82
DONDERDAG
18 JUNI 1914.
dat hij reeds in December 1913, met ingang van 1 Maart
1914 zijn eervol ontslag als brugwachter heeft ingediend, met
verzoek om ook tegen dien datum in het genot te worden
gesteld van pensioen
dat hij echter tot heden toe niets van zijn pensioentoe
kenning heeft vernomen, ofschoon hij meermalen op de Reken
kamer ten Stadhuize daarnaar heeft geinformeerd
dat het hem onmogelijk is langer zonder eenige inkomsten
met zijn vrouw en kind te leven, waarom hij zoo vrij is,
Uwen Raad beleefd te verzoeken hem wel een voorschot op
zijn aanstaand pensioen te willen verleenen.
't Welk doende, enz.
Johan de Groot.
De Voorzitter. Zooals de heeren weten, traineeren de
Rijkspensioenen tegenwoordig nog al. Er zijn nog meer ge
wezen gemeente-ambtenaren, die in hetzelfde geval verkeeren
als de Groot. Degene, die zoo sterk op een Rijkspensioen
hebben aangedrongen, lijden nu het meeste nadeel. Toch lijkt
het Burgemeester en Wethouders niet billijk om nu te zeggen,
dat het niet op den weg van de gemeente ligt om een voor
schot op het pensioen te geven. Wij weten toch niet, hoelang
de zaak nog kan duren; herhaaldelijk hebben wij naar het
Ministerie geschreven, maar altijd ontvangen wij een ontwij
kend antwoord en de menschen kunnen toch niet van de wind
leven. Daarom zou ik namens Burgemeester en Wethouders
willen vragen, of de Raad bezwaar heeft om een voorstel dien
aangaande thans spoedeischend in behandeling te nemen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt tot dadelijke behande
ling besloten.
De Voorzitter. Dan stel ik namens het College voor om
Burgemeester en Wethouders te machtigen aan hen, die zulks
vragen, een voorschot van 3U van het pensioen, berekend naar
den dezerzijds aangenomen pensioensgrondslag te geven, mits
door de betrokkenen een verklaring wordt geteekend, dat zij
inhouding van het voorschot op hun pensioen goedvinden
en onder bepaling, dat bij beslag hel voorschot met het bedrag,
waarvoor het beslag is gelegd, wordt verminderd.
De heer Heeres. M. d. V. ik kan mij in het algemeen
zeer goed met het voorstel vereenigen, maar is het U ook
bekend, hoeveel gepensionneerde ambtenaren in de termen
van dit voorstel kunnen vallen
De Voorzitter. Ongeveer 8.
De heer Heeres. Dank U.
De heer Vergouwen. M. d. V. Met het denkbeeld door U
geopperd sympathiseer ik ten volle, maar ik stel mij de
vraag of het niet wat zonderling is, dat de gemeente een
voorschot geeft. Zou het niet mogelijk zijn, dat in plaats van
de gemeente een gemeentelijke instelling het deed. Ik meen
dat in het Reglement op de Bank van Leening een bepaling
is opgenomen, dat voorschot kan worden gegeven op pensioen.
Is het nu niet mogelijk, dat de Bank van Leening dit hier
ook doet? Dan worden de menschen geholpen en de gemeente
treedt niet op als voorschotgeefster en paruineemster, want
daarop komt het toch ten slotte neer. Is er niet een andere
weg te vinden om de zaak te regelen?
De Voorzitter. De Bank van Leening kan wel een voor
schot geven, maar dan moet eerst een pensioen verleend zijn
en in gevallen als de hier bedoelde, is het pensioen nog niet
verleend. Nu geven wij hier ook geen onbepaald voorschot;
wij berekenen eerst hoeveel iemand aan pensioen zal krijgen
en om dan altijd gevrijwaard te zijn voor vergissingen, geven
wij 3A van dat bedrag in voorschot. Wij geven dus niets op
pand. De krachtens dit voorstel eventueel te verleenen voor
schotten zullen gevoegelijk genomen kunnen worden uit de
gelden van het bestaande pensioenfonds. Ik geloof niet dat
er eenig bezwaar hiertegen behoeft te bestaan. Ik herhaal dat
de gemeente geenszins verplicht is hier te helpen, maar het
is toch wel wat erg, dat door de schuld van wie dan ook,
menschen die vroeger in dienst van de gemeente zijn ge
weest, thans zonder eenige inkomsten zitten.
