46 »Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van Bur gemeester en Wethouders op kroonlijsten of daken van ge bouwen reclame-borden, -letters ot andere voorwerpen te maken, te plaatsen of te hebben". Artikel II. Artikel 21 wordt gelezen als volgt Bij elk tot woning bestemd gebouw moeten één of meer aan den eigenaar van het gebouw toebehoorende, daaraan grenzende piaatsen, tuinen, erven of andere open ruimten zijn, waarvan de gezamenlijke oppervlakte ten minste een derde gedeelte van die van het gebouw bedraagt. In elk geval moet de achterzijde van elk in het eerste lid van dit artikel bedoeld gebouw, over de volle lengte van die zijde, grenzen aan een open ruimte van ten minste drie Meter diepte, gemeten van uit het aan die zijde meest uit stekende gedeelte van het gebouw. Van de bepalingen van dit artikel kan door Burgemeester en Wethouders geheel of gedeeltelijk ontheffing worden ver leend indien het perceel grenst aan een of meer wegen, straten of openbare waters van zoodanige breedte, dat met inbegrip daarvan, duurzaam open ruimten als in dit artikel bedoeld, worden verkregen. Bovendien kunnen Burgemeester en Wethouders in zeer bijzondere gevallen, bij het geheel of voor een gedeelte ver nieuwen van tot woning bestemde gebouwen binnen den singelrand, ontheffing van de bepalingen van dit artikel ver- leenen, mits de open ruimten ten minste 1/10 gedeelte van de oppervlakte van het gebouw beslaan. Artikel 111. Achter artikel 21 wordt ingevoegd een nieuw artikel 21 bis luidende »Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, indien eenig gebouw, onverschillig of dit al dan niet tot woning bestemd is, zoodanig is ontworpen, dat een behoorlijke door strooming van lucht binnen een bouwblok zou kunnen worden belemmerdbijzondere eischen te stellen ten opzichte van de hoogte, tot welke dit gebouw geheel of gedeeltelijk mag worden opgetrokken." Artikel IV. De aanhef van het 4e lid van artikel 50 wordt gelezen als volgt: »De voorschriften van artikel 21 en van de artikelen 28— 48 zijn mede van toepassing enz." Artikel V. In art. 92 wordt achter »6" ingevoegd »6bis' en achter »21" ingevoegd »21 bis". De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. N°. 81. Leiden, 3 April 1914. In de raadszitting van den lOen Juli 1912 werd besloten, aan het Comité voor »Plan 1913" voor de te organiseeren feestelijkheden tot viering van het eeuwfeest van Nederland's onafhankelijkheid, van gemeentewege een subsidie te verleenen van 2500of zooveel minder als noodig mocht zijn om een eventueel nadeelig saldo der rekening te dekken. Blijkens de rekening van ontvangsten en uitgaven door het Comité ingediend en die voor de raadsleden ter inzage in de Leeskamer is nedergelegd, bedraagt het door de gemeente te dekken nadeelig saldo 1858.23. Op de begrooting voor 1913 is onder volgn. 172 een extra bedrag van 2000.voor de viering der onafhankelijksfeesten uitgetrokken. Aangezien echter de gemeente zelve voor de feestviering een bedrag van ƒ571.965 heeft uitgegeven, wordt dit bedrag van 2000. derhalve met 430.195 overschreden. Onder mededeeling van hetbovenstaar.de kunnen wij daaraan echter toevoegen, dat een verhooging van den begrootingspost niet noodig is, vermits op de andere onderdeelen van dien post voldoende overschot aanwezig is om daaruit de hoogere uitgaaf van 430.198 te kunnen dekken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 82. Leiden, 7 April 1914. Onder overlegging van nevensgaand verzoek geven wij Uwe Vergadering, overeenkomstig het advies der Commissie voor het Stedelijk Museum »de Lakenhal" alhier, in overweging aan den heer D. Hartevelt H.Czn., op diens verzoek, eervol ontslag te verleenen als lid dier Commissie, onder dankbetui ging voor de door hem als zoodanig aan de gemeente bewe zen diensten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 3 April 1914. Met leedwezen ontving de Commissie het bericht van de aanvrage om ontslag, ingediend door den heer Hartevelt, aan wiens aangename samenwerking zij steeds de vriendelijkste herinnering zal behouder). De Commissie geeft in overweging om het aangevraagde ontslag eervol te verleenen onder dankbetuiging voor de door den heer Hartevelt in deze commissie bewezen diensten. Namens de Commissie voor het Stedelijk Museum, J. C. van der Lip, voorzitter. J. C. Overvoorde, secretaris. Aan den WelEd.Achtb. Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Geeft eerbiedig te kennen: Daniël Hartevelt H.Czn. dat hij zich wegens vertrek uit deze gemeente genoodzaakt ziet het lidmaatschap van het Bestuur van het Stedelijk Museum »de Lakenhal", tot welke functie hij door Uwen Raad werd benoemd, neer te leggen. Reden waarom hij Uwen Raad eerbiedig verzoekt hem als zoodanig eervol ontslag te willen verleenen. 't Welk doende enz. D. Hartevelt Hzn. Leiden, 30 Maart 1914. N°. 83. Leiden, 10 April 1914. Onder overlegging van nevensgaand verzoek van Mej. J. C. Rosskopf, om eervol ontslag uit hare betrekking van hoofd onderwijzeres aan de openbare bewaarschool in het Elisabeths- hof alhier en onder mededeeling, dat tegen inwilliging daar-, van bij ons College zoo min als bij de Commissie voor de be waar scholen bezwaar bestaat, geven wij U in overweging aan Mej. J. C. Rosskopf, op haar verzoek, met ingang van 1 Juli 1914, eervol ontslag te verleenen uit hare hierbovengenoemde betrekking. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 2 April 1914. Ondergeteekende, hoofdonderwijzeres aan de openbare Be waarschool in het Elisabethshof te Leiden, verzoekt wegens toenemende gehoorsvermindering eervol ontslag uit boven genoemde betrekking, ing. 1 Juli. Tevens verzoekt zij toeken ning van pensioen, voor zooverre de verordening dit toelaat. Met verschuldigde hoogachting .Uw Edelachtbare d.w. dien.: J. Chr. Rosskopf. Aan Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden. N°. 84. Leiden, 10 April 1914. Voor de benoeming van een onderwijzer met verplichte hoofdakte aan de openbare lagere school der 3e klasse No. 2 alhier, ter vervulling van de vacature welke is ontstaan door het ontslag, dat met ingang van 16 Januari 1914 eervol werd verleend aan den heer J. Bolle, hebben wij de eer U, in over leg met den Arrondissements-Schoolopziener, na ingewonnen bericht van het Hoofd der school, de navolgende voordracht aan te bieden 1°. C. WISKERKE, onderwijzer aan de O. L. School der 3e klasse No. 2 te Leiden; 2°. S. S1PMA, hoofd der school te Blija (gem. Ferwerderadeel) 3°. R. DE JONG, onderwijzer te Tjalleberd. Met verwijzing naar de desbetreffende, in de Leeskamer ter inzage liggende stukken, verzoeken wij U alsnu ;tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 3