DONDERDAG 15 JANUARI 1914,
9
verder van meening zijnde dat de thans voorgestelde koop
prijs buitensporig hoog is;
wenscht niet over te gaan tot den aankoop der thans aan
geboden p.erceelen do. h noodigt B. en W. uit. ter zake diligent
te blijven om wanneer tegen redelijken prijs gronden te ver
krijgen mochten zijn, tot den aankoop daarvan voorstellen
aan den Raad in te dienen.
De heer Korff. Wij hebben nu eene motie van den heer
Hartevelt, met een amendement daarop van deri heer van
Hamel.
De heer Hartevelt noemt een prijs van 6500.de heer
van Hamel van ƒ5500De heer Fokker zegt, dat dit nog
te duur is. Ik ben het met dien heer geheel eens en daarom
heb ik mijne motie ingediend.
Ik erken de wenschelijkbeid voor de gemeente, om bieren
daar grond te bezittenhoewel ik er niet het groote nut van
inzie ons grondbezit aan die zijde der stad te vermeerderen.
Wanneer de gelegenheid zich voordoet, om in een of ander
deel van de stad grond te koipert, dan ben ik daar voormaar
de prijs, die thans voor dit terrein gevraagd wordt, is in
derdaad veel te hoog; door het indienen van deze motie
wensch ik te coupeeren, dat wij ons binden aan een van te
voren vastgestelden prijs.
Stel dat de motie van den heer Hartevelt wordt aangenomen,
dan zou de heer Voorsluys het recht hebben,, om zijn grond
aan te bieden voor 6500 per H. A. Dat bod zouden wij
dan ook moeten aannemen en die prijs gaat mij te hoog,
evenals de heeren van Hamel en Fokker. Ik wensch door
mijn motie te zien uitmaken, dat de gevraagde prijs door
den heer Voorsluys veel te hoog is, dat wij absoluut onze
vrijheid willen behouden en ons niet willen binden aan van
te voren genoemde cijfers
De motie van den heer Korf! wordt voldoende ondersteund
en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer var der Lip. Ik zou gaarne even over de motie
vari den heer Korff eene opmerking willen maken van for-
meeien aard en deze vraag willen stellen waartoe dient die
motie? Laten wij de zaak toch niet ingewikkelder maken
dan noodig is.
De heer Korff kan toch zijn doel bereiken, door eenvoudig
te stemmen tegen het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders en door ook te stemmen tegen de motie van den heer
Hartevelt.
De heer Korff wil immers niets van den aankoop van dit
land weten; welnu, hij stemme dan tegen beide voorstellen.
Dat Burgemeester en Wethouders, wanneer deze aankoop
niet doorgaat diligent zullen blijven met betrekking tot aan
koop van land, behoeft niet gevraagd te worden; dat spreekt
van zelf. Ik kan dus niet inzien wat voor nut deze motie
heeft.
De heer Korff. Ik ben het niet eens met den geachten
Wethouder.
Wanneer eerst de motie van den heer Hartevelt wordt
aangenomen, dan hebben wij ons reeds verbonden tot den
aankoop van het terrein tegen den prijs van ƒ6500.— per H A.
De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer van der Lip gelijk
heeft. De meerderheid van den Raad is vóór de motie, of er
tégen. Is de meerderheid van den Raad het met den heer
Korff eens, dan stemt zij alle voorstellen af en dan is het uit.
De heer Korff zegt, dat wanneer de motie van den heer
Hartevelt of het amendement van den heer van Hamel wordt
aangenomen, wij dan gebonden zijn aan den daarin genoemden
prijs. Dat zie ik niet in. De Raad kan eventueel nog tegen
elk voorstel stemmen, dat gedaan wordt.
Wanneer een van beide voorstellen mocht worden aange
nomen, dan moet er toch nog altijd een bepaald voorstel tot
aankoop worden gedaan.
De kans is echter dan grooter, dat zulk een voorstel wordt
aangenomen. Wil men die kans niet loopen, dan moet men
tegen die beide voorstellen stemmen.
De heer Korff. M. d. V. Ik wensch juist te coupeeren, dat
er een bepaalde prijs wordt genoemd.
U zegt, dat u niet inziet dat wij aan den prijs gebonden
zijn, maar moraliter zijn wij dat toch wel. Wanneer wij nu
een motie aannemen, waarin genoemd wordt een cijfer van
ƒ6506.dan komt het mij voor. dat wij later gebonden
zijn, daarvoor te moeten koopen.
De heer Briët. M. d. V. Mede namens de heeren Carpen-
tier Alting, Roem en Fokker, heb ik de eer de volgende
motie in té dienen:
»de Raad, gehoord de discussiën, noodigt Burgemeester en
Wethouders uit om het voorstel, (Ingekomen Stukken No. 16),
van de agenda terug te nemen.
