GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 125 IKeEKOXEN STUKKEN. N°. 215. Leiden, 30 September 1914. Tegen inwilliging van bijgaand verzoek van den heer A. A. Caljé, om eervol ontslag als hoofd der openbare school der 3e klasse No. 3 en als leeraar in het rekenen aan de Afdeeling B. der Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen alhier, bestaat bij ons college geen bezwaar. Mitsdien geven wij Uwe Vergadering in overweging aan den heer A. A. Caljé, op zijn verzoek, eervol ontslag uit zijne hierbovengenoemde betrekkingen te verleenen en dat ontslag te doen ingaan op 16 October 1914. De ter zake door den Districts-Schoolopziener en den Directeur der Kweekschool uitgebrachte adviezen zijn in de Leeskamer ter inzage nedergelegd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 26 September 1914. Ondergeteekende, Antonie Albertus Caljé, hoofd der open bare lagere school 3de klasse n°. 3 en leeraar in het Rekenen aan de Atdeeling B der Kweekschool ter opleiding voor onder wijzer en onderwijzeres, heeft de eer te verzoeken, dat hem eervol ontslag uit ge noemde betrekkingen verleend wordt. Aangezien hem te kennen gegeven is, dat het zeer gewenscht is, de nieuwe betrekking, die hij gaat vervullen, zoo spoedig mogelijk te aanvaarden, zou hij gaarne ingewilligd zien, dat, met afwijking van hetgeen daarover bij verordening bepaald is, de datum van ingang van het eervol ontslag gesteld werd op 16 Oct. e. k. 't Welk doende, enz. A. A. Caljé. Aan De Edelachtbare lleeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 216. Leiden, 2 October 1914. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij tegen de vaststelling van den suppletoiren begrootings- staat ad. 1000.— geen bezwaar heeft, indien de Raad besluit tot overneming van het voorstel van Burgemeester en Wet houders tot het slaan van een pijpwel op het terrein van het Openbaar Slachthuis. (Zie Ing. St. No. 209.) Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 217. Leiden, 4 October 1914. Tegen inwilliging van nevensgaand verzoek bestaat bij ons College geen bezwaar. Wij geven U mitsdien in overweging aan de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen vergunning te verleenen tot het bouwen van twee houten bergplaatsen, gedekt met pannen, op het terrein aan den Haagweg, kad. bekend Sectie M No. 2808, overeenkomstig de overgelegde teekening. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Utrecht, 19 September 1914. Namens de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoor wegen te Utrecht, heb ik de eer Uw College vergunning te verzoeken voor het bouwen van twee houten bergplaatsen met pannen gedekt, volgens de hierbij in drievoud gevoegde teekeningen en materiaalstaat. De Sectie-Ingenieur, bij de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, K. den Tex. No. 218. Leiden, 6 October 1914. In verband met het hooge bedrag, dat volgens de concept- begrooting voor 1915 aan plaatselijke directe belasting zou moeten worden opgebracht, alsook met het oog op de tegen woordige buitengewone tijdsomstandigheden, zijn door ons College middelen overwogen, om tot verlaging van dat bedrag te geraken. Een dier middelen, tengevolge waarvan het door de belasting schuldigen aan inkomstenbelasting te betalen bedrag met ongeveer f 89000.kan worden verminderd en dat naar ons oordeel, gegeven de tegenwoordige tijdsomstandigheden, thans mag worden toegepast, komt op het volgende neer. Zooals U bekend is, lossen de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit de haar door de gemeente verstrekte kapitalen voor uitbreiding en vernieuwing van het bedrijf in ongeveer 20 jaar af, of wel ieder jaar 5 De gemeente zelf daarentegen sluit hare geldleeningen in de laatste jaren met eene aflossing in ten hoogste 40 jaar, d. i. dus 2f per jaar. Van het door de lichtfabrieken als aflossing betaalde bedrag wordt dientengevolge ongeveer de helft onder de gewone middelen verantwoord (zie volgn. 