36
DONDERDAG 12 MAART 1914.
6°. Verzoek van het Comité voor Plaatselijke Keuze om
toekenning van een subsidie uit de gemeentekas.
Dit stuk luidt als volgt:
Aan den EdelAchtbaren Raad der Gemeente Leiden.
EdelAchtbare Heeren,
Ondergeteekenden. W. Banning en J. W. J. toe Water,
resp. Voorzitter en Secretaris van het Comité voor Plaatselijke
Keuze te Leiden, en optredend namens dit Comité,
richten zich tot Uwen Raad met het verzoek, de beweging
voor Plaatselijke Keuze, zooals zij door genoemd Comité wordt
geleid, met een subsidie te willen steunen,
en noodigt Uwen Raad vriendelijk uit, van de gronden voor
dit verzoek, neergelegd in bijgaande Memorie van Toelichting,
kennis te willen nemen.
Hetwelk doende
Namens het Comité voor Plaatselijke
Keuze te Leiden
W. Banning Voorz.
J. W. J. toe Water Secr.
Leiden 26 Febr. 1914.
De Voorzitter. Mij dunkt, dat het niet noodig is om van
wege Burgemeester en Wethouders praeadvies over dit adres
uit te brengen. Het geldt hier een zuiver propagandistische be
weging, en daarvoor behoort geen subsidie uit de gemeentekas
te worden gegeven. Zoo zou men ook bijv. kunnen krijgen
een actie voor het vrouwenkiesrecht, waarvoor veel drukwerk
noodig was. Men zou dan ook hiervoor subsidie uit de ge
meentekas kunnen vragen. Hetzelfde zou kunnen worden ge
vraagd door kiesvereenigingen en dergelijke. Zonder nu in te
gaan op het nut van het streven van het Comité; geloof ik
dus, dat het niet op den weg van den Gemeenteraad ligt,
om h.ier een subsidie te geven.
Nu wordt in het adres, of in de memorie van toelichting,
gezegd, dat reeds verscheidene Gemeenteraden in ons land
aan dergelijke Comité's subsidies hebben verleend. Wat is
evenwel een dergelijk Comité? Men kan hebben een Comité
voor drankbestrijding of iets van dien aard. Hier betreft het
echter iets anders n.l. een Comité, dat propaganda maakt voor
een wijziging in ons Staatsrecht. Nu kan ik mij best voorstellen,
dat in sommige plaatsen zeer velen iets voor deze denkbeelden
voelen, maar dan moeten zij, die dit willen, er ook zelf iets
voor over hebben en niet dadelijk de lasten trachten over te
dragen op den rug van de gezamenlijke belastingbetalende
burgers, te meer waar men niet eens weet of deze in meerder
heid met deze ideeën instemmen.
Burgemeester en Wethouders stellen dus voor, dit adres
aan te nemen voor kennisgeving.
De heer van der Elst. M. d. V. Ik kan mij geheel aan
sluiten bij hetgeen U gezegd hebt. Ik vind, dat het niet op
den weg van den Raad ligt om die beweging te steunen.
Dit is een beweging, die zelf uit de burgerij moet voortkomen,
en dan moet de burgerij hare belangstelling toonen door ze
met geld te steunen. Ik heb mijn adhaesie indertijd betuigd
aan de beweging, omdat ik meende, dat er nog heel wat
kan worden gedaan in deze stad op het gebied der drank
bestrijding. Zooals ik gezegd heb, lijkt het mij niet te liggen
op den weg van den Raad, om subsidie te gaan geven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten het adres voor
kennisgeving aan te nemen.
7°. Voordracht van het Bestuur der Vereeniging »de Prac-
tische Ambachtsschool", ter benoeming van twee leden van
dat bestuur.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
8°. Verzoek van de Bouwvereeniging »De Goede Woning"
om een voorschot en een bijdrage in de kosten van uitvoe
ring van een plan tot stichting van 73 arbeiderswoningen op
een terrein gelegen aan de Heerenlaan en de Gasthuislaan.
9°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke
directe belasting, dienst 1913.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders.
10° Verzoek van het Hoofdbestuur van Nosokomos, Nederl.
Vereeniging tot bevordering der belangen van verpleegsters
en verplegers, om met de gediplomeerde verpleegsters, ver
plegers en leerlingen bij indiensttreding een schriftelijk con
tract aan te gaan, waarbij wederzijdsche plichten en rechten
geregeld zijn.
Dit stuk luidt als volgt:
Amsterdam 10 Maart 1914.
