38 DONDERDAG 12 MAART 1914. groote jongens afwezig zijn, zoodat ik mij niet kan indenken, dat op deze manier vlugger bediening zal plaats hebben dan bij de tegenwoordige regeling het geval is. Ik weet niet, of ik mij vergis en daarom zou ik gaarne vernemen, hoe dit zit. En dan nog iets. Burgemeester en Wethouders verwachten, dat des nachts het ter plaatse brengen even vlug zal kunnen geschieden door de weesjongens als thans door de beide brandwachts, die ten Raadhuize verblijf houden. Ik dacht, dat de tegen woordige toestand gunstiger zou zijn in dit opzicht, dan wan neer de jongens eerst uit hun bed moeten worden gehaald, omdat, naar ik meen, de wacht 's nachts gekleed blijft. Mis schien levert dit geen bezwaar op, maar het neemt niet weg, dat ik gaarne daaromtrent nog even door Burgemeester en Wethouders nader zou worden ingelicht. Het volgende betreft iets, wat ik ook wel bij art. 2 zou kunnen behandelen, doch dat ik kortheidshalve nu tegelijk maar zal bespreken. Regenten van het Weeshuis deelen mede, dat zij zijn inge licht door den Commandant van de Brandweer, dat voor het vervoer van het materiaal noodig zoude zijn voor den slangen- wagen 3 a 4 en voor den ladderwagen 2 jongens, in het geheel dus 5 of hoogstens jongens, terwijl in art. 2 wordt gezegd, dat voor de bediening hoogstens 4 jongens noodig zijn. Ook hieromtrent zou ik gaarne eenige inlichting ontvangen. De heer van der Lip. M. d. V. Ik wil den heer Pera gaarne de gevraagde inlichtingen verschaffen. Wat de eerste opmer king betreft er is door Burgemeester en Wethouders terecht gezegd, dat overdag het materiaal vlugger zal kunnen worden aangevoerd, De heer Pera meent, dat overdag de weesjongens op hun werk zijn. Volkomen juist, zij vormen geen vaste brandwacht. Maar de heer Pera moet niet ver geten, dat de stadswerklieden die op het oogenblik het mate riaal moeten aanvoeren, ook niet dadelijk bij de hand zijn, die zijn ook aan hun werk en moeten dus ook opgezocht worden. En nu geloof ik, dat de ervaring heeft geleerd, dat wanneer er op dit gebied iets te doen is, de weesjongens vlugger in hun beweging zijn dan ander personeel. Daarom meenen Burgemeester en Wethouders dat de bediening nog wel iets vlugger zal gaan dan bij de tegenwoordige regeling. En wat betreft het uitrukken des nachts ja. de jongens moeten zich natuurlijk eerst aankleeden, maar de brandwachts die hier op het Raadhuis verblijf houden, slapen ook, die zijn ook min of meer ontkleed en moeten zich dus ook eerst wat aankleeden. En het aankleeden van de weesjongens gaat zoo vlug in zijn werk, dat men daarvan heusch niet veel tijdverlies behoeft te duchten. Wat het getal jongens betreft, dat moet uitrukken, daar mede is de heer Pera eenigszins in de war. In het geheel zullen er noodig zijn 6 jongens, voor den slangenwagen hoog stens 4 en voor den ladderwagen met springzeil 2. De heer Pera heeft blijkbaar alleen gelet op het aantal jongens benoo- digd voor den slangenwagen, maar er niet aan gedacht, dat voor de bediening van den ladderwagen ook nog 2 jongens noodig zijn. De heer Pera. Dank U. De algemeene beschouwingen worden gesloten. De artikelen 1 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Eveneens daarop de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming. De Voorzitter. Er zijn nog eenige zaken die Burgemeester en Wethouders gaarne in comité-generaal zouden willen be handelen. Ik schors derhalve thans de openbare vergadering en doe de deuren sluiten. (De heer Zwiers verlaat de vergadering). De openbare vergadering wordt na eenigen tijd heropend, en daar niemand meer het woord wenscht, door den Voorzitter gesloten. Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 4