26 der concept- begrooting), teneinde dat bedrag aan de geldschieters der gemeente te kunnen aflossen, terwijl de andere 2i onder de buitengewone ontvangsten wordt gebracht en onder de uitgaven op den post «Aankoop van rentegevend goed" wordt geboekt, derhalve voor kapitaliseering wordt bestemd (zie volgnrs 60 en 230). Aangezien de gemeente echter in de laatste jaren steeds heeft moeten leenen voor buitengewone werken, zijn de voor kapitaliseering bestemde gelden in mindering gekomen van de door de gemeente te leenen kapitalen. De op de concept-begrooting voor 1915 onder de buiten gewone ontvangsten gebrachte aflossingsgelden der licht fabrieken ten bedrage van 89851.zouden wij nu voor 1915, en mocht het noodig zijn ook voor 1916, onder de gewone middelen willen verantwoorden en, aangezien die gelden niet aan de geldschieters behoeven te worden afge lost, daarmede den voor hoofdelijken omslag geraamden post verminderen. Het vermenigvuldigingscijfer kan dan ongeveer 1 lager worden, dan wanneer aan het oorspronkelijk bedrag wordt vastgehouden. Natuurlijk mag het door ons voorgestelde middel, om tot verlaging van het uit de inkomstenbelasting te heffen bedrag te geraken, slechts bij hooge uitzondering worden toegepast. Terwijl in gewone omstandigheden toch reeds na 20 jaar als 't ware het kapitaal zou zijn gevormd, om daaruit aan de lichtfabrieken de gelden te leenen, die tezijnertijd voor uit breidingen noodig zullen blijken te zijn, zal dit thans eerst een jaar later het geval zijn. Doch, zooals wij reeds zeiden, met het oog op het hooge belastingcijter en de buitengewone tijdsomstandigheden achten wij het toepassen van den maat regel thans gerechtvaardigd, te meer omdat eene aflossing in 20, respectievelijk 40 jaar, altijd eenigszins willekeurig is en dus ook op 21, resp. 40| jaar had kunnen zijn bepaald. Bovendien worden ook de kapitalen, die geleend zijn voor aankoop van ongebouwde eigendommen, nog in den gewonen tijd afgelost, zoodat ook met het oog daarop ons uitzonde- ringsvoorstel zeer goed te verdedigen is. Indien evenwel de toestand na verloop van enkele jaren zich ten goede mocht hebben gekeerd, is het ons plan U voor te stellen het thans onder «gewoon", in plaats van onder «buitengewoon" verantwoorde bedrag, weder onder de buitengewone middelen terug te brengen en alsnog voor kapitaliseering te bestemmen. Op grond van een en ander geven wij U derhalve thans in overweging goed te keuren, dat in afwijking van het raadsbesluit van 17 November 1910 het geheele bedrag, dat door de lichtfabrieken over het jaar 1915 van de haar ver strekte kapitalen aan de gemeente wordt afgelost, onder de gewone middelen wordt gebracht. De wijzigingen, die bij aanneming van ons voorstel de verschillende posten der be grooting moeten ondergaan, zullen U bij de Memorie van Antwoord worden kenbaar gemaakt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N#. 219. Leiden, 9 October 1914. Reeds geruimen tijd geleden vestigde het hoofd der open bare lagere school 3e klasse No. 1 aan het Plantsoen onze aandacht op de zeer bekrompen afmetingen van een viertal lokalen dier school, tengevolge waarvan, zeer ten nadeele van het onderwijs, zoowel de gangpaden tusschen de banken onderling, als ook die achter de klassen en aan de zijkanten veel te nauw waren of zelfs in het geheel niet bestonden. Alleen op die wijze toch en door gebruik te maken van banken van een verouderd model, dat overal elders sedert langen tijd door een beter is vervangen, was het mogelijk de leerlingen der 9e, 10°, lle en 12e klasse in de bedoelde lokalen onderwijs te doen geven. Een en ander kan men meer uit voerig lezen in het ter visie liggend schrijven van het hoofd der school. Aangezien ons deze klachten alleszins gegrond voorkwamen, verzochten wij den Directeur van Gemeentewerken ons mede te deelen, of, en zoo ja op welke wijze, naar zijn oordeel in den toestand verbetering kon worden gebracht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 1