENBURG, hoofd der Nutsbewaarschool te Geldermalsen. Met verwijzing naar het te dezer zake door de Commissie voor de bewaarscholen uitgebracht advies, hetwelk, met de sollicitatiestukken, in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd, noodigen wij U uit thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 231. Leiden, 22 October 1914. Ter voorziening in de vacature van een lid der Commissie tot wering van schoolverzuim, welke den 30en November a.s. zal ontstaan tengevolge van de periodieke aftreding van den heer L. G. van Dorp, hebben wij de eer U, overeenkomstig het bepaalde bij art. 2 van het Koninklijk Besluit van 16 November 1900 (Staatsblad No. 200), de volgende aanbeveling van twee benoembaren aan te bieden: 10. L. G. VAN DORP; 2°. L. A. WEHNER. Wij verzoeken U thans tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 1