119
den uitgeoefend. De toelating zou echter afhankelijk moeten
zijn van enkele eenvoudige eischen, eventueel met tijdelijke
schorsing van de bestaande bepalingen.
Die eischen zouden zijn:
1°. contributie-plicht voor alle leden tusschen 16 en GO jaar;
2U. het voortgaan met het storten der contributies aan de
werkloozenkas door de nog werkende leden;
3°. het storten van een nader goed te keuren bedrag in de
werkloozenkas indien de Vereeniging zoo'n afzonderlijke kas
er niet op na hield;
4°. het aanvaarden van de controle door het werkloozenfonds.
5°. de plicht der werkloozen om »passend" werk te aan
vaarden ook buiten hun woonplaats, mits niet beneden het
standaardloon ter plaatse waar werk is aangeboden.
Dientengevolge moet de werklooze zich bij een arbeidsbeurs
doen inschrijven.
Teneinde voor de verzekering der leden van nationale bon
den niet onnoodig de administratie van het Hoofdbestuur te
verzwaren, moet er geen verhindering zijn dat de werkloos-
heidskas voor een nationale vereeniging voor zoover het betreft
de leden in de betrokken gemeente toegelaten wordt.
Bovendien zou zoo'n werkloosheidskas ook aanspraak mogen
maken op de uitkeering voor leden buiten de betrokken ge
meente maar in de onmiddellijke nabijheid daarvan gevestigd.
De kosten die daarvoor aan het werkloozenfonds werden ver
oorzaakt, zouden geheel voor Rijksrekening zijn.
Indien er over de toepassing dezer regeling tusschen het
werkloozenfonds en de kassen geen overeenstemming zou wor
den verkregen, ware de beslissing te aanvaarden van een door
mij aan te wijzen arbiter.
Tenslotte zij nog opgemerkt, dat de kassen in dezen tijd be
zwaarlijk de uitkeeringen kunnen «voorschieten" en dat door
de gemeente omtrent de uitbetaling van den bijslag zoodanige
maatregelen zullen genomen moeten worden dat de kassen
over de middelen beschikken om de uitkeeringen te betalen.
Het zal wel niet noodig zijn de aandacht van Uw bestuur
erop te vestigen, dat het in werking stellen van bovenbedoelde
regeling zeer snel zal moeten geschieden opdat de Steun-
commissies ermede rekening kunnen houden.
Waar in dit schrijven sprake is van «tenminste" de helft,
zit de bedoeling voor, dat de extra-uitgaven zooveel mogelijk
gelijk gedragen kunnen worden door het Rijk en de gemeente
op grond van het belang dat de gemeente heeft om de beste
onder hare arbeiders te steunen. Indien er echter bijzondere
omstandigheden aanwezig zijn, die voor een hoogere Rijks
bijdrage pleiten, is de Regeering bereid die in nadere over
weging te nemen
Ik vertrouw dat Uw Gemeentebestuur genegen zal zijn het
in dit schrijven vervat voorstel te aanvaarden en houd mij
aanbevolen daarover zoo spoedig mogelijk bericht van U te
ontvangen.
De Minister van Landbouw,
Nijverheid en Handel,
Treub.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
Leiden, 24 Augustus 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren
Geven met verschuldigden eerbied te kennen Petrus Heems
kerk en Petrus v. d. Staak, respectievelijk voorzitter en secre
taris der R. K. Vakkern, waarbij zijn aangesloten een 14-tal
R. K. Vakvereenigingen, benevens de afdeeling Leiden van
den Ned. R. K. Volksbond en de St. Josephgezellenvereeniging,
allen hier ter stede, ten deze domicilie kiezende ten huize
van laatstgenoemde aan de Aloëlaan no. 10;
Dat verschillende dezer genoemde vakvereenigingen in lan
delijke vakbonden zijn georganiseerd en alzoo hunne werk-
loozenuitkeering niet bepaald overeenstemt met de voorwaar
den, waarbij toetreding tot het gemeentelijk werkloosheidsfonds
mogelijk is;
Dat eenige dezer vakvereenigingen reeds pogingen hebben
aangewend bij het gemeentelijk werkloosheidsfonds zich aan
te sluiten, doch alsnog niet hebben kunnen toetreden, door de
zeer hooge eischen, welke aan eene toetreding zijn verbonden
Dat door den huidigen oorlogstoestand deze vakvereenigingen,
ten opzichte van de zorg der werklooze leden, zich zien ge
plaatst in een toestand waardoor de uitkeeringen aan de
werklooze leden spoedig moeten ophouden
Dat zij van meening zijn in dezen, nimmer voorzienen toe
stand, buitengewone maatregelen moeten worden genomen
om de werklooze arbeiders in deze gemeente, die reeds door
eigen initiatief gepoogd hebben in het gewone vraagstuk der
werkloosheid te voorzien, van gemeentewege tegemoet te
komen
Redenen, waarom zij uw Geacht College in overweging
geven, die vakvereenigingen, welke tot dusverre niet bij het
gemeentelijke werkloosheidsfonds zijn aangesloten, doch niette
min toch hunne leden verzekeren tegen de nadeelige gevolgen
van werkloosheid, in deze buitengewone omstandigheden, en
dus slechts tijdelijk, eene subsidie per werkloos lid te ver-
leenen, opdat deze vereenigingen zoodoende deze uitkeeringen
kunnen volhouden.
