G. Henri Sijthoff. 128 3°. dat het riool aande noord-westzijde voorzien worde van één eindruimdamkast, inw. wijd 1.97 X 0-60 M., met den bodem binnenwerks op een diepte van 1.30 M. -r- N.A.P., met wanden en bodem ter dikte van ten minste 27 cM., van klinkers in sterke specie te metselen op een houten rooster werk en op door Burgemeester en Wethouders nader aan te geven hoogte af te dekken met platen van voldoende zwaarte, van ijzer, hardsteen of cementijzer; 4°. dat aan beide einden van het gedeelte sloot geplaatst worde een schoeiing, met ijzeren hek, waarvan teekening en constructie vooraf door Burgemeester en Wethouders moeten zijn goedgekeurd; 5°. dat op de nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen plaatsen, 2 gegoten ijzeren straatkolken, van het door de gemeente gebruikt wordende model, worden geplaatst, die door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd 20 cM. met het riool worden verbonden. De gemetselde putjes achter de kolken, zoowel als die op het riool, af te dekken met ijzeren platen, groot resp. 50 X 50 en öOX^OcM. en dik 1 cM. 0°. dat het riool met ruimdamkast, alsmede de straatkolken met de Engelsch aarden buizen eigendom worden van de gemeente; 7°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het bureau van gemeentewerken 8°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de gemeente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester en Wethouders; 9°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den 1 Januari 1915 geen gebruik is gemaakt; 10°. dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaamheden worde gemaakt, alvorens door adressant een waarborgsom van f 150.ten kantore van den Gemeente-ontvanger zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de bovengestelde voorwaarden B. het gedempte gedeelte sloot aan adressant in gebruik te geven, ten einde tot tuin te worden ingericht, tegen betaling van f 0.05 per M2, onder voorwaarde: a. dat het van den weg worde afgescheiden door middel van een op steenen voet geplaatst ijzeren hek, te maken volgens door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde teekening en constructie; b. dat de gemeente te allen tijde kosteloos in de gelegenheid gesteld worde het riool en de ruimkast of de loozingen, zoo noodig te reinigen, te herstellen, te verleggen of daarop aan sluitingen te maken; c. dat op de eerste aanzegging van Burgemeester en Wet houders de tuin opgeruimd en het terrein ter beschikking van de gemeente gesteld worde; C. te besluiten dat, indien door adressant van de onder B genoemde vergunning geen gebruik wordt gemaakt, het ge dempte gedeelte sloot, dat gemeente-eigendom is, door en voor rekening van de gemeente zal worden verhard. D. te bepalen dat, indien door adressant tot bebouwing van het hem toebehoorend perceel Kad. Sectie M no. 1938 wordt overgegaan en in verband daarmede het terreinstrookje tusschen de rooilijn en de gemeentelijke eigendomsgrens aan de gemeente in eigendom wordt overgedragen, de ingebruik- geving als tuin overeenkomstig het bepaalde sub B, c.q. de verharding overeenkomstig het bepaalde sub C, ook zal gelden ten aanzien van dit terreinstrookje. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der gemeente Leiden. Edelachtbare Heeren, De ondergeteekendeG. H. Sijthoff, wonende Witte Singel No. 95 te Leiden, verzoekt Uw College beleefd vergunning tot dempen eener sloot, gelegen voor perceel Kadastraal ge nummerd 1938 over een lengte van ongeveer 26 Mr. op bij gaande situatie aangegeven door de letters a. en b. Hoogachtend N°. 224. Leiden, 16 October 1914. Ter vervulling van de vacature van leeraar in het rekenen aan de afdeeling B. der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen alhier, ontstaan tengevolge van het aan den heer A. A. Caljé verleend eervol ontslag, hebben wij de eer U de navolgende voordracht aan te bieden, welke voordracht, ingevolge artikel 4 der verordening van den 21sten Maart 1912 voor de Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te Leiden, door ons is opgemaakt, na overleg met den Direc teur dier inrichting, en wel uit de sollicitanten die zich, na gedane oproeping, voor die betrekking hebben aangemeld. 1°. J. BROEZE, hoofd der openbare lagere school 4e klasse n°. 2 te Leiden 2°. M. VAN WAMELEN, hoofd der openbare lagere school 2e klasse, aan de Heerenstraat te Leiden. Onder mededeeling, dat het ter zake door den Directeur der Kweekschool uitgebrachte advies in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd, verzoeken wij U alsnu tot de benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 225. Leiden, 16 October 1914. Door de hoofden der openbare lagere scholen 4e klasse Nis 1 en 2 alhier, wordt, blijkens hunne in de Leeskamer ter inzage liggende adressen, verzocht om overplaatsing als hoofd naar eene der openbare scholen der 3e klasse in deze ge meente. In verband met de vacature van hoold der school der 3e klasse, No. 3, aan de Mare alhier, ontstaan tengevolge van het met ingang van 16 October 1914 verleend ontslag aan den heer A. A. Caljé, zouden wij U nu mits daartegen bij den Distriets-Schoolopziener geen bezwaar bestaat wil len voorstellen, thans den heer F. W. Zeelenberg, hoofd der openbare school 4e klasse No. 1, die het langst in deze ge meente als hoofd van eene der beide scholen 4e klasse in functie is, naar de school der 3e klasse aan de Mare over te plaatsen. Mitsdien geven wij U in overweging te besluiten, het bij artikel 29, 7e lid, der Wet op het Lager Onderwijs bedoelde overleg met den Distriets-Schoolopziener te openen, ten einde tot de overplaatsing van den heer Zeelenberg van de school 4e klasse No. 1 naar de school 3e klasse No. 3 te geraken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 2