32 door Burgemeester en Wethouders, onder goedkeuring van den Districts-Schoolopziener. Art. 5. Aan het hoofd der school staat, een onderwijzer of eene onderwijzeres, die in het bezit is vari de akte van bekwaam heid, bedoeld onder b in artikel 77 der wet tot regeling van het lager onderwijs en die voor het geven der lessen wordt bijgestaan door onderwijzers en onderwijzeressen. De onderwijzers moeten in het bezit zijn van akte b, de onderwijzeressen in het bezit van akte a van het in het eerste lid genoemd .wetsartikel. De onderwijzers en de onderwijzeressen moeten tevens de bevoegdheid bezitten tot het geven van onderwijs in de vrije- en ordeoefeningen der gymnastiek. Bovendien moeten degenen, die belast zijn met het geven van- onderwijs in handenarbeid, in het bezit zijn van een diploma, afgegeven door de Vereeniging tot bevordering van het onderwijs in handenarbeid iri Nederland en de onder wijzeressen, die belast zijn met het geven van onderwijs in de nuttige handwerken voor meisjes, de bevoegdheid bezitten tot het geven van onderwijs in het vak, bedoeld onder k van artikel 2 der wet tot regeling van bet lager onderwijs. Van het personeel mag niet meer dan de helft en bij oneven aantal, niet. meer dan de kleinste helft uit onder wijzeressen bestaan. Eén der onderwijzers of onderwijzeressen kan door Burgemeester en Wethouders onder goedkeuring van den Districts-Schoolopziener worden aangewezen als plaatsvervan gend hoofd. Burgemeester en Wethouders kunnen, op voorstel van het hoofd, jongelieden, in het bezit der akte, bedoeld in artikel 11a der wet op het lager onderwijs, als kweekeling in de school toelaten. Art, 6. De school mag niet meer dan twee honderd leerlingen tellen en wordt verdeeld in klassen van niet meer dan zestien leerlingen, behoudens door den Districts-Schoolopziener te verleenen tijdelijke vrijstelling. Het hoofd der school bepaalt in welke klasse een kind wordt geplaatst. Art. 7. De aanvangsjaarwedde bedraagt: a. voor het hoofd der school ƒ1800.—verhoogd met ƒ350.— 'sjaars wegens vergoeding voor huishuur. Deze wedde wordt viermaal verhoogd met 100.de eerste maal 3 jaar, de tweede maal 6 jaar, de derde maal 9 jaar en de vierde maal 12 jaar, nadat het hoofd der school als hoofd van eene open bare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs heeft dienst gedaan. b. voor een onderwijzer of onderwijzeres, in het bezit der hoofdakte 1200. c. voor eene onderwijzeres zonder hoofdakte 1000. Bij gebleken geschiktheid en dienstijver wordt de wedde onder b. zesmaal, die onder c. viermaal verhoogd met ƒ100.— telkens na twee jaar dienst als vast aangesteld onderwijzer(es) aan eene openbare of bijzondere of buitengewone school voor lager onderwijs. De jaarwedden der onderwijzers, die gehuwd zijn of weduw naar met inwonende kinderen en den leeftijd van 28 jaar- bereikt hebben, worden verhoogd met ƒ75.'sjaars wegens tegemoetkoming in de huishuur. De jaarwedde van het plaatsvervangend hoofd wordt als zoodanig verhoogd met 100.^-. De bezoldiging van de kweekelingen wordt vastgesteld door Burgemeester en Wethouders volgens het bepaalde bij artikel 16 der verordening van den 7en December 1911 (Ge meenteblad n». 41). Art. 8. Het hoofd der school, de onderwijzers en de onder wijzeressen worden benoemd en ontslagen door den Gemeente raad, hun schorsing geschiedt door Burgemeester en Wethou ders, na raadpleging van den Districts-Schoolopziener. "Voor elke te vervullen plaats ontvangt de Gemeenteraad een voordracht van 3 personen, door Burgemeester en Wet houders opgemaakt voor zoover het betreft de onderwijzers en onderwijzeressen, na het hoofd der school te hebben gehoord. De benoeming van het onderwijzend personeel en het verleenen van ontslag, wanneer dit niet op eigen verzoek geschiedt, behoeven de goedkeuring van den Districts-School opziener. Art. 9. De leermiddelen worden aan de leerlingen kosteloos ver strekt; zij blijven het eigendom der Gemeente. Art. 10. Up deze school zijn verder toepasselijk: a. de bepalingen in de artikelen 1, 6 (alinea's 3 en 4), 11. 