't Welk doende,
P. Heemskerk, Voorzitter.
P. v. d Staak, Secretaris.
Leiden, 27 Augustus 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren!
ündergeteekenden, Jac. Baart en P. J. Bomli, respectievelijk
voorzitter en secretaris van een comité uit den Leidschen
Bestuurdersbond en de afdeeling Leiden der S. D. A. P.,
domicilie kiezende Decimastraat 28a, geven met verschul
digden eerbied te kennen,
dat zij met leedwezen hebben kennis genomen van het
afwijzend praeadvies op de Uw College toegezonden adressen
inzake subsidie aan werkloozenkassen der vakvereenigingen
en voor schoolkindervoeding;
dat zij de vrijheid nemen, eenige kantteekeningen te maken
bij het advies van het Bestuur van het Werkloozenfonds,
waarop het afwijzend praeadvies is gebaseerd, in het volste
vertrouwen, op de aandacht van Uw Raad te kunnen staat-
maken
dat het in de eerste plaats onbetwistbaar moet worden
geacht, dat, waar alreeds door het Instituut werkloozenfonds
aan een zeker deel der ingezetenen gelden uit de Gemeentekas
worden verstrekt, aan het argument van het fondsbestuur,
als zou dit een onverdedigbare bevoorrechting zijn, alle waarde
moet worden ontzegd
dat huns inziens een zoodanige bevoorrechting van een be
paalde groep der ingezetenen, reeds voor jaren door de
Gemeente is in het leven geroepen, en het bestaan van het
fondsbestuur juist daarvan het levend bewijs is;
dat dus het hoofdargument van het fondsbestuur niet ingaat
tegen wat in het adres wordt verzocht, waar de inwilliging
slechts moet worden geacht een kwestie van meer of minder
steun aan de zorg van de vakvereenigingen voor de georga
niseerde werkloozen;
dat de vraag, welke huns inziens hier behoort te worden
beantwoord, geen andere kan zijn dan deze:
hoe kan de Gemeente medewerken om het instituut wei k-
loozenzorg, hetwelk de laatste jaren reeds, zij het op bescheiden
wijze, zijn zegenrijken arbeid heeft kunnen ontplooien, nu in
deze buitengewone tijden voor totale inzinking te behoeden,
en te zorgen, dat de vakarbeiders het vertrouwen, hetwelk
zij in de werkloozenzorg zijn gaanstellen, niet totaal verliezen?
dat, moge het al juridisch juist zijn, zooals het fondsbestuur
zegt, «als de kas leeg is, de verplichtingen van de vakvereeni
gingen ophouden", huns inziens op de vakvereenigingen de
moreele plicht blijft rusten, al het mogelijke te doen, om den
leden uitkeering te waarborgen;
dat in hoofdzaak de kwestie dus als volgt behoort te worden
gesteld: zal de Gemeente aan de vakvereenigingen, die gedaan
hebben, wat van hen kon worden verwacht, hulp verleenen,
waar de krachten der organisaties niet in overeenstemming
zijn met den nood, welke moet worden gelenigd
dat de eenige raad, welken het fondsbestuur aan de vak
vereenigingen geeft, en eenig effect kan waarborgen, n.l. te
trachten door vrijwillige bijdrage de kas te versterken, lijn
recht ingaat tegen het stelsel der verzekering, en hetzelfde
beoogt, als wat het steuncomité doet, temeer daar dit niets
anders tot resultaat kan hebben, dan geld aan het steuncomité
onttrekken voor de werkloozenkassen;
dat zij meenen hiermede te hebben aangetoond, dat met de
inwilliging van het verzoek absoluut geen principe is gemoeid,
en het alleen de vraag is: kan de Gemeente op de basis van
verzekering tegen de gevolgen van werkloosheid een klein
gedeelte van de taak van het Steuncomité overnemen, waar
mede dit groote doel wordt bereikt, dat de werkloozenkassen
der vakvereenigingen intact blijven en het vertrouwen der
vakarbeiders in de werkloozen verzekering blijft bewaard, en
daaraan niet zeer groote schade wordt toegebracht;
dat zij echter aan hun taak, Uw College tot hun zienswijze
over te halen, zouden tekort doen, als zij niet wezen op een
omstandigheid, welke het gansche advies van het fondsbestuur
te niet doet, n.l. het feit, dat de statuten van eenige vakver
eenigingen bepalen, dat alleen in de wintermaanden uitkee
ring mag worden verstrekt;
dat deze vakvereenigingen, als afdeelingen van landelijke
vakbonden, aan deze statuaire bepalingen ten sterkste zijn
gebonden, omdat hun werkloozenzorg uitsluitend op seizoen
werkloosheid is aangewezen