Ik geloof, dat dit een betere weg is, dan te stemmen
tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders, Ik ge
loof, dat, wanneer de Raad Burgemeester en Wethouders in
overweging geeft, om dat voorstel terug te nemen, de zaak
teruggebracht wordt tot het stadium, waarin zij verkeerde,
voordat het voorstel werd ingediend. Dan kunnen Burge
meester en Wethouders weer met den heer Voorsluys in
onderhandeling treden, gehoord de discussiën. Daarmedekomt
men dan op hetgeen de heer Korff wenscht; dan wordt er
geen bepaalde prijs genoemd, waaraan wij zouden gebonden
zijn. Ik vermoed, dat de heer Voorsluys, wanneer hij deze
discussiën zal hebben gelezen, wel wat water in zijn wijn zal
doen, wanneer hij althans werkelijk een goed koopman is en
zijn belang begrijpt.
Ik geloof, dat door deze motie de weg wordt opengehouden
voor verdere onderhandelingen; terwijl, wanneer het voorstel
van Burgemeester eri Wethouders, zonder meer, wordt ver
worpen, de Raad er mede uitspreekt, dat hij het terrein niet
koopen wil, waarmede dan de zaak geheel van de baan is.
De Voorzitter Ik geloof, dat deze motie ongeveer hetzelfde
bedoelt, als de motie van den heer Korff.
De heer Korff. Door de motie van den heer Briët c.s. wordt
ook gecoupeerd het noemen van een bepaald cijfer. Wanneer
deze motie dus wordt aangenomen, dan kan ik mijne motie
intrekken
De heer van Hamel. Ik heb wel eene bedenking tegen de
motie van den heer Briët c. s.
De heer Briët heeft zooeven gezegd: dan kunnen Burge
meester en Wethouders verder onderhandelen; maar dat
staat niet in de motie. Er staat alleen: de Raad, gehoord de
discussiën, noodigt Burgemeester en Wethouders uit, dat
punt van de agenda af te nemen.
Wordt die motie aangenomen, dan staan wij dus op het
doode punt; dan staan wij even ver, als wij waren vóór het
voorstel.
Verlangt de Raad, dat met den heer Voorsluys zal worden
onderhandeld tegen een niet vooruit bepaalden prijs, dan
moet dat in de motie worden uitgedrukt.
Ik zou dat liefst niet doen. De heer Voórsïuys moet bij
ons komen en zeggen ik merk nu dat de Raad er niet zooveel
voor wil gevenik bied u den grond aan tegen dezen of
dien prijs.
De heer Sijtsma. Ik geloof, dat wij verstandig zullen doen,
de motie van den heer Korff niet aan te nemenin de eerste
plaats omdat zij van de glad verkeerde veronderstelling uit
gaat, dat de gemeente totaal gebrek aan grond heeft, terwijl
vaststaat dat toch de gemeente den grond aan het Raamland
bezit. Men moet niet de stelling vooropzetten, dat wij geen
grond hebben. Tegen, de motie van den heer Briët heb ik dit
bezwaar dat wij daarbij Burgemeester en Wethouders in over
weging geven opnieuw te gaan onderhandelen, terwijl Burge
meester en Wethouders die onderhandelingen dan weer moeten
voeren »ins Blaue hinein". Dan weten noch Burgemeester en
Wethouders, noch de heer Voorsluys wat de gemeente dan
wel wil.
Wanneer wij zeggen: voor ƒ5500.— per II.A. willen wij
het land aankoopen, dan weten wij, waar we ons aan te houden
hebben en de heer Voorsluys ook. Heden moeten er spijkers
met koppen worden geslagen.
Er moet nu worden uitgemaakt, of wij het terrein voor
80006500. of voor ƒ5500.per H.A., of in het
geheel niet willen hebben.
Worden alle voorstellen afgestemd, dan staan wij voor het
feit, dat wij geheel in het onzekere verkeeren.
De motie van den heer Biiët brengt ons dus niet veel
verder en brengt den heer Voorsluys in de meening: wanneer
ik het voor wat minder doe, zal het misschien nog wel ge
lukken, den koop te sluiten. Wij moeten elkander goed be
grijpen. Ik ben er voor om ƒ5500.per H.A. te geven.
De heer A. Mulder. Ik kan mij met de redeneering van
den heer Sijtsma niet vereenigen. Hij zegt: »wij moeten spijkers
met koppen slaan". Wij zullen nu spijkers slaan, maar waarin
weten wij niet. Laten we nu zegden: wij gaan niet op uw
aanbod in, om voor ƒ8000.per H.A., dat terrein te koopen
die prijs is voor ons veel te hoog. En laten we dan verder
afwachten, wat de heer; Voorsluys zal doen. Het geldt hier
eenvoudig een koopmanszaak.
De heer Botermans. M. d. V. Ik vind wat door den heer
Voorsluys gevraagd wordt ook veel te duur, maar wij moeten
niet vergeten, dat wij zijn gaan vragen bij den heer Voorsluys:
wat moet gij voor uw terrein hebben", en het komt dus niet
te pas, om te zeggen, dat wij hem slapende rijk maken. Dat
mag men niet zeggen, want het geldt hier toch een heel goed
terrein.