85 een pannenfabriek te Oudshoorn, zonder dat aanvulling van het V.- en U.fonds voor deze uitbreiding plaats heelt gehad. Door het jaarlijks toenemen van het aantal aansluitingen te Leiden en in de buitengemeenten, is het noodig geregeld meters en transformatoren aan te schaffen. Hiervoor zijn, zoolang voldoende kasgelden aanwezig waren, geene credieten aangevraagd. Dientengevolge is in den loop der jaren een gezamenlijk tekort op de aangevraagde credieten ontstaan van f 311.000.gespecificeerd als volgt Centralef 160.000. Transformatoren49.000. Electriciteitsmeters28.000. Kabelnet Noordwijk 21.000 Oegstgeest 3.000. Alkemade44.000. Leiderdorp 2.000. Noord wij kerhout 1.000 Koudekerk 1.500.— Woubrugge r> 1.500. Totaal tekort f 311.000. Voor de normale ontwikkeling van het bedrijf in 1914 (nieiiwe aansluitingen, aanschaffing van meters en transfor matoren, kleine uitbreidingen kabelnet, enz.) is noodig een bedrag van f 72.000.zoodat totaal wordt aangevraagd een crediet van f 383.000. Wij hebben de eer U in overweging te geven: a. de bedragen van f 397.000.en f 383.000.— aan te vragen onder aanteekening, dat daarvan zal worden betaald als interest en 5 als aflossing, te beginnen met het jaar '1915; b. het bedrijfskapitaal van de gasfabriek tot ƒ260.000. te verminderen en de vrijgekomen gelden ad ƒ50.000.te voegen bij het V.- en U.fonds, met dien verstande, dat van die ƒ50.000.met behoud van den rentevoet van 4| even eens jaarlijks 5% zal worden afgelost; alles met inachtneming van het Raadsbesluit van 6 Novem ber 1913 inzake de door de gemeente-bedrijven verschuldigde rente voor de aan hen verstrekte kapitalen, zoolang de ge meente daarvoor nog geen vaste leening heeft aangegaan. Commissarissen der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit, N. C. de Gijselaar, Voorzitter. J. Korevaar. Fokker. N°. 131. Leiden, 10 Juni 1914. Bij Raadsbesluiten van 5 en 12 December 1912 (Ingek. Stukken No. 260) werd besloten het bagger werk en de uit voering van bijkomende werkzaamheden op te dragen aan P. van Ulden en werden de voorwaarden vastgesteld, waar onder de verpachting zou plaats hebben. Ingevolge artikel 28 dier voorwaarden mocht door den pachter voor het storten van puin, vuil, grond enz. of voor andere doeleinden, die met het bedrijf, in deze overeenkomst omschreven, in verband staan, vrijelijk beschikt worden over het aan de gemeente toebehoorende opslagterrein in de Waard, voorzoover dit niet ten behoeve van het aangelegde Rijn en Schiekanaal zoude worden in beslag genomen. De pachter maakte van deze bevoegdheid gebruik en bezigde het terrein als opslagplaats van vuil en als bagger- terrein. Hiertegen verzette zich echter het gemeentebestuur van Leiderdorp, in welke gemeente het terrein gelegen is. Hoewel toch het terrein deel uitmaakte van het complex, dat gedurende vele jaren door vorige pachters voor de uit oefening van hun bedrijf werd gebruikt, was het gemeente bestuur van oordeel, dat door den heer van Ulden in strijd werd gehandeld met de Leiderdorpsche verordening van 28 October 1909. Deze verordening verbiedt, zooals U bekend is, het na de vaststelling der verordening oprichten van inrichtingen, be stemd tot bewaring en verwerking van asch, vuilnis en bag ger elders, dan op de daarvoor in de verordening aangewezen pereeelen. Op bestaande inrichtingen is zij evenwel niet van toepassing, doch het gemeentebestuur stelde zich op het standpunt, dat de pachter, door op een deel van het terrein het baggerbedrijf uit te oefenen, terwijl dit vroeger niet op dit gedeelte van het geheele terrein, doch op het door de provincie voor den aanleg van het nieuwe kanaal aange kochte gedeelte geschiedde, de werkzaamheden op andere en meer hinderlijke wijze dan vóór 1909 uitoefende en lokte daarom eene vervolging uit van den pachter wegens over treding van de meergenoemde verordening, waarop eene ver oordeeling volgde. De al dan niet juistheid van het aangenomen standpunt, dat in casu niet van een bestaande inrichting sprake is, in het midden latende, komt het ons, met het oog op den groo- ten last, dien de gemeentelijke reinigingsdienst van een en ander ondervindt, zeer gewenscht voor, dat over een ander terrein de beschikking wordt verkregen en dat de gemeente den pachter daarbij de behulpzame hand biedt. Recht op een ander terrein kan de pachter tegenover onze gemeente niet doen gelden. Hem toch