94 schrift der Arbeidswet 1911, dat een kind beneden dertien jaar in het algemeen geen arbeid mag verrichten. Doch afgescheiden van die toeneming moet men ook niet over het hoofd zien, dat de beschikbare plaatsruimte op de scholen 3e klasse ten gevolge van ,het Koninklijk besluit van 25 Juni 1912 (St. BI. No. 192) aanzienlijk is verminderd. Tengevolge van de in dat besluit opgenomen bepalingen in zake de breedte der gang paden tusschen, achter en naast de banken, mogen thans in een groot aantal lokalen veel minder banken worden geplaatst, dan vroeger het geval was en kunnen in die lokalen dus ook veel minder kinderen onderwijs ontvangen. In plaats van over te gaan tot opheffing van een der scholen 3e klasse, zal men op vermeerdering der plaatsruimte ook op die scholen bedacht moeten zijn. Van eene eenvoudige omzetting eener school 3e klasse in een school 2e klasse zonder meer, kan derhalve thans heelemaal geen sprake zijn. Vergrooting van een der bestaande scholen 2e klasse achten wij evenmin wenschelijk. De eenige school, die hiervoor in aanmerking zou komen, zou zijn de school aan de Heeren straat, doch met het oog op de hooge kosten meenen wij met de Plaatselijke Schoolcommissie, dat daarvan moet worden afgezien. Teneinde toch een behoorlijke school met 12 gewone klasselokalen te verkrijgen, zouden de school en de woning van het hoofd moeten worden afgebroken en zou ter plaatse een ge heel nieuwe school met 12 gewone lokalen moeten worden gebouwd. Dit zou natuurlijk ook kunnen geschieden op het indertijd voor schoolbouw aangekochte terrein aan de Duiven- bodestraat, doch dan zou men de bestaande school aan de Heerenstraat moeten sluiten, aangezien in dat, nog al ver van het centrum gelegen gedeelte der stad, geen behoefte bestaat a£m twee scholen 2e klasse. Het gevolg van een en ander zou bovendien zijn, dat men voor de kosten, verbonden aan het stichten van een geheel nieuwe school, slechts 6 lokalen meer dan thans ter beschikking kreeg. Binnenkort zou men dan, waar er thans reeds 6 lokalen te kort zijn, weder in de be hoefte aan plaatsruimte moeten voorzien. Ook in deze richting kan dus de oplossing niet worden gevonden. Het inrichten van een geheel nieuwe school met 12 gewone leerlokalen blijkt noodig. Alvorens nu na te gaan, op welke plaats eene nieuwe 2e klasse school moet worden gevestigd, willen wij eerst nog aan de hand yan het rapport der Plaatselijke Schoolcommissie nagaan, wat voor soort school moet worden opgericht. De Schoolcommissie heeft zich daarbij de vraag gesteld, of de op te richten nieuwe school er een moet zijn uitsluitend voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs, een school derhalve, waar leerlingen, die op andere scholen 6 klassen hebben door- loopen, in een 7e, 8e, 9e, en 40e klasse onderwijs ontvangen in verschillenden vakken van het lager onderwijs, alsook in Fransch, Duitsch, Engelsch en Wiskunde. Dergelijke scholen treft men aan in Rotterdam en vroeger ook in Leeuwarden, doch in laatstgenoemde gemeente is ten gevolge van daling van het aantal leerlingen kort geleden tot verandering in een school met 9 klassen besloten. Voor Leiden acht de commissie een dergelijke school niet noodig. Uit het door haar gegeven overzicht omtrent de leer lingen der 7e, 8e, en 9e klasse (M. U. L. O.) in den cursus 19121913 op de Jongensschool 2e klasse blijkt, dat van de leerlingen der 7e klasse een gedeelte naar de H. B. S. of naar het Gymnasium gaat, terwijl van de overigen sommigen naar de Ambachtsschool en anderen naar een kantoor gaan of een ander beroep kiezen. Uit de 8ste klasse gaan verschil lende leerlingen naar de kweekschool of een normaalschool en velen naar een kantoor. Slechts een klein gedeelte door loopt alle 3 klassen. Aan de behoefte, die thans in Leiden bestaat aan open baar Meer Uitgebreid Lager Onderwijs kunnen de bestaande Jongensschool 2e klasse aan de Pieterskerkstraat en de Meis jesschool 2e klasse aan de Breestraat dan ook in de toekomst voldoen, indien er slechts voor de laagste zes leerjaren minder parallelklassen komen. Weliswaar wordt bij dergelijke 9 klassige scholen veel gevergd van het hoofd der school, maar boven scholen, uitsluitend voor M. U. L. O., hebben zij, naar de Schoolcommissie opmerkt, twee belangrijke voordeelen. Het eerste voordeel betreft het volgende. Het aantal klassen voor M. U. L. is zeer aan wisseling onderhevig. Indien nu het eene jaar 4 zevende klassen noodig zijn en het volgende jaar slechts 3, kan bij een 9 klassige school één der onderwijzers (essen) van de hoogere leerjaren met het onderwijs in een der lagere klassen worden belast. Bij eene inrichting uitslui tend voor M. U. L. O. is dit uitgesloten, terwijl aanstelling van tijdelijk personeel met het oog op vermindering van het aantal klassen uit den aard der zaak wel mogelijk is voor de lagere, doch niet voor de hoogere klassen. En in de tweede plaats is het vinden van goed, liefst uitstekend personeel voor het M. U. L. O. niet gemakkelijk. Bij een 9 klassige school kan echter in de lagere klassen blijken, aan wie later