GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 7 M'RKKOMEJI KT I K It i: v. N°. '20. loeiden, 15 Januari 1914. De Cummissie van Financiën, ofschoon in beginsel geen bezwaar hebbende tegen den door Burgemeester en Wethou ders voorgestelden aankoop-zelf van landerijen ten zuiden van het Raamland (lng. St. No. 16), wenscht haar definitief advies, ook omtrent de vaststelling van de overgelegde begrootings- regeling, afhankelijk te stellen van de nadere inlichtingen inzake den te betalen koopprijs, in verband met de door den heer Harte velt ingediende motie. Aan den Gemeenteraad. Dei Commissie van Financiën. N°. 21. Leiden, 21 Januari 1914. Wij hebben de eer Uwe Vergadering in overweging te geven, ter voldoening aan het voorschrift, vervat in artikel 11 van het Koninklijk Besluit van 19 December 1900 (Staatsblad No. 202), aan Gedeputeerde Staten het volgende verslag uit te brengen aangaande de wijze, waarop het op de gemeente- begrooting voor 1912 voor schoolkindervoeding toegestaan bedrag is besteed. »De op de begrooting voor het dienstjaar 1912 voor school kindervoeding uitgetrokken som van ƒ650.—werd als subsidie uitgekeerd aan de vereeniging »Schoolkindervoeding", die zich het verstrekken van voeding aan kinderen, ter bevordering van schoolbezoek, ten doel stelt. Voor het ontvangen van voedsel hadden zich in het geheel 563 kinderen aangemeld, n.l.: 96 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 1, aan de Haverstraat 116 van de openbare lagere school der 4e klasse No. 2, in de Brandewijnsteeg 9 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 1, aan het Plantsoen; 62 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 2, aan de van der Werfstraat; 5 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 3, aan de Mare; 3 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 4, aan de Langebrug; 7 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 5, aan den Maresingel; 30 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 7, aan den Zuidsingel 3 van de openbare lagere school der 3e klasse No. 8, aan de Medusastraat; 42 van de school der vereeniging voor Christelijk onderwijs ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Pasteurstraat; 39 van de school der vereeniging voor Christelijk onderwijs ten behoeve van on- en minvermogenden, aan de Middelste gracht 53 van de Roomsch-Katholieke Meisjesschool aan de Pelikaan straat 76 van de Roomsch-Katholieke Jongensschool aan de Haar lemmerstraat, en 22 van de Roomsch-Katholieke school, behoorende tot het gesticht «de Voorzienigheid", aan de Hoogewoerd. De inschrijving van kinderen, die voor het ontvangen van voedsel in aanmerking kwamen, had, voor zooveel de scholen aan de Haverstraat, in de Brandewijnsteeg en aan de Pelikaan straat betreft, in die scholen plaats, in tegenwoordigheid van het Bestuur der Vereeniging, terwijl van de overige scholen de hoofden eene opgave inzonden van kinderen voor wie be hoefte bestond om voeding te ontvangen. De maaltijden vingen in het vereenigingsjaar Mei 1912 Mei 1913 aan op 9 December 1912 en eindigden den 13en Maart 1913. Zij werden, gedurende de maand December, vier keer per week en gedurende den overigen tijd zes keer per week gehouden en bestonden uit erwtensoep, vleeschsoep, rijst met melk, gort met rozijnen, bruine boonen met spek en gestampte pot. In het geheel werden 36540 porties voedsel verstrekt. De verstrekking van voedsel had rechtstreeks aan de kinderen zeiven plaats, buiten de gewone schoollokalen en wel in het gebouw der vereeniging van den H. Vincentius a Paulo, waar enkele lokalen welwillend ter beschikking werden gesteld. De inkomsten der vereeniging beliepen 2509.68, waarvan werd genoten 723.55 aan contributies van leden, ƒ335. aan bijdragen naar aanleiding van verzonden circulaires, ƒ344.815 aan bijdragen van vereenigingen, collecten, enz., ƒ423.005 aan giften, ƒ650.aan subsidie van de gemeente en ƒ33.31 aan opbrengst van geplaatste busjes. Uitgegeven werd een bedrag van ƒ3847.96, n.l. ƒ3241.39 voor voedsel, ƒ172.90 voor uilgaven van allerlei aard, als: drukwerk, advertentiekosten, bode- en controleloonen, aan schaffen van materialen, schoonhouden der lokalen, enz. en 433.67 tot dekking van het tekort over het vereenigingsjaar 1911/1912. De voorwaarden, bedoeld in art. 10 van bet Kon. Besluit van 19 November 1900 (Staatsblad No. 202), werden door de vereeniging behoorlijk nageleefd." Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°, 22. Leiden, 23 Januari 1914. In Uwe vergadering van 18 December 1913 werd door U vastgesteld eene «Verordening houdende wijziging der Veror dening van den 23en Mei 1912 (Gem.Blad N°. 18) op het Rijden, laatstelijk gewijzigd bij Verordening van den 7en November 1912 (Gem.Blad N°. 32)". Nadat deze Verordening aan Gedeputeerde Staten dezer provincie was medegedeeld, werd bericht ontvangen, dat zij genoemd College aanleiding had gegeven tot eene opmerking. Zooals U uit het in de Leeskamer ter visie liggend schrijven der Staten zal blijken, komt het bezwaar hierop neer. Art. 8 der Motor- en Rijwielwet verklaart de gemeenteraden bevoegd wegen binnen de bebouwde kom gesloten te verklaren1*. voor alle motorrijtuigen2°. voor alle motorrijtuigen en voor rijwielen3°. voor motorrijtuigen op twee wielen en voor rij wielen; 4°. voor alle motorrijtuigen op meer dan twee wielen; 5°. voor motorrijtuigen op meer dan twee wielen van bijzondere afmetingen. Uit deze groepeering volgt, dat een straat dus niet kan worden afgesloten voor motorrijtuigen op twee wielen alleen, wat in art. 2 van de bovenbedoelde wijzigings verordening met het Paterstraatje geschied is. Om in overeenstemming met de wet te blijven, zou dus het rijden door het Paterstraatje voor alle motorrijtuigen moeten worden verboden. Hoewel practiscb de reeds vastgestelde be palingen hetzelfde effect hebben als de door Gedeputeerde Staten gewenschte immers voor het verkeer met motor rijtuigen met meer dan twee wielen is de toegang tot bedoeld straatje te smal, daar het is afgesloten door keerpaaltjes is er, naar het oordeel onzer Commissie, niets tegen om aan het bezwaar van de Staten tegemoet te komen. In verband hiermede hebben wij een nieuw art. 24bis ontworpen. Tevens maken wij van deze gelegenheid gebruik om U voor te stellen in art. 27 der Verordening het tijdelijk Verbod ook voor de categorie «alle motorrijtuigen" op te nemen. Deze aanvulling brengt het artikel meer in overeenstemming met art. 8 der Motor- en Rijwielwet en geeft aan de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders een gewenschte uitbreiding. De andere wijzigingen hebben geen toelichting noodig. Naar aanleiding van het bovenstaande hebben wij derhalve de eer U voor te stellen 1°. in te trekken Uw besluit van 18 December 1913 tot vaststelling eener Verordening houdende wijziging der Veror dening van den 23en Mei 1912(Gem.Blad N°. 18) op het Rijden, laatstelijk gewijzigd bij Verordening van den 7en November 1912 (Gem.Blad N°. 32). 2°. vast te stellen de volgende: VERORDENING houdende wijziging der Verordening van den 23en Mei 1912 (Gem.Blad No. 18) op het Rijden, laatstelijk gewijzigd hij Verordening van den 7en. November 1912 (Gem.Blad No. 32). Artikel 1. Iri de artikelen 24 en 25 van bovengenoemde Verordening wordt het woord «middernacht" vervangen door de woorden «des namiddags 11 uur". Art. 2. Tusschen art. 24 en art. 25 wordt ingevoegd een nieuw art. 24bis luidende: «Het is bestuurders van motorrijtuigen verboden te rijden door het Paterstraatje". Art. 3. In art. 27 worden achter de woorden«tijdelijk van het verkeer" ingevoegd de woorden: «hetzij met motorrijtuigen". Art. 4. In art. 29 wordt achter »24" ingevoegd «24bis''. Art. 5. In het eerste lid van art. 63 wordt vóór »25" ingevoegd «24 bis". De Commissie voor de Strafverordeningen. Aan den Gemeenteraad.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 13