DONDERDAG 15 JANUARI 1914. -11 Rots, Fischer, de Boer, Fokker, Korff, van Gruting, Timp, van der Lip, P. J. Mulder, Carpentier Al ting, Pera, Hoogen- boom, lleeres, Vergouwen, A. Mulder, Botermans en van Tol. Vóór stemmen de heeren: Driessen, van Hamel, Aalberse, Sijtsma en Bosch. De motie van den heer Hartevelt wordt vervolgens in stem ming gebracht en verworpen met 19 tegen 12 stemmen. Tegen stemmen de heerenDriessen, Roem, Corts, Zwiers, Briët, de Boer, Fokker, Korff, van Gruting, Timp, P. J. Mulder, Carpentier Alting, Sijtsma, Pera, Hoogenboom, Heeres, A. Mulder, Botermans en van Tol. Vóór stemmen de heeren: Hartevelt, van der Eist, van der Pot, Reimeringer, Korevaar, van Hamel, Bots, Fischer, Aalberse, van der Lip, Vergouwen en Bosch. De Voorzitter. Na de gehouden stemmingen, meenen Burgemeester en Wethouders dat het niet meer noodig is een stemming over hun voorstel uit te lokken. Zij trekken dus hun voorstel in. Hiermede is de agenda afgehandeld. Verlangt nu nog iemand het woord in het belang der gemeente? De heer Sijtsma. Ik wilde nog gaarne een enkele opmerking maken. Ik heb hier voor mij het eerste vervolg van het systematisch woningonderzoek. Daarin vind ik, dat er in onze stad nog zijn een groot aantal poortwoningen. Ik lees hier, dat er nog zijn 82 poorten en sloppen met 508 woningen en 1938 inwoners. En als wij dan nagaan, hoe de woningen er uitzien,L dan krijgen wij den indruk, dat het eigenlijk op den duur zoo niet gaat. Hoe kan daarin verbetering worden gebracht? Ziedaar een vraag die op antwoord wacht. Wanneer straks achter de Haarlemmerstraat een nieuwe wijk zal ontstaan, zal daarvan het gevolg wezen, dat daar weder veel van die kleine woningen zullen worden opgeruimd waar andere en betere woningen voor in de plaats komen. Iets wat ik toejuich. Dan zal echter het tekort aan die soort van woningen grooter worden, en wij zullen die woningen niet gemakkelijk ontruimd kunnen krijgen. Ik lees hier in het verslag, dat de menschen al bang worden als de opzichter komt kijken, omdat de menschen geen andere woning hebben en vreezen dat er onbewoonbaarverklaring zal volgen. Ik wil nu met geen voorstel komen, want het komt er op aan of de meerderheid van den Raad voor deze zaak iets gevoelt. Ik heb er evenwel iets op bedacht. Wij hebben indertijd ge kocht een stuk grond bij de Decimastraat om daarop in te richten een volkspark. Ik vind zulk een volkspark heel goed, maar wanneer er urgenter zaken zijn, zaken van meer dringen den aard, lijkt het beter toe eerst het noodige te doen en dan verder het nuttige. Het schijnt mij beter toe, dien grond daar te reserveeren voor het bouwen van arbeiderswoningen, dan heeft men ook- niet de kosten van een volkspark te maken. Dan kunnen de woningen in poorten en sloppen, die voor menschenwoningen niet geschikt zijn, verdwijnen. Ik zou gaarne vernemen hoe Bur gemeester en Wethouders en hoe de Raad hierover denkt. Wanneer mijn denkbeeld mocht worden verwezenlijkt, dan zouden wij niet elk jaar staan voor het feit, dat er in Leiden nog menschen wonen in woningen, die voor bewoning niet geschikt zijn. Wij zouden dan voorloopig geen volkspark krijgen, maar in de plaats daarvan fatsoenlijke, nette arbeiderswoningen. De gemeente zou dan de exploitatie zelf ter hand kunnen nemen, terwijl de gemaakte kosten voor een deel door de huur prijzen gedekt werden. Zou men de zaak liever overlaten aan de Vereeniging tot den bouw van Werkmanswoningen mij ook wel. In elk geval zouden wij, meen ik, handelen in het belang van de gemeente. De heer Vergouwen. Als ik het goed begrijp, zou de heer Sijtsma nu feitelijk willen, dat wij thans over zijn denkbeeld begonnen te spreken; want hij zegt: »wij hebben nu den tijd nog"maar het denkbeeld dat hij in het midden brengt, is geheel nieuw. In de eerste plaats wil hij terugkomen op het besluit, vroeger genomendat er een volkspark zal worden gesticht en in de tweede plaats heeft hij een denkbeeld aan de hand gedaan, dat den Raad nog nooit in dien vorm is voor gelegd: dat nu de gemeente zelf exploitant van huizen zal worden. Dat gaat niet zoo in een half uurtje na de Raads zitting. Al willen wij medewerken om tot eene wijziging te komen in den toestand van poorten en sloppen, dan geloof ik toch niet, dat het mogelijk zou zijn voor Burgemeester en Wet houders om hierover in eene volgende vergadering al praeadvies uit te brengen. Dat is niet eene quaestie van zoo korten tijd dat is iets, waar eenige jaren over heen zullen gaan eer dat in dien toestand voorzien is. Over het denkbeeld, om het volkspark niet te stichten, daarover kunnen Burgemeester en Wethouders te