De heer Fokker. Ik heb tegen het voorstel op zich zelf
geen bezwaar, maar zou aan Burgemeester en Wethouders
willen vragen, of Burgemeester en Wethouders voor elk
bijzonder geval, dat een voorschot verleend wordt, zullen
onderzoeken, of de betrokkene behoorlijk al zijn stukken
heeft overgelegd en alles behoorlijk is geschied, zoodat niet
bij onvoorziene omstandigheden, de gemeente, wanneer door
schuld van de betrokken ambtenaren verkeerde stukken zijn
ingezonden, achter het net vischt, wanneer geen pensioen
wordt toegekend.
De Voorzitter. Daaromtrent kan ik U geruststellen. Wij
zullen natuurlijk geen voorschotten verleenen, als niet alles in
orde is. Voorts komt het mij voor, dat het verleenen van
voorschot ter beoordeeling moet blijven van Burgemeester en
Wethouders, want er zijn personen, die het niet dadelijk
noodig hebben. Ik zou bijv. kunnen noemen een politieagent,
die nog wat op zijn kleedingfonds heeft staan en het voor
schot pas noodig heeft, als dit is opgeteerd. Wij zullen steeds
de billijkheid betrachten.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
3°. Eén adres van de Nat. Vereeniging voor Vrouwenarbeid en
twee adressen van de afd. Leiden van den Alg. Ned. Ambte-
naarsbond, in zake de concept-verordening, regelende de rechts
positie van de gemeente-ambtenaren.
Het adres van de Nationale Vereeniging voor Vrouwenarbeid
luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Wij ondergeteekenden, optredende voor de Nationale Ver
eeniging voor Vrouwenarbeid (goedgekeurd bij K. B. van 16
October 1907),
ten doel hebbende, de uitbreiding van den werkkring der
vrouw te bevorderen en haar arbeidsvoorwaarden te verbeteren,
uit de dagbladpers vernomen hebbende, dat B. en W. Uwe
vergadering een ontwerp-regeling van de rechtspositie der
gemeenteambtenaren hebben aangeboden, waarin o.a. bepaald
wordt, dat aan vrouwelijke ambtenaren eervol ontslag zal
worden verleend met ingang van den dag, waarop zij in het
huwelijk treden,
op de ook Uwe vergadering overbekende gronden overtuigd,
dat een dergelijk ongevraagd, om ethische redenen verleend,
door het belang van den dienst geenszins geboden ontslag
onrechtvaardig tegenover de getroffen vrouwelijke ambtenaren
moet worden geacht,
evenzeer overtuigd, dat een dergelijk ontslag, hetwelk de
gemeente berooft van ervaren vrouwelijke ambtenaren, die in
geen enkelen tak van dienst van geringerein sommige takken
van dienst daarentegen, juist dóór haar huwelijk, door velen
van grootere waarde worden geoordeeld, niet in het belang
der gemeenschap kan worden beschouwd, daar deze het meest
gebaat is bij een zoodanige verdeeling van arbeid, dat iedere
taak wordt toevertrouwd aan de best daarvoor geschikte
werkkracht,
betreurende, indien te Leiden thans een bepaling zou wor
den gemaakt, die te anderer plaatse als onbillijk en onwen-
schelijk werd ingetrokken,
dringen er bij Uwe vergadering eerbiediglijk, doch met den
meesten klem op aan, de ontwerp-regeling van de rechts
positie der gemeente-ambtenaren niet aan te nemen, voor
zoover betreft de bepaling dat aan vrouwelijke ambtenaren
wegens huwelijk ongevraagd eervol ontslag zal worden ver
leend; doch die bepaling te doen vervangen door een andere,
regelende het zwangerschapsverlof der gehuwde vrouwelijke
gemeente-ambtenaren, een regeling, die reeds in ruim 100
Nederlandsche gemeenten bestaat.
Voor de Vereeniging bovengenoemd,
Marie v. Dijk, Presidente,
C. S. Groot, Ie Secretaresse
Schietbaanlaan 75a.
's-Gravenhage, 13 Juni 1914.
De Voorzitter. Het eerste adres van de afd. Leiden van
den Alg, Ned. Ambtenaarsbond is bereids aan de leden in
druk toegezonden. Ik zal dus alleen het nader adres laten
voorlezer).
Het nader adres van den Ambtenaarsbond luidt als volgt:
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen J. J. Zeeger-
man, voorzitter en J. Hazelhorst, secretaris der afdeeling
Leiden van den Algemeenen Nederlandscheri Ambtenaarsbond,
goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 10 November 1913
No. 39, ten deze domicilie kiezende ten huize van den secre
taris, Zijlsingel 6, Leiden;
dat hun is gebleken, dat er een schrijffout is ingeslopen in
het aan Uwen Raad ingezonden adres dd. 12 Juni 1914
dat zij mitsdien verzoeken deze fout alsnog te mogen her-