90 Dadelijk na ontvangst van dit schrijven verzochten wij den Directeur der Gemeentewerken een plan tot verbouwing van het Gymnasium bij ons in te dienen, doch daarbij tevens een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheid, om, in plaats van over te gaan tot de door Curatoren gewenschte verbou wing van het Gymnasium, die inrichting onder te brengen in het gebouw der Hoogere Burgerschool voor Meisjes aan de Garenmarkt en deze school te vestigen in het gebouw van het Gymnasium aan de Doezastraat. Naar aanleiding van deze opdracht ontvingen wij van den Directeur een tweetal plannen. Plan A betrof de uitbreiding van het tegenwoordige Gymnasium met de door Curatoren gevraagde vertrekken en werd globaal begroot op '15000, terwijl plan B verband hield met de verwisseling der school bevolking, hetgeen de Directeur zeer goed mogelijk achtte en volgens globale raming een uitgave van 18000,zoude medebrengen, Dit bedrag werd, behalve voor de kosten van overbrenging en inrichting, in hoofdzaak vereischt voor het bouwen van een gymnastiekzaal op de speelplaats van het gebouw aan de Doezastraat, het inrichten van de woning van den claviger tot lokaal voor schei- en natuurkunde, het ver eenigen van 2 gewone leerlokalen tot één ruim teekenlokaal en het aanbrengen van verschillende andere veranderingen, een en ander in verband met het overbrengen van de H. B. S. voor Meisjes naar de Doezastraat. Het gebouw aan de Garenmarkt behoefde bij bestemming tot Gymnasium geen verbouwing te ondergaan. De voor- en nadeelen tegenover elkander stellende, gaf de Directeur de voorkeur aan de uitvoering van plan B. Ook de Commissie van Fabricage lachte de omruiling der twee scholen het meeste toe, vooral ook, omdat op die wijze de kosten voor de gemeente belangrijk lager zouden kunnen zijn. Het bijbouwen van een nieuwe gymnastiekzaal ten be hoeve van de te verplaatsen H.B. S. voor Meisjes kwam haar toch niet noodzakelijk voor, aangezien voor de zes uren per week, waarin gymnastiekles gegeven werd, zonder bezwaar van het gymnastieklokaal in het tot Gymnasium te bestemmen gebouw aan de Garenmarkt ook in de toekomst zou kunnen worden gebruik gemaakt, mits slechts een aparte in- en uit gang aan dat lokaal werd gemaakt. De kosten zouden dan, globaal begroot, slechts 8200,bedragen, vermeerderd met de aan den claviger of concierge toe te kennen vergoe ding wegens het gemis van zijne woning. Curatoren van het Gymnasium, wier meening wij vervol gens vroegen, verklaarden zich eveneens voor de verwisse ling, mits aan eenige wenschen, in hun schrijven van 26 Februari 1913 te lezen, gevolg werd gegeven, De Commissie van Toezicht op het Middelbaar Onderwijs kantte zich daarentegen ten zeerste tegen het denkbeeld, waaraan naar hare meening voor de H. B. S. voor Meisjes uit sluitend nadeelen, doch geen voordeelen verbonden waren. Als nadeelen wees zij op het gemis van een gymnastiekzaal in het nieuwe gebouw, en op het ontbreken van een recreatie zaal, waarin de leerlingen in de pauzen zich eenigermate konden ontspannen en waartoe in het tegenwoordige gebouw het gymnastieklokaal diende. Het voornaamste bezwaar zag de Commissie evenwel hierin, dat bij verplaatsing der H. B. S. voor Meisjes slechts 5 gewone leerlokalen beschikbaar zouden zijn, zoodat wanneer te eeniger tijd splitsing van slechts ééne klasse noodig werd, direct tot verbouwing zou moeten worden overgegaan, waaraan naar haar oordeel vermoedelijk eene groote uitgave zou moeten worden ten koste gelegd. Hoewel de bedenkingen der Commissie van Toezicht ons niet van belang ontbloot voorkwamen, konden wij in het door haar aangevoerde aanvankelijk geen voldoende aanleiding vinden, om van de verwisseling, waarmede volgens de globale raming een zoo belangrijke besparing gepaard kon gaan, af te zien. Slechts indien de financieele voordeelen voor de gemeente bij nader inzien gering bleken te zijn, meenden wij ons denk beeld te mogen laten varen. Wij verzochten daarom den Directeur van Gemeentewerken zijn plan nader uit te werken en zoo nauwkeurig mogelijk te begrooten en tevens te trachten met de geopperde be denkingen en geuite wenschen zooveel mogelijk rekening te houden. Blijkens zijn rapport van 3 Juni 1913 schatte hij de kosten van verbouwing van het tegenwoordige Gymnasium tot H.B.S. voor Meisjes zonder bijbouw van een nieuw gymnastieklokaal op ongeveer ƒ4500.terwijl voor de inrichting van het gebouw aan de Garenmarkt tot Gymnasium z. i. een uitgave van ƒ6000.werd vereischt. Voor dat bedrag zou dan aan het gymnastieklokaal een kleedkamer worden bijgebouwd ten behoeve van de leerlingen der H.B.S. voor Meisjes, terwijl verder overeenkomstig de wenschen van Curatoren o.a. de in richting der privaten zou worden veranderd en de gymnastiek zaal, tevens aula, van electrisch licht zou worden voorzien. Voor algemeene kosten van uitvoering en besteding, voor herstelling en verfwerken, voor toezicht en onvoorziene uit gaven meende de Directeur ten slotte ƒ2000.te moeten uit trekken. De raming bedroeg zoodoende 4500.