36 het slachten vastgestelden tijd en op de uren, dat het koel huis geopend is. Het koelhuis is voor de gebruikers toegankelijk, gedurende het koeltijdperk dagelijks, uitgezonderd de Zon- en feestdagen genoemd in art. 3, tweede lid, des morgenstusschen 1 April en 1 October van 6 tot 7 uur; na 1 October van 7. tot 8 uur; des Zaterdags echter van 6| tot 1\ uur; vervolgens van des voormiddags '11 tot des namiddags 1 uur en verder des namiddags van 6 tot 7 uur. Op de Zondagen is het "koelhuis gesloten; op de feestdagen genoemd in art. 3, tweede lid, is het geopend van 7 tot 8 uur des morgens. Het koeltijdperk vangt aan op 1 April, of zooveel lijter, als de weersgesteldheid naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders toelaat, en duurt 1\ maand. Behalve op de bovengenoemde uren is het koelhuis gedu rende de koelperiode bovendien geopend, des Zaterdagsna middags van 10 tot 10i uur. Burgemeester en Wethouders kunnen het koelhuis te allen tijde buiten gebruik stellen, wanneer naar hun oordeel het belang van de exploitatie van het Slachthuis dit medebrengt. Art. XI. In den 3en en 4en regel van art. 60 wordt in plaats van«17 tweede, vierde, vijfde, zesde en zevende lid" gelezen: «17 eerste, derde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende lid." De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad. No. 65. Leiden, 18 Maart 1914. In Uwe Vergadering van 20 Juni '1913 werd overeenkom stig ons voorstel, opgenomen onder no. 125 der Ingekomen Stukken, besloten voorloopig slechts het minimum-loon dei- opperlieden en sjouwers in de «Bepalingen omtrent minimum loon en maximum-arbeidsduur in bestekken van gemeentewer ken" met één cent per uur te verhoogen. Een amendement van den heer van Tol en een amendement van de heeren Sijtsma e. a., om ook in de minimum-loonen voor eenige andere categorieën van werklieden verandering te brengen, werden verworpen. Onzerzijds werd echter de toezegging gedaan, dat, zoodra in de gemeente eene verhooging van de normale loonen bij particulieren tot stand zou zijn gekomen, intijds een voorstel bij U aanhangig zou worden gemaakt, om ook de minimum- loonen der werklieden, in dienst bij aannemers van gemeen tewerken, te verhoogen. En aangezien het ons nu bekend was, dat door verschillende organisaties van patroons en werklieden in de bouwvakken overeenstemming was verkregen ten aanzien van eene op 1 April 1914 in te voeren loonsverhooging, werden in het begin van dit jaar, zoowel bij de Kamer van Arbeid voor de Bouwbedrijven, als bij verschillende patroons- en werklieden- organisaties, of, wanneer deze niet bleken te bestaan, bij enkele voorname patroons, inlichtingen gevraagd omtrent de loonen, die tegen 1 April waarschijnlijk als minimum-standaardloonen in deze gemeente zouden mogen worden beschouwd. Uit de verkregen inlichtingen bleek ons, dat de uurloonen van steenhouwers, timmerlieden, metselaars, stucadoors, vei- vers, loodgieters, grondwerkers, opperlieden en sjouwers op 1 April a.s. resp. 27, 25, 25, 25,22, 22,21, 20 en 20 ets. zullen bedragen, d. i. derhalve 2 cents hooger, dan de thans geldende gemeentelijke minima in bestekken, terwijl het uurloon der wit ters op 20 ets. zal worden gebracht, d. i. 1 cent hooger, dan het minimum-uurloon, in de «Bepalingen" voorgeschreven. oor de smeden en behangers is tegen 1 April geen algemeene loons verhooging in uitzicht gesteld. Wat de smeden betreft, kan echter het tegenwoordige minimum-loon van 20 ets. volgens het gevoelen der Commissie van Fabricage, waarmede wij ons vereenigen, niet worden gehandhaafd. Een smid is een vakman, die hooger bezoldigd moet worden dan een opperman of sjouwer. En nu moge het waar zijn, dat er particuliere patroons zijn, die thans nog 20 ets. betalen, dit geldt alleen voor smidswerk van den meest eenvoudigen aard, waarvoor weinig vakkennis wordt gevor derd. Indien aannemers van gemeentewerken voor de uitvoe ring dier werken smeden noodig hebben, dan behooren deze goed ontwikkelde vaklieden te zijn, die thans ook reeds 22 ets. en meer per uur ontvangen. Het met 1 April vast te stellen minimum-uurloon voor smeden moet daarom op 22 ets. worden gesteld. Ten opzichte van de behangers zijn wij met de Commissie van Fabricage van oordeel, dat het aanbeveling verdient, om deze categorie van werklieden voortaan niet meer in de «Be palingen omtrent minimum-loon" te vermelden. Behangwerk als onderdeel van eenige belangrijk werk in uitvoering komt zelden voor, terwijl de bepalingen ook niet toepasselijk wor den verklaard op de behangers, die werkzaam zijn bij het gewone onderhoud van gemeente-gebouwen. Het schijnt ons daarom dan ook onnoodig toe voor deze groep van werklieden de loonsbepalingen in de verordening te handhaven. Op grond van een en ander zijn wij van oordeel, dat de minimum-uurloonen voor de verschillende categorieën van werklieden, genoemd in artikel 1 der «Bepalingen" met ingang van 1 April a. s. met 2 ets. moeten worden verhoogd, met uitzondering van het minimum voor de witters, wier mini mum-uurloon een verhooging van 1 ets. behoort te ondergaan, terwijl de behangers niet meer in de «Bepalingen" dienen te worden genoemd. Op die wijze zal dan tevens voldaan zijn aan het hierach ter afgedrukt verzoek van de Prot. Christ. Bouwvak Federatie alhier, om het uurloon van de steenhouwers in bestekken van gemeentewerken te verhoogen tot 27 ets., welk stuk in Uwe Vergadering van 30 October j.l. in handen van ons College werd gesteld, teneinde het bij U aanhangig te maken tege lijk met de voorstellen betreffende de algemeene herziening van de bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-ar beidsduur. Wij geven U mitsdien in overweging tot vaststelling van de navolgende verordening te besluiten VERORDENING, houdende wijziging van de „Bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-arbeidsduur in bestekken van gemeentewerken", vastgesteld bij raads besluit van 28 Maart 1901 (Gem.Blad No. 6), laatste lijk gewijzigd bij raadsbesluit van 26 Juni 1913 (Gem.Blad No. 20). Artikel 1. Artikel 1 der bovengenoemde «Bepalingen" wordt gelezen als volgt: «Den aannemer wordt de verplichting opgelegd aan zijne werklieden, die bij de uitvoering van de in dit bestek beschreven werken werkzaam zijn, geen lager loon te betalen, dan: a. aan een steenhouwer.27 ets. per uur, b. timmerman, metselaar of stucadoor 25 c. verver, loodgieter of smid 22 d. grondwerker21 e. witter, opperman of sjouwer 20 Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 April 1914. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden Edelachtbare Heeren! Ondergeteekenden K. Wassenaar en H. C. de Jong Jr. in dezen optredende namens de «Prot. Christelijke Bouwvak Federatie" te Leiden, geven met verschuldigden eerbied te kennen, dat de Steenhouwwers Patroons te dezer plaatse met hunne gezellen zijn overeen gekomen, het uurloon te brengen op 27 cent, welk uurloon is ingegaan en uitbetaald op Zaterdag 11 October 1913. Verzoeken U beleefd, om de loonsbepaling in de bestekken voor eventueel voor Gemeenterekening uit te voeren werken, het loon der Steenhouwwers in overeenstemming te brengen met deze nieuwe loonsregelingen wel om deze redenen, dat het anders zou kunnen voorkomen, dat de gezellen in slechter condities zouden komen bij bedoelde werken, en de Patroons niet genoegzaam konden concureeren. 't Welk doende Met de meeste hoogachting Van Uwe Edelachtbare Heeren, de onderdanige dienaars K. Wassenaar 1ste \oorz. H. C. de Jong Jr. 1st Secretaris. Aan den Raad der Gemeente loeiden. Leiden 22 October 1913. N°. 66. Leiden, 18 Maart 1914. In de maand October van het afgeloopen jaar ontvingen wij van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten nevens gaand schrijven, waarin zij het denkbeeld opperde, om ten behoeve van de bij haar aangesloten gemeenten, die geen eigen afdeeling Verificatie bezitten, een Centraal Bureau van Veri ficatie en Controle te stichten en tevens verzocht haar te willen mededeelen, of onze gemeente in principe geneigd zou zijn tot een eventueel op te richten bureau toe te treden. Aangezien ons het uitoefenen van een controle, zooals in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 6