70
DONDERDAG 28 MEI 1914.
van het gestorte oprichtingskapitaal verloren is, heeft die alge-
meene vergadering plaats. Met die 80% wordt door Burge
meester en Wethouders in hun praeadvies gerekend. Maar er
staat 80% of meer. Hoe groot kan dat meer zijn? Men moet
zich dat even indenken. Ik ben eenigszins op de hoogte met
dergelijke vennootschappen. Deze vennootschap zal geld gaan
geven aan gemeenten, waterschappen, provinciën en dergelijke
lichamen, en dit wil ik wel vaststellen, dat hierbij het risico,
wat de credietnemers betreft, niet groot is. Er zijn evenwel
zoo veel andere wegen, waarlangs groote verliezen geleden
kunnen worden. Om iets te noemen, het verlies door koers
verschil, dat is toch ook een verlies, dat meegeteld moet
worden. In een jaar kan er op effecten een groot koersverlies
geleden worden. Wij leven in een tijd, dat iedere maatschappij,
iedere bankinstelling die effecten bezit, koersverlies heeft te
hoeken. Nog niet zoo lang geleden las ik in het verslag van
de Nederlandsche Bank dat in één jaar tijd, het was tijdens
den Russisch Japanschen oorlog ongeveer ƒ300.000.aan
koersverschil verloren was. Maar er zijn nog andere oorzaken,
waardoor eene Bank klappen kan krijgen. Ik herinner mij bijv.
dat in 1902 in Weenen een directeur van eene Bankinstelling,
die gedurende ongeveer 25 jaren het bedrijf, zonder dat er
eenige aanmerking op was gemaakt, had uitgeoefend, en die
eene borgstelling had loopen van ƒ100.000.er met een
millioen van door ging. Er blijft dus altijd een risico voor
eventueel grooter verlies dan ƒ40.000.al is het dan niet
van de zijde der credietnemers, want men moet de gevallen
nemen, zooals zij zich in de praktijk voordoeu. Wanneer men
eenmaal aan een dergelijke zaak gaat deelnemen, dan moet
men ook goed weten waaraan men deelneemt.
Wanneer het een zaak is, die ons zei ven betreft, dan zijn
wij persoonlijk daarvoor verantwoordelijk, maar waar het de
gemeente raakt, moeten wij goed weten waarvoor de gemeente
kan komen te staan. En daarom zou ik die ƒ2400.niet zoo
op den voorgrond willen plaatsen. Het blijmoedig optimisme,
waarvan het praeadvies blijk geeft, deel ik dus niet. Er is nog
een andere quaestie. De Commissie van Financiën juicht het
plan toe, maar alle Commissiën van Financiën denken over
deze zaak niet gelijk. De Commissie van Financiën te Hilver
sum bijv. juicht deze zaak in het geheel niet toe; die heeft
zelfs een afkeurend praeadvies gegeven en zegt: begin er niet
mede. Ik vind dat die Commissie in deze verder heeft gezien
dan onze Commissie van Financiën, met alle waardeering, die
ik overigens voor de leden onzer Commissie van Financiën heb.
Ik heb mij hierbij deze vragen gesteld: Heeft de praktijk
geleerd, dat Leiden behoefte heeft aan een dergelijke Ge
meentelijke Credietbank? De heer van Hamel knikt van ja,
ik hoop dat dan straks van hem te hooren.
Wat de geldzaken betreft hebben wij hier behoefte aan
kasgeld en aan het sluiten van leeningen. En hebben wij
behoefte aan kasgeld, dan kunnen wij dat ten allen tijde
gemakkelijk krijgen. Daarvoor hebben wij een gemeente-kassier,
die als tusschenpersoon optreedt tusschen ons en de Neder
landsche Bank. En ik heb nog nooit gehoord, dat de Neder
landsche Bank ten opzichte van de gemeente Leiden een limiet
heeft gesteld. Door middel van disconteeren kunnen wij altijd
over kasgeld beschikken. Daarvoor hebben wij dus geen
andere instelling noodig.
