418
voorstel van den Minister te aanvaarden, zooals het daar ligt,
daar wij met het Fondsbestuur van meening zijn, dat de
Regeeringsplannen alleen dan te verwezenlijken zijn, indien
algehéele medewerking wordt verleend
Het aanvaarden dezer maatregelen zal aan de gemeente geld
kosten, zij het dan ook, dat tenminste de helft der extra-uit
gaven later door het Rijk wordt vergoed. Hoeveel die kosten
zullen bedragen, is thans nog niet met zekerheid te zeggen.
Zij zullen afhangen van het aantal kassen, dat buiten de 47
reeds tot het Fonds toegelatenen, Ihans tijdelijk zullen worden
ingeschreven en voorts van den omvang, dien de werkloosheid
onder al deze arbeiders nemen zal.
Aan het Fondsbestuur dient dus een onbeperkt crediet te
worden verleend en wij stellen U voor dit crediet te beschouwen
als een onderdeel van het crediet van 70.000, dat bij Raads
besluit van 27 Augustus j.l. te onzer beschikking werd gesteld.
Uit dit bedrag zullen wij dan de voor de werkloosheidsver
zekering benoodigde gelden aan het Fondsbestuur kunnen ter
hand stellen.
In verband met deze voorstellen ligt ons praeadvies op de
verschillende te dezer zake ingekomen adressen voor de hand.
De in het adres van het Comité uit den Leidschen Bestuurders-
bond en de afd. Leiden der S. D. A. P. en in het adres van
den Voorzitter en Secretaris van de R.-K. Vakkern uitgespro
ken wenschen worden thans, dank zij de tegemoetkoming door
het Rijk betoond en zij het ook op eenigszins andere wijze,
vrijwel vervuld. Wij stellen U derhalve voor aan adressanten
te'berichten, dat door U de boven-uiteengezette noodmaatregel
is getroffen en voorts op die adressen afwijzend te beschikken.
Wat betreft het nader adres van het voornoemde Comité,
dit heeft thans uitsluitend polemische waarde. Wij zouden er
daarom ook over kunnen zwijgen, ware het niet dat wij enkele
scheeve voorstellingen in dat adres even recht wilden zetten.
De aangevoerde argumenten laten het standpunt van het
Fondsbestuur, dat geheel het onze is, onaangetast. Adressanten
verliezen het karakter van den gemeentelijken werkloosheids
steun uit het oog, wanneer zij zeggen dat aan inwilliging
van hun verzoek geen principieele bezwaren verbonden zijn.
Zooals in het advies van het Fondsbestuur op hun eerste
adres reeds is uiteengezet, eischt de gemeente van de toege
laten vereenigingen, dat zij een werkloozenkas bezitten, waarbij
alle leden zich verzekerd hebben en waarbij de gemeente
slechts aanvullend optreedt, d. w. z. de gemeente geeft een
bijslag op de uitkeering der vereeniging. Houdt dus de eigen
uitkeering op, dan verliest de gemeente-bijslag haar eenig
steunpunt en valt zij dus weg.
Van dit eenig juiste standpunt uitgaande, is het niettemin
begrijpelijk, dat in buitengewone tijden buitengewone maat
regelen worden genomen en het Fondsbestuur liet dan ook in
zijn advies niet onduidelijk uitkomen, dat het voornemens was
gebruik te maken van de in art. 7 laatste lid der verordening
verleende bevoegdheid, om den gemeentesteun tot zijn uiterste
grenzen uit te zetten door zelfs het bijslagpercentage zoo noo-
dig tot 200 op te voeren, zoodat ook bij verlaging der uit-
keeringen de som van uitkeering en bijslag op het gewone
peil bleef. In verband daarmede stond dan ook ons voorstel,
om aan het Fondsbestuur een extra-subsidie van 2000 te
verleenen.
De opmerking, dat de arbeiders bij het in gebreke blijven
van de werkloozenkas, hun vertrouwen in die kassen zouden
verliezen, kunnen wij voorbijgaan als rakende verhoudingen,
waar de gemeente, naar wij meenen, buiten moet blijven.
Ook de juistheid van de laatste opmerking, dat n.l. het
advies van het Fondsbestuur te niet gedaan wordt door het
feit, dat somige vereenigingen alleen in de wintermaanden
uitkeeren, zien wij niet in. Wij meenen, dat het voor de hand
ligt, dat dergelijke vereenigingen door een kleine wijziging
hunner reglementen deze bepaling hadden kunnen opheffen.
Zooals wij reeds opmerkten, heeft thans de tusschenkomst
der Regeering het inslaan van een anderen weg mogelijk
gemaakt. Dat wij niettemin over het nader adres van het
Comité het onze gezegd hebben, is vooral hierom, omdat wij
het wenschelijk oordeelden het karakter van het Gemeentelijk
Werkloozenfonds, waarover niet altijd juiste begrippen heer-
schen, nog eens in een helder licht te stellen.
Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij derhalve
de eer Uwe Vergadering, onder intrekking van ons voorstel
tot toekenning van een extra-subsidie aan het Gemeentelijk
Werkloozenfonds ad f 2000.—, in overweging te geven:
a. het door den Minister in zijn hierachter afgedrukt schrij
ven voorgestelde plan tot het invoeren van een noodmaatregel
betreffende de werkloosheidsverzekering te aanvaarden
b. aan het Bestuur van het Gemeentelijk Werkloozenfonds
een onbeperkt crediet te verleenen, waarvoor de gelden zullen
kunnen worden geput uit het ons bij Uw besluit van 27
Augustus j.l. toegekende crediet van f 70000;
c. op het eerste adres van het Comité uit den Leidschen
Bestuurdersbond en de afd. Leiden der S. I). A. P. en op
het adres van den Voorzitter en Secretaris der R. K. Vakkern,
onder verwijzing naar de getroffen regeling, afwijzend te be
schikken;
d. het nader adres van het Comité voornoemd voor kennis
geving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden,
's Gravenhage, 22 Augustus 1914.
De vraag zal in deze dagen ook bij Uw gemeentebestuur
zijn gerezen hoe er te handelen is met den gemeentelijken steun
aan de werkloozenverzekering. De Regeering is overtuigd dat
het van 't grootste belang is de bestaande door de arbeiders
getroffene voorziening tegen werkloosheid ook thans in stand
te houden.
Ofschoon tot heden van Rijkswege geen middelen hiertoe
beschikbaar waren gesteld, is de Regeering, daartoe aangezocht
en voorgelicht door den Werkloosheidsraad, bereid om als nood
maatregel thans hiertoe tijdelijk over te gaan. Zij meent echter
in dubbelen zin op de hulp van Uw gemeente te mogen
rekenen. Allereerst doordat ook van gemeentewegede financieele
steun zoo breed mogelijk worde opgevat, en daarnaast doordat
de gemeente bij de uitvoering van den noodmaatregel zich
bereid toont ertoe mede te werken de Rijkshulp op practische
wijze aan te wenden.
Waar in deze dagen groote aantallen personen ondersteuning
zullen verkrijgen, meent de Regeering dat in elk geval een
geldelijke steun verleend mag worden aan ieder die door het
regelmatig betalen eener premie voor de werkloozenverzeke
ring getracht heeft den nood af te wenden.
De Regeering acht het billijk zoo noodig met tijdelijke ter
zijdestelling van bestaande bepalingen, het recht op eene uit
keering in dezen abnormalen lijd toe te kennen aan ieder die
gedurende ten minste 3 maanden contributie aan de werk
loozenkas heeft betaald, ook wanneer die kas niet bij het
gem. werkloozenfonds was aangesloten.
Waar die uitkeering zou voortduren zoolang de buitengewone
omstandigheden blijven bestaan, of zoolang de noodmaatregel
kan blijven gelden, en dus niet gebonden is aan een maximum
duur, is het ook billijk de uitkeering weer te hervatten voor
de werklooze leden van een kas die reeds te voren langer dan
den gestelden termijn een uitkeering genoten.
Uit een en ander zullen extra kosten, zoowel voor de werk-
loosheidskassen als voor het gem. werkloozenfonds voortvloeien,
waarin de Begeering bereid is tenminste voor de helft bij
te dragen.
Bovendien meent de Regeering dat verder moet worden
gegaan. Bij de thans zoo omvangrijk optredende werkloosheid
is te vreezen dat de kassen slechts kort aan hunne verplich
tingen kunnen voldoen. Houden zij met de uitkeeringen op,
zoo vervalt ook de bijslag uit het gem.fonds.
Er zou daarom allicht een neiging ontstaan de werklooze
leden der kassen te verwijzen naar de hulp der steuncommissies.
Voor deze commissies zal het echter van groote waarde
zijn indien een kern der arbeiders hulp kan blijven vinden
bij de kassen. De Regeering meent dat er reden is om de
volgende eenvoudige en op een enkele uitzondering na uniforme
regeling in deze moeielijke dagen tijdelijk toe te passen: het
recht op uitkeering gaat in 8 dagen nadat de werkloosheid
is aangevangen. Uitkeering wordt gegeven aan de verzekerden,
die ouder dan 18 jaren zijn, na drie maanden contributie
betaling.
De uitkeering bedraagt:
5 of 6 voor gehuwden of kostwinners.
f 4 of 5 voor anderen.
Welk der twee bedragen geldt, zou door Uw bestuur zijn
vast te stellen.
Personen beneden 20 jaar, die ongehuwd en geen kostwinner
zijn, ontvangen de helft.
De kosten dezer uitkeeringen worden gedragen voor de helft
door de kas, voor de andere helft als bijslag door het gemeente
fonds. Voor wat betreft de uitkeeringen aan personen die daar
voor krachtens de reglementen der kassen of van het fonds nog
niet, of niet meer in aanmerking komen, is hiervoor reeds
aangegeven, dat die tenminste voor de helft voor Rijksreke
ning kunnen worden verstrekt.
Zoodra het vermogen der kas daalt tot minder dan 25%
van het saldo op 1 Augustus 4914, zal de geheele uitkeering
geschieden op rekening van het gemeentefonds.
Het bedrag waarmede de uitgaven van het fonds overschrij
den 75 van het door de gemeente vastgestelde krediet kan
tenminste voor de helft door het Rtjk worden vergoed.
Door deze regeling zal het Rijk tenminste de helft van de
buitengewone risico's betalen, terwijl èn de kas èn het fonds
een reserve behouden voor den tijd, wanneer de bijzondere
toestanden zullen zijn opgeheven.
Om hunne leden van de voorgestelde noodregeling te doen
profiteeren, zouden de kassen moeten zijn ingeschreven bij het
gem. werkloozenfonds, of wel zich zoo spoedig mogelijk daarbij
moeten aanmelden, opdat door dit fonds de controle kan wor-