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
Het Hoofdbestuur van Nosokomos, Nederlandsche Vereeni
ging tot bevordering der belangen van Verpleegsters en Ver
plegers wier Statuten zijn goedgekeurd bij Kon. Besluit van
18 Jan. 1901, gewijzigd bij Kon. Besluit van 12 Maart 1906,
van oordeel zijnde, dat de rechtspositie der gediplomeerde
verpleegsters(gers) en leer lingen err de voorwaarden, waaronder
zij werken in de inrichtingen tot verpleging van zieken onder
Uw Bestuur resorteerend, in vele opzichtingen niet in over
stemming zijn met de eischen des tijds,
wendt zich tot U met het eerbiedig verzoek met de gedi
plomeerde verpleegsters(gers) en leerlingen bij indiensttreding
een schriftelijk contract aan te gaan, waarbij wederzijdsche
plichten en rechten geregeld zijn.
Het Hoofdbestuur verzoekt U in dit contract:
1. de wederzijdsche opzeggingstermijn vast te leggen,
2. de salarissen als volgt vast te stellen:
cl- voor inwonende Hoofd verpleegsters(gers) f 500 tot900 -j-
kost en inwoning,
b. voor inwonende gediplomeerde 'verpleegsters(gers)
f 400 tot 700 kost en inwoning,
c. vooruitwonendeHoofdverpleegsters(gers) 1200tot 1600,
d. voor uitwonende gediplomeerde verpleegsters(gers)
f 900 tot 1200.
3. aan de inwonende gediplomeerde verpleegsters(gers) en
de leerlingen gedurende de vacanties f 1 per dag te vergoe
den voor het niet gebruik maken van kost en inwoning.
4. den werkdag voor gediplomeerde verpleegsters(gers) en
leerlingen als overgang tot den 8-urendag op 10 uren voor
dag en nachtdienst te stellen;
5. aan de gediplomeerde verpleegsters(gers) en leerlingen
wekelijks een vrijen dag te geven
6. aan de gediplomeerde verpleegsters(gers) voor zoover de
dienst dit toelaat toe te staan uitwonend te zijn,
7. aan de inwonende gediplomeerde verpleegsters(gers) toe
te staan alle uren vallende buiten den diensttijd naar eigen
inzicht te mogen besteden, hen vrij te laten of zij al of niet
wenschen uit te gaan
8. bij eventueele geschillen recht van beroep te geven, zoo
wel voor de gediplomeerde verpleegsters(gers) als voor de
leerlingen op een raad van beroep, waarin 2 leden der Vak-
vereeniging zitting hebben.
Het welk doende, enz,
J. C. van Lanschot Hubrecht, Presidente.
H. G. van der Vies, ie Secretares.
De Voorzitter. Het zal den heeren bekend zijn, dat wij
reeds verscheidene adressen hebben ontvangen, die op deze aan
gelegenheid betrekking hebben. Thans is het niet een adres
van de belanghebbende ambtenaren der gemeente, maar van
eene vereeniging uit Amsterdam; ik weet zelfs niet of zij
in Leiden een afdeeling heeft. Er staan misschien in het adres
behartigenswaardige wenken, maar Burgemeester en Wethou
ders hebben al reeds zoo dikwijls praeadvies uitgebracht over
verschillende wenschen en verlangens op dit gebied. Ik her
inner er aan, dat de laatste maal, dat hieromtrent door
Burgemeester en Wethouders een uitgebreid praeadvies is
uitgebracht, de behandeling daarvan, op voorstel van den
heer van der Pot, tot later is uitgesteld.
Ik geloof werkelijk, dat het te veel gevergd is van Bur
gemeester en Wethouders om nu weder voor de zooveelste
maal al de hier ter sprake gebrachte punten na te gaan.
Ik zou daarom namens Burgemeester en Wethouders wil
len voorstellen, dit adres ter visie te leggen in de Leeskamer
en een afschrift er van te zenden aan de Commissie van
beheer voor Endegeest.
Die Commissie kan dan nagaan, in hoeverre de in het adres
uitgedrukte verlangens zijn te verwezenlijken; wellicht, dat
dit zeer nuttig of noodig kan zijn. Maar voor Burgemeester
en Wethouders bestaat er ditmaal niet de minste reden om
praeadvies uit te brengen over het adres van eene vereeni
ging, waarmede onze gemeente niets te maken heeft.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dienovereenkomstig
besloten.
11°. Verzoek van P. H. J. Rienks e. a., allen bewoners van
de Vischmarkt, om aan de bodewagens op die markt een
andere staanplaats aan te wijzen.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden, Maart '1914.
Edelachtbaren Heeren Burgemeester, Wethouders en
Raadsleden der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Ondergeteekende, alle belanghebbende bewoners der Visch
markt hebben de eer, zich met het navolgende tot Uw Edel
achtbaar College te wenden: