34 voor de leerlingen der buitengewone school voor Lager Onder wijs te Leiden, wordt door den Gemeente-Ontvanger inge vorderd in den aanvang van ieder kwartaal, waarvoor het schoolgeld verschuldigd is. De ouders of verzorgers der leerlingen zijn verplicht het verschuldigde schoolgeld ten kantore van den Gemeente- Ontvanger te voldoen, binnen 8 dagen na daartoe van zijnentwege te zijn uitgenoodigd. Art. 2. Het schoolgeld, verschuldigd voor de leerlingen, bedoeld in artikel 2, sub 3, der in artikel 1 aangehaalde verordening, wordt op den eersten schooldag van elke week ingevorderd door het Hoofd der school. Het in den loop der week ontvangen schoolgeld wordt door hem des Zaterdags aan den Gemeente-Ontvanger verantwoord. Art. 3. Van hem, die nalaat het verschuldigde schoolgeld te voldoen, wordt dat ingevorderd overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 258 tot en met 262 der Gemeentewet. Art. 4. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1914. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 64. Leiden, 18 Maart 1914. In Uwe vergadering van 26 Februaii dezes jaars werd door U aangenomen een voorstel tot wijziging van de «Ver ordening regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis". De aanleiding tot dit voorstel was de invoering van een stelselmatig onderzoek op trichinen van varkens en varkensvleesch. Doch de Commissie voor het Openbaar Slachthuis maakte van deze gelegenheid gebruik om ook op andere punten de verordening te herzien, o.a. werd wijziging gebracht in den termijn van openstelling van het koelhuis. Uwe vergadering zal zich herinneren, dat Bur gemeester en Wethouders van oordeel waren, dat in de be lastingverordening bepalingen omtrent aanvang en duur van het koeltijdperk niet op haar plaats waren. In overeenstem ming daarmede werd in art. 2 sub VI van bedoelde verordening volstaan met het noemen van de voor het gebruik van het koelhuis gevorderde rechten, terwijl voorts voor den koeltijd verwezen werd naar de Verordening op het gebruik van het Openbaar Slachthuis, (de strafverordening). In de toelichting tot bovenbedoelde wijzigingsverordening (zie Ingekomen Stuk no. 39) werd dan ook reeds door Burge meester en Wethouders gewezen op de thans noodig geworden wijziging van de strafverordening, waaromtrent een rapport van de Slachthuis-Commissie bereids was ingekomen en van welke gelegenheid door bedoelde Commissie weer gebruik gemaakt is om ook eenige andere artikelen dan art. 53 voor wijziging voor te dragen. In verband hiermede leggen wij U thans ter overweging voor een herziening van de «Verordening op het gebruik van het Openbaar Slachthuis". De voorgestelde wijzigingen zijn niet van principieelen aard. Zij zijn eensdeels noodig geworden om lacunes aan te vullenander deels zijn zij een gevolg van de omstandigheden. Het Slacht huis toch is een betrekkelijk jonge instelling en nu en dan blijkt, dat zij zich op sommige punten anders heeft ontwik keld dan, in het indertijd voor haar inrichting en werking ontworpen stel regelingen, was gedacht. Vandaar dat theorie en praktijk elkaar niet meer overal dekken. Daarnaast worden nog enkele wijzigingen voorgesteld, die de Commissie om andere redenen wenschelijk achtte. De Slachthuis-Commissie heeft zich dus tot een partieele herziening bepaald en ook onze Commissie heelt dat voor beeld gevolgd, al ontkennen wij niet, dat de Verordening op het gebruik van het Openbaar Slachthuis wel eens algeheel, bijzonderlijk uit een technisch-juridisch oogpunt, mocht worden herzien. Wij hebben de aandacht der betrokken Commissie hierop dan ook reeds gevestigd. De thans door ons voorgestelde wijzigingen steunen natuurlijk voornamelijk op de voorstellen der Slachthuis-Commissie. Zij zijn door ons slechts op enkele punten verbeterd of aangevuld en in de hieronder volgende ontwerp-verordening belichaamd. Onze toelichting daarop mag kort zijn, omdat deze reeds uitvoerig is gegeven in het advies van de betrokken Com missie van 23 Januari 1914 N°. 3 en het rapport van den Directeur van het Slachthuis van 12 December 1913 N°. 