is enkel de vrije beschikking, voorzoover die van Leiden afhing, gegeven en in geen enkel opzicht heeft de gemeente zich tegenover den pachter aan sprakelijk gesteld voor het verkrijgen der vereischte vergun ningen krachtens de Hinderwet. Uit billijkheidsoogpunt valt er echter wel wat voor te zeggen, om den pachter aan een ander terrein te helpen. Bij het aangaan van het pachtcon- tract toch kon hij niet vermoeden, dat hem de uitoefening van zijn bedrijf op het ter beschikking gestelde terrein zou worden verboden, aangezien zijn voorgangers nimmer door het gemeentebestuur werden lastig gevallen en steeds, zelfs zonder vergunning, hunne werkzaamheden hadden verricht. Doch ook afgescheiden hiervan verdient het aanbeveling, dat de gemeente zich de beschikking verzekert over een terrein, dat kan worden ingericht voor het baggerbedrijf. De ervaring heeft nl. geleerd, dat het van groot belang is, om zelf in het bezit te zijn van baggerterrein en aangezien de gemeente thans geen daarvoor geschikte terreinen heeft, kan aankoop dus ook strekken, om eventueele moeilijkheden bij het eindigen van het thans geldende pachtcontract te vermijden. Dit alles voor oogen houdende, hebben wij stappen ge daan, om terreinen in handen te krijgen, die voor het be oogde doel geschikt konden worden geacht, en is het ons gelukt op een tweetal onder Leiderdorp gelegen pereeelen weiland de hand te leggenkad. bekend onder Sectie A, nis. 81 en 3458, en behoorende tot de pereeelen, die door de Leiderdorpsche verordening van 1909 zijn aangewezen voor bagger- en vuilnisterrein. De pereeelen hebben een oppervlakte resp. van 2.42.70 H. A. en 1.88.50 H. A. of te zamen 4.31.20 H. A. en zijn voor het baggerbedrijf gunstig gelegen aan »de Zijl" tusschen de Stinksloot en de spoorlijn naar Hoofddorp. De tegenwoordige eigenaren, de Gebr. Boot te Leiderdorp, zijn bereid de pereeelen te verkoopen voor f 5000 per H. A., d. i. dus in totaal voor f 21.560, een o. i. redelijke prijs. Bij aankoop zou voorloopig een deel van het meest Noor delijk gelegen perceel No. 81 ter grootte van 1 H.A. voor baggerterrein kunnen worden ingericht en aan den pachter verhuurd voor f 250 'sjaars per H. A., vermeerderd met de betaling in eens van de helft der kosten, vereischt om dit gedeelte in te richten voor opslagplaats van vuilnis enz. en baggerterrein. De andere helft der kosten- zouden dan billijk heidshalve voor rekening van de gemeente moeten zijn, aan gezien alle gemaakte werken na afloop der pachtovex^een- komst ter vrije beschikking van de gemeente komen. De kosten van inrichting zijn, nu nog geen definitieve plannen zijn opgemaakt, moeilijk nauwkeurig te ramen, doch worden aanvankelijk zeer globaal begroot op 2000 a 3000, waarvan, gelijk gezegd, de helft ten laste van den pachter komt. Bij verhuring van het bovenbedoelde gedeelte van het ter rein langs de Zijl aan den pachter, ziet deze af van het gratis gebruik van het in artikel 28 der pachtovereenkomst bedoelde opslagterrein in de Waard, hetgeen dan zeer goed voor andere dan reinigingsdoeleinden kan worden gebruikt en waarvoor, naar het ons voorkomt, een flinke huur zal kunnen worden bedongen. Aangezien thans slechts een deel van het perceel No. 81 in gebruik zal worden genomen en alleen indien daartoe de behoefte mocht blijken, een grooter gedeelte voor het bedrijf aan den pachter onder overeenkomstige voorwaarden zal worden verschaft, is het niet noodig het geheele terrein, dat tot Kei'stmis 1915 is verhuurd, vrij van huur te maken. De huur van perceel No. 81 zal echter bij den koop moeten worden afgekocht. Aan de eigenaren zal daarom, indien zij dit perceel vrij van huur leveren, behalve den koopprijs een bedrag van f 600 als afkoopsom van die huur moeten worden uitgekeerd. Wij vertrouwen door het bovenstaande voldoende te hebben aangetoond, dat aankoop van de beide pereeelen aan de Zijl en verhuring van een gedeelte daarvan aan den pachter van Ulden tegen de genoemde prijzen en onder de genoemde voorwaarden, in het belang der gemeente moet worden geacht. Onder mededeeling, dat de nadere overeenkomst, met den pachter te sluiten, zoo spoedig mogelijk aan Uwe Vergadering zal worden oveilegd, geven wij U thans in overweging: a. te besluiten tot aankoop van de pereeelen kad. bekend onder sectie A, gemeente Leiderdorp, nis 81 en 3458, te zamen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 9