allen tijde praeadvies uitbrengenmaar 'het idee, dat de gemeente exploi tant van huizen zou worden, dat is heel iets anders; dat is een punt, dat wij kunnen overwegen, maar dat niet in een oogenblik voor beantwoording vatbaar is. De heer Fischer. Ik zou gaarne nog even hierop de aan dacht willen vestigen. De heeren hebben gekregen het eerste vervolg van het sys tematisch woningonderzoek en nu heeft de heer Sijtsma be vonden, dat er zooveel poorten en sloppen zijn. Ik mag er evenwel op wijzen, dat het getal poorten en sloppen in de laatste 10 jaren ongeveer met de helft is verminderd Het aantal bewoners van die poorten en sloppen was in 1902, 3400 en dat is nu gedaald tot 1900. Dat is zeker wel een ge volg van het onbewoonbaar verklaren van vele dier woningen. Ik wil toegeven, dat er behoefte bestaat aan woningen van lageren huurprijs. De heer Sijtsma geeft daartoe een middel aan de hand. Ik vind echter, dat de zaak van zooveel belang is, dat er werkelijk wel eens goed over mag gedacht worden. Ik zou daarbij een kleinen leiddraad willen geven. Het denkbeeld is nl. aan de hand gedaan om het Volkspark van de baan te schuiven. Ik herinner er echter aan, dat in dertijd van alle kanten op de stichting daarvan is aange drongen, de zaak zoo dikwerf voorgespiegeld, dat men ten slotte heeft gezegd: «1 ie plaats is en blijft bestemd voor een Volkspark. En nu wil de heer Sijtsma er woningen op gaan bouwen. Vlak er bij ligt echter nog een groot terrein, dat het eigendom is van de Vereeniging tot verbetering van de Volks huisvesting en wanneer ik mij niet bedrieg, bestaat bij die Vereeniging het plan om op dat terrein woningen te bouwen van lageren huurprijs. De heer Vergouwen heeft de opmerking gemaakt, dat wat de heer Sijtsma voorstelde zoo nieuw was. Dit is niet geheel juist. De quaestie betreffende het Volkspark is reeds in de bladen geventileerd en het vraagstuk van den bouw van woningen van gemeentewege is al meermalen ter sprake ge bracht, maar door Burgemeester en Wethouders niet zoo gunstig opgenomen. Ik heb gemeend dit even in het midden te moeten brengen. De Voorzitter. Mag ik even herinneren dat we aan de rondvraag zijn? De heer Sijtsma. Ik wil dit nog even zeggen. Dat ik deze zaak ter sprake bracht, was voornamelijk hierom, omdat ik meende dat de stichting van het Volkspark nu niet meer in zoo'n verre toekomst lag, en wanneer Burgemeester en Wet houders straks met een voorstel kwamen, kwam ik met mijn voorstel te laat, en daarom heb ik het nu gezegd. Ik juich ook den aanleg van een Volkspark toe, maar wanneer er ge brek is aan woningen in de stad en de menschen moeten leven in sloppen en poorten, zoodat er gevallen zijn dat 6 gezinnen gemeenschappelijk een privaat hebben; dat er geen rioleering is enz., dan zeg ik, dat men den grond, waarop men anders een Volkspark zou stichten, beter kan gebruiken voor het verbeteren van volkswoningen. Ik zal, zoo ik zeide, nu geen voorstel doen, maar geef slechts het idéé aan, opdat men daarover kan nadenken. Wanneer men denkt gelijk de heer Vergouwen, dat de zaak nog jaren lang kan duren, dan zal ik er niet verder op ingaan. Ik wil alleen het gevoelen van den Raad weten, ten einde te kunnen overwegen, of ik mijn idéé zal belichamen in een voorstel. De Voorzitter. Ik geloof, dat de heer Sijtsma wel wat heel weinig waarde hecht aan een eenmaal genomen Raads besluit. Hij zegt nu in eens, dat wat hij thans voorstelt, hem beter lijkt dan wat wij te dezen aanzien vroeger besloten. Jarenlang is er op de stichting van een volkspark aange drongen en wat mij persoonlijk aangaat, zou er heel wat moeten gebeuren, eer ik er toe medewerkte om aan het daar voor bestemde terrein weer een andere bestemming te geven. Zoo kan men wel aan het wijzigen blijven. Ik heb dit al eens bijgewoond bij het dempen van slooten en als de boomen aan de Vischmarkt nu juist niet waren omgehakt of ver kocht, dan zou men er wellicht weer op teruggekomen zijn; want er zijn altijd menschen, die op een eenmaal genomen besluit willen terugkomen. Over dat volkspark is nu al zooveel te doen geweest, wij hebben er al zooveel over gesproken, wij hebben er, ik weet niet hoeveel meteis adres over ontvangen, dat wij nu niet weer tot het tegenovergestelde kunnen gaan besluiten. En tegen het bouwen van arbeiderswoningen van gemeentewege, blijf' ik bezwaar maken. Wanneer ik bedenk, hoeveel genoegen wij beleven van de huisjes die thans het eigendom zijn van de gemeente, dan zou ik zeggen dat de gemeente nooit meer huizen moest hebben. De menschen betalen wel een particu-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1914 | | pagina 11