En wat de leeningen betreft, ik heb de laatste leeningen
meegemaakt en nog enkele oude. Maar totnogtoe hebben wij
altijd, ik zou haast zeggen op aangename wijze een leening
kunnen sluiten. In den laatsten tijd zeker ook door uwe
krachtige medewerking, M. d. V., maar het neemt niet weg,
dat het resultaat altijd is geweest, dat wij op niet slechte
condities geld konden leenen. Wanneer wij ons crediet ver
gelijken met dat van andere gemeenten dan kunnen wij
gerust zeggen, dat wij altijd gemakkelijk geld hebben ge
kregen. En daarom vraag ikis er nu behoefte aan een andere
wijze van geldvoorziening, dan wij op het oogenblik volgen.
De Commissie van Financiën vindt, dat wij bij de nieuwe
instelling op weinig kostbare wijze in onze behoefte aan kas
geld en aan het sluiten van leeningen kunnen voorzien, maar
het is bekend dat de wijze, waarop wij tegenwoordig aan kas
geld komen en waarop wij onze leeningen kunnen sluiten, ook
weinig kostbaar is. Ik vermoed, dat die woorden dan ook
beteekenenop minder kostbare wijze. Maar op welke gronden
beweert men, dat het bij een Gemeentelijke Credietbank zou
geschieden op minder kostbare wijze. Als wij veranderen, dan
moet de gemeente daar toch eenig voordeel bij hebben, anders
loont het de moeite niet! Het kasgeld krijgen wij op het
oogenblik toch al zoo goedkoop mogelijk. Verder wordt in het
praeadvies gezegd, dat dan voor de gemeente het uitzetten
van haar geld a déposito zeer wordt vergemakkelijkt. Ik heb
mij de vraag gesteld of met grond mag worden verwacht,
dat de gemeente Leiden in de toekomst zooveel déposito zal
hebben, dat men door plaatsing op de Gemeentelijke Crediet
bank daarvan meer voordeel zal behalen, dan anders bij een
particuliere instelling. Wanneer wij het geluk hebben geld in
déposito te kunnen geven, dan kunnen wij bij alle bankiers
terecht, heel dikwijls nog tegen onderpand van effecten.
Wij kunnen ons teveel in prolongatie geven of in deposito
op effecten. Dit is zeer goed mogelijk, M.d. V. Wat securiteit
betreft kunnen wij bij particulieren even goed terecht als bij
de Gemeentelijke Credietbank. Maar de vraag is, of wij wel
zooveel déposito's bebben.
Ik ben meermalen bij onzen braven Gemeente-Ontvanger
geweest om geld voor aannemers, en dan zei hij vaak tegen
mij: »wacht nog even, want wij moeten het zoo zuinig moge
lijk aandoen". Hij heeft daarin volkomen gelijk, maar juist
daarom geloof ik niet, dat het bedrag dat Leiden in de toe
komst aan déposito zal bezitten, zoo heel groot zal zijn. Alles
wel beschouwd zal Leiden van deze nieuwe instelling dus niet
zoo heel veel profiteeren. Maar er is nog eene andere kwestie.
Als ik het goed begrijp, dan is het de bedoeling om de
bankiers en kassiers, die ons tot dusverre bediend hebben,
zooveel mogelijk uit te schakelen. Ik kan het niet anders zien,
en er zijn andere, die er precies zoo over denken. In plaats,
dat wij nu gaan naar een Leidsch kantoor, gaan wij dan
naar een Haagsch kantoor, of te wel ons eigen kantoor. Het
Leidsche kantoor mist nu zijn zestientje of twee en dertigje,
terwijl dit door het Haagsche kantoor in rekening wordt ge
bracht Men moet niet vergeten, dat men hierdoor meer risico
krijgt, meer administratie en meer rompslomp, want men kan
zich gemakkelijker laten bedienen door een kantoor in de
gemeente zelf, dan door een kantoor buiten de gemeente. Dit
spreekt van zelf. Aan dengene, die dit niet begrijpt, wil ik
het met genoegen uitleggen. Dit is evenwel van ondergeschikt
belang. De hoofdzaak is, dat men de bankiers en kassiers
zooveel mogelijk wil uitschakelen. En nu is de vraagwelke
houding zullen deze heeren aannemen tegenover deze nieuwe
instelling. De nieuwe instelling zal hen allicht noodig hebben.