[-ƒ6000.[-ƒ2000.— of ƒ12.500.vermeerderd met de aan den claviger of concierge toe te kennen vergoeding wegens gemis van vrije woning. Inmiddels nam geheel tegen onze verwachting het aantal leerlingen op de H.B S. voor Meisjes toe en wel in die mate, dat de mogelijkheid geenszins uitgesloten was, dat een splitsing van klassen noodig zou blijken te zijn. In dat geval zou met het aantal beschikbare gewone leerlokalen in het gebouw aan de Doezastraat niet kunnen worden volstaan en zou door verbouwing meerdere localiteit moeten worden verkregen, hetgeen volgens opgave van den Directeur van Gemeente werken, medegedeeld in het rapport der Commissie van Fa bricage van 20 Juni 1913, ƒ3500.extra zou kosten. Aangezien op die wijze het financieele voordeel voor de ge meente geheel zou verdwijnen, besloten wij den 7en Juli d.a.v. overeenkomstig bet advies der Commissie van Fabricage van de verwisseling af te zien en noodigden wij den Directeur van Gemeentewerken uit thans het plan tot verbouwing van het Gymnasium nader uit te werken en te begrooten. Wij hoopten dan na ontvangst van een en ander de vereischte voorstellen bij Uwe Vergadering aanhangig te kunnen maken. Tot ons leedwezen echter ondervond de zaak andermaal vertraging, doordat Curatoren zich met geen der ontworpen plannen konden vereenigen. Door den Directeur waren n.l. een viertal plannen ingediend, aangeduid met A, Ai, C en Ci. Volgens plan A zou het Gymnasium overeenkomstig den wensch van Curatoren met 2 gewone leerlokalen worden vergroot en met eene nieuwe kamer voor de leeraren, waarna de bestaande docentenkamer tot kamer voor Curatoren kon worden ingericht. F.en noodzakelijk gevolg van het plan zou verder zijn, dat de claviger in den vervolge buiten het ge bouw zou moeten wonen. De kosten werden geraamd op 16000.- benevens de aan den claviger toe te kennen ver goeding. Plan Ai was slechts een uitgebreid plan A en beoogde met het oog op de eischeu der toekomst eene vergrooling met 3 in plaats van met 2 gewone leerlokalen. Eene uitgave van 18.500.— zou met de uitvoering gemoeid zijn. Bij uitvoering van plan C, globaal geraamd op ƒ8500. zou enkel een vergrooting met 2 gewone leerlokalen worden verkregen, terwijl plan Cl een uitbreiding van plan C bevatte door toevoeging van een kabinet voor natuur- en scheikunde. Deze beide laatste plannen voldeden dus niet aan de wenschen van Curatoren, doch ook plan A of Ai kon, gelijk wij reeds opmerkten, hunne goedkeuring niet wegdragen. Twee zeer groote bezwaren werden daartegen door hen bij schrijven van 20 December 1913 te berde gebracht. Het eerste bezwaar gold de plaats, voor de nieuwe kamer der leeraren gekozen, het tweede had betrekking op het buiten het gebouw wonen van den claviger. Van uit de leerarenkamer moest volgens Curatoren voort durend controle kunnen worden uitgeoefend op hetgeen er in het gebouw buiten de lokalen gebeurt. Bij plaatsing aan de buitenzijde van het gebouw, ver van den ingang, was dit niet mogelijk. De leeraarskamer behoorde dus, zulks in strijd met den wensch van Curatoren in hun eerste schrijven geuit, te blijven ter plaatse waar zij zich bevond. Het uitwonen van den claviger achtten Curatoren niet ge- wenscht met het oog op de goederen van waarde, die in het gebouw, in het bijzonder in het kabinet voor natuurkunde, werden bewaard. In verband met een en ander werd door Curatoren een geheel nieuw plan aan de hand gedaan. Op den voorgrond stellende, dat er thans reeds twee lokalen te weinig waren, meenden Curatoren dat bij eene vermeer dering met 4 lokalen, aan de behoefte tot in verre toekomst zou zijn voorzien. Deze lokalen konden naar hun oordeel zeer gemakkelijk worden bijgebouwd, zonder dat aan het bestaande gebouw verder iets behoefde te worden veranderd. Aan de Noordzijde (vóór het gebouw staande, links) zou dan ter plaatse, waar het gebouw inspringt, een uitbouw bevattende 4 lokalen, moeten worden gemaakt, waarvan één voorloopig voor kamer van Curatoren zou kunnen dienen. Voor de verwezenlijking van dit plan zou echter, behalve de 4 M. breede strook benoorden het gebouw, die thans wordt gebruikt als bergplaats van gereed schappen voor het van der Werfpark, ook nog een strook van het indertijd voor de stichting van Rijks-Universiteitsgebouwen aan het Rijk afgestane gedeelte van dat park moeten worden teruggevraagd. De voordeelen, aan dit plan verbonden, achtten Curatoren zóó groot, dat zij het met klem ter uitvoering aanbevalen. üp hun wensch inzake de aanbrenging van electrisch licht kwamen zij, vermoedelijk tengevolge van de dezerzijds geop perde bezwaren, om voor een gebouw, waarin 's avonds nooit en des namiddags slechts 2 maal per week les wordt gegeven,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 12