12, 13, 14, 15, 18 (alinea's 2 en 3), 19, 20 en 21 dei- verordening van den 24en Januari 1894 (Gemeenteblad no. 5), regelende de inwendige inrichting der openbare lagere scholen, de toelating en het ontslag der leerlingen, gelijk deze laatste lijk gewijzigd is bij verordening van 9 Maart 1911 (Gemeente blad n«. 9); eveneens artikel 22 dier verordening, doch alleen voorzoover de beschikbare plaatsruimte dit toelaat; b. de verordening van den 15en Februari 1906 (Gemeente blad ris. 5), regelende het geneeskundig toezicht op de openbare en bijzondere scholen en den werkkring van den schoolarts, zooals die verordening gewijzigd is bij verordening van 13 Maart 1913 (Gemeenteblad no. 7); c. de verordening van den 1 len November 1909 (Gemeente blad no. 23), regelende het onderwijs aan spraakgebrekkige kinderen te Leiden, gelijk deze laatstelijk gewijzigd is bij verordening van 22 Mei 1913 (Gemeenteblad no. 15); d. de bepalingen in de artikelen 17, 18, 19 en 20 der ver ordening van den 7en December 1911 (Gemeenteblad no 41), bepalende het getal der scholen voor openbaar lager ouder wijs te Leiden, den omvang van het onderwijs op elke school, den bijstand aan de hooiden der scholen te verleenen en de bezoldiging van het onderwijzend personeel, gelijk deze laatste lijk gewijzigd is bij verordening van 27 November 1913 (Gemeenteblad no. 39), met dien verstande, dat in het 2e lid van artikel 18 komen te vervallen de woorden »met den Arron- dissements-Schoolopziener, of, indien het betreft een onder wijzer of eene onderwijzeres aan het hoofd der school geplaatst." Art. 11. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1914. VERORDENING, houdende Instructie voor het hoofd der buitengewone school voor Lager Onderwijs. Artikel 1. Het hoofd der buitengewone school voor lager onderwijs is verplicht stiptelijk alle bepalingen uit te voeren van de ver ordeningen voor die school vastgesteld of op die school toe passelijk verklaard. Art. 2. Hij brengt jaarlijks, vóór 1 Maart, omtrent den toestand van school en onderwijs, alsmede omtrent het gedragen den ijver van de onderwijzers en onderwijzeressen van bijstand aan Burgemeester en Wethouders een schriftelijk verslag uit, ingericht naar het model, vastgesteld bij de Regelen, in acht te nemen bij het toekennen van Rijkssubsidie ten behoeve van gemeentelijke scholen voor zwakzinnigen. Een afschrift van dat verslag wordt door hem gezonden aan de Plaatselijke Schoolcommissie en den Districts-School opziener. Art. 3. Hij ziet toe op het gedrag en den ijver van de onderwijzers en onderwijzeressen van bijstand en is verplicht, indien iemand van hen zich aan slecht gedrag of plichtverzuim schuldig maakt, daarvan dadelijk aan Burgemeester en Wethouders kennis te geven. Art. 4. Hij is belast met de practische opleiding van de kweeke lingen, die aan zijne school geplaatst zijn. Deze plaatsing ge schiedt door Burgemeester en Wethouders, in overleg met den Directeur der Kweekschool en het hoofd der school. Art. 5. Hij is verplicht zorg te dragen voor de reinheid der lokalen, voor de verwarming en verlichting, alsmede voor goede lucht- verversching. Art. 6. Hij draagt zorg voor het zindelijk houden en goed bewaren der schoolbehoeften, ziet toe dat deze zonder zijne toestemming niet worden medegenomen en zorgt, bij de aanschaffing van nieuwe, dat de daarvoor op de begrooting uitgetrokken post niet wordt overschreden. Art. 7. Hij is een half uur vóór den aanvang van eiken schooltijd in de school aanwezig en mag die niet vóór den geheelen afloop van eiken schooltijd verlaten. Indien hij door ziekte verhinderd is, geeft hij daarvan kennis aan Burgemeester en Wethouders en aan het plaatsvervangend hoofd of, bij afwe-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 2