Laten wij eens aannemen dat het haar gelukt een bedrag vanv
25 millioen obligatiën te plaatsen, wat het hoogste bedrag is,
dat zij nemen kan, dan is dat toch nog maar een druppel in
een emmer water vergeleken bij hetgeen er voortdurend door
de gemeenten gevraagd zal worden. Wij zijn bijv. nu ge
komen om 21li millioen, Arnhem om 1%, Den Haag komt
om 10 millioen, Amsterdam straks ook om 10 millioen. In zulke
bedragen kan de op te richten Credietbank onmogelijk voor
zien. Zij moet derhalve voor grootere leeningen toch komen
bij de groote bankiers, die ons tot dusverre goed bediend
hebben, en tot nu toe zich altijd welwillend tegenover ons
hebben betoond. Hoe hunne houding nu. worden zal, weet ik
niet, maar men is daaromtrent niet geheel gerust. Daar komt
nog bij, dat men om 25 millioen obligatiën te plaatsen, de
hulp van bankiers en kassiers noodig heeft. Wat zal nu de hou
ding van dezen zijn, als zij zien, dat er een Gemeentelijke Crediet
bank wordt opgericht, die hen wil uitschakelen? Ik ben daar
omtrent niet zoo optimistisch gestemd. Als ik een advies had
moeten geven, zou ik gezegd hebbenhet is het bestp, ons
van deelname te onthouden.
Het nut voor onze gemeente is voor mij twijfelachtig, en
daarom zeg ik: onthoudt U. Het blijmoedig optimisme dat in
het geheele praeadvies van Burgemeester en Wethouders en
in het advies van de Commissie van Financiën doorstraalt,
deel ik dus niet. Ik wil echter gaarne afwachten wat verder
in het debat zal gezegd worden, om daarnaar mijn stem te
bepalen.
De heer Reimeringer. Een enkele opmerking slechts. In de
eerste plaats, dat het obligo niet te zwaar moet medetellen,
want het komt maar heel zelden voor, dat een aandeelen
kapitaal moet worden volgestort. Men heeft instellingen die
van den aanvang af altijd hebben gewerkt met een kapitaal
waarop 10 is gestort en die bijna een eeuw op die wijze
hebben gewerkt, zonder dat de overige 90 bijgestort be
hoefden te worden. En een geval van deconfiture is hier niet
te voorzien. Het geldt hier een uiterst solide zaak, de debi
teuren van de Bank zijn de meest solide debiteuren die men
kan hebben, nl. de gemeenten, zoodat ik niet kan inzien, dat
de Bank hier zoo'n groot gevaar zou loopen, door het nemen
van geld a deposito en het plaatsen van leeningen.
Dat de bankiers uitgeschakeld worden is ook niet juist.
Wij hebben toch gezien, dat ook een groote bankinstelling
deze zaak steunt. Het groote voordeel voor de gemeente is,
dat zij onmiddellijk haar geld aan de bank kan geven en
onmiddellijk van haar geld kan ontvangen. Die wijze van
handelen wordt nu gemakkelijker. En er zullen zeker ook wel
déposito's zijn. De kas is niet altijd leeg, de gasfabriek draagt
toch ook geld af.
En wat de leeningen van de gemeenten betreft, zeker die
zijn allen goed geplaatst, maar de obligaties zijn zeer incourant,
die zullen door deze instelling veel couranter worden. Dan
kunnen zij iederen dag verhandeld worden, wat nu alleen het
geval is met de obligaties van de groote gemeenten, als Amster
dam, Rotterdam, Den Haag, terwijl die van de kleinere ge
meenten zelden worden verhandeld. De obligaties van Leiden
zullen dan ook veel gemakkelijker te plaatsen zijn. Ik zou