96 DONDERDAG 9 JULI 1914. meer van Burgemeester en Wethouders verwachten, dan dat zij zoo vlug mogelijk werken. Onze plicht is het om, wanneer er gebrek is aan lokalen daarin te voorzien. Den volgenden cursus zullen 6 klassen buiten de eigen schoolgebouwen moeten worden ondergebracht. Wij moeten de zaak van alle kanten bekijken en als wij dan zoo snel mogelijk met een voorstel komen, worden er aanmerkingen gemaakt. Wie weet, hoe weinig heeren hier in de volgende ver gadering aanwezig zullen zijn. Als wij nu de zaak uitstellen, dan kan de volgende maal ook wel een lid zeggenmoeten wij nu, waar er maar 18 of 20 leden aanwezig zijn, eene zoo be langrijke beslissing nemen. Ik blijf aandringen op dadelijke behandeling omdat er zoo'n groote haast bij het voorstel is. De heer Vergouwen. M. d. V. In tegenstelling met hetgeen ik straks gezegd heb over het Gymnasium, zou ik nu den heer Sijtsma willen bijvallen en steunen om uitstel te verkrij gen in deze zaak. Ik acht evenals de heer Sijtsma het opmerkte, deze zaak niet eenvoudig, integendeel wel wat ingewikkeld. Wij hebben niet de gelegenheid gehad om haar heelemaal te overzien, hoewel wij toch hulde brengen aan het beleid van Burgemeester en Wethouders, dat zij ons in de gele genheid stellen om ze nu reeds af te doen. Er kunnen echter omstandigheden zijn, en dat is misschien in dezen bij meerdere leden het geval geweest, dat ons eene zaak wordt voorgelegdwaarvoor wij geen tijd hebben ge had om ons op de hoogte te stellen. Dat is ten minste met mij het geval. Ik hoorde straks zeggen, toen U vroeg of het voorstel van den heer Botermans ondersteund werdDaar kunnen wij niet over oordeelen. Het blijkt dus, dat de kwestie naar het oordeel van som mige leden niet rijp is ter beslissing, omdat zij geene gelegen heid hadden alles na te gaan, en daarom zou ik gaarne willen, dat het voorstel van den heer Sijtsma aangenomen werd. Is de volgende Raad onvoltallig, dan kan men nog een zitting overslaan, om later de zaak met volle overtuiging aan te nemen, dat is beter dan zoo overhaast. Het gaat hier niet alleen om eene som van f 82000, maar om meer; het gaat ook om de exploitatiekosten, die er bijkomen, die een belangrijk bedrag vertegenwoordigen. Daarom zou ik zeggenlaten wij liever de zaak rustig bekijken, en ons niet overhaasten. De heer van Hamel. M. d. V. Ik zou het bejammeren wanneer de behandeling van dit voorstel uitgesteld zou moeten worden. Was het nu eene kwestie van 14 dagen, dan zou het zoo erg niet zijn, maar ik vrees, dat er wel een 3 of 6 weken mede gemoeid zullen zijn. Men blijft, dan intusschen zitten met de bouwplannen, de aanbesteding, de afwerking en dergelijke. Op deze wijze komt men nooit voor 1 Juli 1915 met het gebouw gereed. De Districts-Schoolopziener heeft er in toegestemd om een lokaal hiertegenover tot 1 Juli beschikbaar te stellen ten be hoeve van de school van den heer Hibma. Intusschen zal de urgentie steeds grooter worden. Er komen hoe langer hoe meer leerlingen bij. Wanneer men nu alweer gaat uitstellen, zal men voor '1 Juli met het nieuwe gebouw niet gereed kunnen zijn. Welke zienswijze men ook is toegedaan, die school moet komen; hieromtrent is de Schoolcommissie het volkomen met Burgemeester en Wethouders eens. Het is slechts de kwestie waar. Hierover wil ik gaarne spreken. Uitstel zou ik evenwel zeer bejammeren. Ik dring er daarom zeer op aan deze zaak thans af te handelen. De heer Sijtsma. M. d. V. Hoewel er niet veel tegen mijn voorstel is aangevoerd, wil ik nog enkele opmerkingen maken. De heer van Hamel vindt het jammer, als deze zaak wordt uitgesteld. Dat vind ik ook, maar ik sluit mij aan bij het verstandige woord door den heer Vergouwen gesproken, ver standiger dan hetgeen hij zoo straks heeft opgemerkt, dat wij beter doèn eene beslissing te nemen met kennis van zaken dan met overhaasting, ook al zal men hierdoor een paar maanden later gereedkomen. Dit wil ik nog opmerken. Men schijnt te meenen, dat ik van oordeel ben, dat Burgemeester en Wethouders niet hard hebben gewerkt, dat was mijne bedoeling niet; maar de strekking van mijne woorden was deze, dat Burgemeester en Wethouders hadden moeten bedenken dat moeilijke werk, waarover wij meer dan twee jaar hebben gedaan, moeten de Raadsleden nu in drie dagen zien klaar te spelen. Men had moeten bedenken, dat dat niet gaat. Daarom stelde ik voor de zaak uit te stellen. Ik deed het niet gaarne, en niet om oppositie te voeren, maar in het belang der zaak zelve. Ik kan er niet over oordeelen. De heer Vergouwen ook niet en wie eigenlijk wel? De heer Botermans, die een voorstel heeft ingediend, waardoor nog weer een ander licht op de zaak wordt geworpen, is misschien de eenige, die inzake de plaats der school een onderzoek in loco heeft ingesteld. Hij stelt voor noch te kiezen het terrein van het Invalidenhuis, noch dat aan de Duivenbodestraat, maar naar een ander terrein te zoeken. Het geldt hier eene zaak van hooge kosten, waaraan groote belangen verbonden zijn. De vraag is, waar moet de school komen? Waar wonen de meeste leerlingen, daar hangt het van af. Dat kunnen ons de cijfers leeren, maar dat weet ik nu niet. Is het beter, dat de school komt op de plaats van het Invalidenhuis, omdat daar in het centrum meer kinderen wonen, dan moet over het bezwaar van slechte toegangen worden heen gestapt. Ziedaar allerlei vragen, waarop wij op het oogen- blik geen antwoord geven kunnen. Wij zouden dus moeten afgaan op het advies van Burgemeester en Wethouders en de Schoolcommissie. En wanneer die nu homogeen waren, dan was het nog iets, maar deze staan lijnrecht tegenover elkaar. Dat geven Burgemeester en Wethouders ook toe, en zeggen nu is het woord aan den Raad om te beslissen. Deze beslissing is niet moeilijk". Deze beslissing is m.i. voor den Raad wel moeilijk, daarom dring ik er op aan om mijne motie aan te nemen, ondanks het feit, dat de heer van Hamel het jammer zou vinden. De Voorzitter. U hebt mij verkeerd begrepen. Wanneer U zegt: »ik heb het voorstel niet kunnen bestudeeren en de meeste leden ook niet", dan kunt U voorstellen om het aan te houden. Maar als wij uitstellen, wat hebben wij dan? U begint met te zeggen: »waarom hebt U het gepubliceerd en op de agenda gezet?" Het had toch even goed kunnen zijn dat de Raad er wel tijd voor gehad zou hebben om alles na te gaan Wat hindert het, dat wij het op de agenda zetten U komt met het voorstel om het van de agenda af te voeren en zegt, dat wij met de deur in huis vallen; maar wat kan men nu beter doen, dan het voorstel zoo spoedig mogelijk in den Raad in te dienen? De stukken zijn Vrijdagavond pas ge corrigeerd, dus konden zij niet eerder uitkomen. Nu echter dit punt aan de orde komt, willen de heeren het van de agenda afvoeren. Dat moeten de heeren zelf weten; maar wanneerU ons verwijt, dat wij er nu al mede komen, dan is dat toch een onverdiend verwijt. De heer van der Elst. M. d. V. Ik stel het natuurlijk zeer op prijs, dat wanneer eenmaal een stuk gereed is, het ook zoo spoedig mogelijk wordt ingediend, maar het groote ver schil is, dat het al een paar dagen daarna op de agenda komt en nu komen wij in dezen tijd te kort. Wij zouden de zaak over acht dagen kunnen behandelen. De Voorzitter. De heeren hebben het in hun macht, wanneer wij iets op de agenda hebben gezet, het er weder af te voeren, eri ik zal hun dat volstrekt niet kwalijk nemen. Het kan zijn, dat de heeren oordeelen, dat de zaak niet zoo urgent is, welnu, dat moeien zij zeiven weten. De heer Vergouwen M. d. V. Mag ik er iets aan toe voegen De heer van Hamel heeft gezegd: »nu zouden wij de zaak wel 6 weken kunnen uitstellen", 'Ik vind het in deze beter, dat men ze als het niet anders kan, zes weken uitstelt, liever had ik drie weken, of 14 dagen, of zooals de heer van der Eist wil, tot de volgende week om de zaak grondig te bekijken, dan dat men zoo een beslissing neemt, en zooals de heer Sijtsma heeft gezegd, bij de stemming weggaat. De heer Pera. Ik zou nog even iets willen vragen. Kan niet besloten wordendat de zaak met 8 dagen weer in be handeling komt? Dat zou in elk geval eene aanleiding kunnen zijn, om te stemmen voor het voorstel van den heer Sijtsma. Wanneer de Raad vaststelt, dat met een week omtrent dit voorstel der agenda een beslissing zal worden genomen, dan kan, dunkt mij, zulk een kort uitstel moeilijk veel be zwaar maken. Persoonlijk heb ik geen behoefte aan uitstel, doch ik zou het willen doen om de leden van den Raad ter wille te zijn, die verklaren de gelegenheid niet gehad te heb ben dit voorstel voldoende te overwegen en te onderzoeken. Met de door mij gestelde voorwaarde zal de heer van Hamel zich wellicht ook met dit uitstel kunnen vereenigen, terwijl het wel te wachten is, dat met 8 dagen de leden nog alge meen tegenwoordig zullen kunnen zijn. De Voorzitter Wij stellen de heeren precies in de gelegen heid te handelen zooals zij willen. Ik zou zeggen, men moet het werk een beetje verdeelen in den zomer en rekening houden met andere bezigheden en ook daarmede, dat de meeste leden in de maand Augustus uit de stad gaan. Wij zouden nu in dit geval, met het oog op de uitstedigheid in de maand Augustus, nog deze maand kunnen bijeenkomen, en wel den 30en Juli. Ik geloof wel, dat wij daarmede in den geest van de heeren handelen. De heer van Hamel. M. d. V. Ik zou gaarne willen, dat U de motie van den heer Sijtsma in stemming bracht. Ik vrees, dat wanneer de heeren over 3 weken samen komen, zij dan met andere plannen voor den dag zullen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 6