het best het onderwijs geven in de hoogere klassen kan worden opgedragen. Met deze beschouwingen der Plaatselijke Schoolcommissie kunnen wij ons volkomen vereenigen en wij sluiten ons dan ook gaarne aan bij hare conclusie, dat het voldoende is een nieuwe 2e klasse school voor jongens en meisjes te openen met 6 leerjaren en met hetzelfde leerplan, als voor de scholen 2e klasse aan de Oude Vest en aan de Heerenstraat is vast gesteld. Omtrent de plaats, waar een nieuwe school der 2e klasse met 12 gewone leerlokalen moet worden gesticht, kunnen wij daarentegen tot ons leedwezen niet met het advies der School commissie medegaan. De Commissie acht een deel van het terrein van het voor malige Invalidenhuis na slooping van dit gebouw de meest geschikte plaats voor de nieuwe school. De centrale ligging van het terrein in een deel der stad, waar vele leerlingen, die de 2e klasse-scholen plegen te bezoeken, wonen, en waar nog geen dergelijke school zich bevindt, de rustige omgeving en de gemakkelijke toegangen maken naar haar oordeel het terrein bijzonder bruikbaar. Uns College lacht deze plaats niet zeer toe, jazelfs bestaat onzerzijds zeer ernstig bezwaar tegen het stichten van de nieuwe school der 2e klasse op een deel van het terrein van het voormalige Invalidenhuis. "Voor een school van eerrigen omvang achten wij dit aan den Middelweg en de Koppenhinksteeg gelegen terrein niet geschikt, zooals wij breedvoerig betoogden in ons praeadvies van 14 November 4911 (Ingekomen Stukken No. 282) betreffende de plaats voor de nieuwe Hoogere Burgerschool voor Jongens. Wij wezen er toen op, dat het terrein van het voormalige Invalidenhuis zich in een achteraf gelegen buurt en betrekke lijk ver van do tram bevindt en slechts toegankelijk is langs allerlei nauwe straten en stegen. Ook vestigden wij daan dacht op de storing van het .onderwijs door het gepraat der omwonenden, terwijl wij het gevaar niet denkbeeldig achtten, dat naast het gebouw de een of andere inrichting kwam, die het onderwijs geven in hooge mate zou kunnen belemmeren. Een en ander kan men meer uitvoerig lezen in ons praeadvies van 1911. Doch afgezien van de ongeschiktheid van de plaats zelf, hebben wij nog andere bezwaren tegen de stichting der nieuwe school op een deel van het terrein aan den Middelweg. Indien toch op een deel van dit terrein, dat voor velerlei andere dan onderwijsdoeleinden zoo buitengewoon gunstig gelegen is, een groote school met twaalf gewone leerlokalen wordt ingericht, zal het niet alleen worden versnipperd, gelijk de Commissie van Fabricage zegt, doch zal het overblijvende gedeelte ook voor verschillende doeleinden met het oog op de belangen van het onderwijs niet meer zijn te gebr uiken. Door een deel van het terrein voor de nieuwe school te bestemmen, raakt men feitelijk de vrije beschikking over het geheele terrein kwijt. Met het oog op een en ander hebben wij naar eene andere oplossing gezocht en wij zijn daarbij zoo gelukkig geweest eene oplossing te vinden, waarmede ook de Plaatselijke School commissie, al blijft zij het Invalidenhuisterrein het meest geschikt achten, zich in de tweede plaats wel kan vereenigen. Ons voorstel nu komt hierop neer, dat in het gebouw der school 3e klasse n°. 4 aan de Langebrog de nieuwe 2e klasse school opgericht wordt, terwijl dan op het bovenbedoelde ter rein aan de Duivenbodestraat een nieuwe 3e klasse school zou moeten worden gebouwd. Het schoolgebouw aan de Langebrug kan zonder verbouwing worden ingericht voor eene school der 2e klasse met 12 gewone lokalen. Slechts enkele verbeteringen van geringen omvang behooren, zooals in het rapport van den Directeur van Ge meentewerken te lezen is, te worden aangebracht. Deze ver beteringen, welke worden begroot op 5000, vloeien echter niet noodzakelijk voort uit de veranderde bestemming van het gebouw. Het zijn slechts verbeteringen, die voorgesteld zijn om de school meer aan haar doel te doen beantwoorden en die evengoed tot haar recht zouden komen, indien de school een 3e klasse school bleef. Het terrein aan de Duivenbodestraat is bij uitstek geschikt voor den bouw van een 3e klasse school met 14 lokalen. Het heeft een oppervlakte van 1696 M2., waarvan 210 M2. voor straat is bestemd, zoodat voor de school 1486 M2. beschikbaar blijft. Volgens het ontworpen plan zal hiervan 870 M2 worden bebouwd en kan dus eeu oppervlakte van 616 M2. (d.i. 36 M2. meer dan bij de nieuwe school aan de Medusastraat) voor speelterrein worden ingericht. De eigenlijke bouwkosten dezer nieuwe school worden globaal geraamd op ƒ82.000, zoodat dus, rekening houdende met het bedrag van ƒ5000, noodig voor het aanbrengen van ver schillende verbeteringen in het schoolgebouw aan de Lange brug, de totale kosten ƒ87.000 bedragen, waarvan 25% voor rekening van het Rijk en dus slechts ƒ65.250 ten laste der gemeente komt. Het bouwen van een nieuwe school der 2e klasse op een gedeelte van het terrein van het voormalige Invalidenhuis zal vermoedelijk een uitgave vorderen van ƒ65.000. Dit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 16