1754, welke stukken wij hierbij overleggen. In art. I wordt voorgesteld een nieuwe redactie van art. 2 der Verordening, waarbij is ingevoegd de «opzichter-hulp keurmeester", een ambtenaar, tot wiens aanstelling Uw Raad reeds in 1905 besloot. Tevens hebben wij in dit art. nog opgenomen de bevoegdheid tot verbaliseeren, zooals thans reeds in de meeste strafverordeningen onzer gemeente is geschied. Art. II geeft een nieuwe redactie van art. 3 der veror dening. Dit artikel is, voornamelijk wat het sub a vermelde betreft, geheel omgewerkt. Wij hopen met de Slachthuis- Commissie dat het artikel hierdoor aan duidelijkheid heeft gewonnen. Voor het aanvoeren, ten onderzoek aanbieden en slachten van vee en het afhalen van vleesch uit de slachthallen zijn gelijke uren aangegeven, wat uit practisch oogpunt ge- wenscht is. Voorts zijn in dit artikel de tijden van open stelling eenigsziris gewijzigd en is het aantal feestdagen uitgebreid. Onder e is een nieuwe bepaling opgenomen die verband houdt met de eischen der export-slachterij. In een tweetal opzichten zijn wij hier van het voorstel der Slachthuis-Commissie afgeweken. Vooreerst meenden wij dat, wat deze Commissie bij het sub b genoemde als le voorwaarde wenscht te zien geformuleerd, geen voorwaarde is, doch een essentieel bestanddeel van de openstelling zelve. Wij hebben dus de oorspronkelijke redactie, die slechts twee voorwaarden kende, gehandhaafd. In de tweede plaats hebben wij den Maskeradedag eenigszins nader gepreciseerd door de toevoe ging «bij gelegenheid van de Lustrumfeesten". Art. IV. behelst een nieuwe redactie van art. 17 der ver ordening. Deze wijziging is een voorbeeld van wat wij hier boven bedoelden met de veranderde omstandigheden. De verordening volgt hier de practijk, zooals deze zich reeds eenigen tijd heeft gevestigd. De toelichting op dit artikel in het rapport van den Directeur toont dit nader aan. Zooals U uit art. VII zal blijken, wordt voor art. 31 een veel vereenvoudigde redactie voorgesteld. Het artikel heeft daardoor aan elasticiteit en ook aan duidelijkheid gewonnen. Burgemeester en Wethouders zullen voortaan de bedwel- mingswerktuigen aangeven, waardoor met elke nieuwe uit vinding op dit gebied kan worden rekening gehouden. Ook in het, in ons art. VIII, nieuw geformuleerde art. 37 volgt de verordening de praktijk. Het bloed toch wordt tegen woordig niet meer naar het mestlokaal gevoerd doch van gemeentewege verzameld en verkocht. De slot-alinea komt aan hygiënische eischen tegemoet. Vervolgens moeten wij een oogenblik stilstaan bij art. 49, zooals dat in art. IX is nedergelegd. Indertijd bij Uw besluit van 26 Mei 1904 werd het le lid van dit artikel geschrapt. Het 2e lid had toen ook moeten vervallen, want het had zijn steunpunt in het le lid en hangt thans min of meer in de lucht. Ook dit lid is nu geschrapt en in de plaats daarvan is een eenvoudige, duidelijke alinea gekomen, waaruit blijkt dat de huur der koelruimten telkens per jaarlijksch koel tijdperk geschiedt. Stilzwijgende weder-inhuur is dus niet meer mogelijk. Elk jaar heeft de Directeur weer de volledige beschikking over alle iuimten en kan hij dus naar omstandig heden handelen. Ten slotte ons art. X, waarin art. 53 opnieuw is gere digeerd. Dit artikel is de rechtstreeksche aanleiding ge weest tot de wijziging der verordening, zooals wij hierboven nog in herinnering brachten. Aanvang en duur van het koel tijdperk zijn thans gewijzigd, zooals de praktijk dat aangaf. Het koeltijdperk vangt aan op 1 April, of zooveel later als de weersgesteldheid naar het oordeel van Burgemeester en Wet houders toelaat, en eindigt 1\ maand daarna. Ook in de uren van openstelling is eenige verandering gebracht in verband met de wenschen der slagers. Wij meenen hier thans een betere regeling van het koeltijdperk aan te treffen en worden daarin gesterkt door de Gezondheidscommissie, die in haar missive van 20 Februari 1914, die wij mede hierbij overleggen, bijzonderlijk dit artikel uit hygiënisch oogpunt toejuicht. Wij kunnen onze toelichting tot bovenstaande opmerkingen beperken. De andere wijzigingen spreken voor zichzelf, ter wijl wij voor détails en nadere argumentatie onze verwijzing naar het rapport van den Directeur herhalen. Wij hebben de eer U thans voor te stellen over te gaan tot de vaststelling van de volgende VERORDENING houdende wijziging van de Verordening van 23 April 1903 (Gem. BI. No. 23) op het gebruik van het Openhaar Slachthuis, laatstelijk gewijzigd hij Ver ordening van 10 December 1908 (Gem. BI. No. 33). Artikel I. Art. 2 van bovengenoemde Verordening wordt gelezen als volgt: «De dienaren der gemeente-politie benevens de directeur, de keuringsveearts tevens adjunct-directeur, de keurmeesters opzichters, de opzichter-hulpkeurmeester en de portier van het Openbaar Slachthuis zijn belast met de zorg voor de orde en veiligheid op het Openbaar Slachthuis, de handhaving dezer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 4