224
DONDERDAG 18 DECEMBER 1913.
dat het Ministerie van Oorlog in Engeland bepaald heeft,
dat voortaan, zooveel mogelijk, paarden voor de remonte
moeten worden gekocht met langen staart en, dat na drie
jaar geen paarden meer mogen worden aangenomen, waarvan
de staarten gecoupeerd zijn;
dat het Bestuur van den »Ivaiserlichen Marstall" te Berlijn
gecoupeerde paarden voor aankoop weigert;
dat de «Landwirtschaftskammer" voor de provincie West-
preussen aan de «Verband der Tierschutzvereine des Deutschen
Reiches" in overweging gaf, om bij het Ministerie van Oorlog
te Berlijn daarop aan te dringen, dat het aan de Duitsche
officieren verboden worde, om voor 't front van den troep
gecoupeerde paarden te berijden;
dat het Bestuur der Brouwersvereeniging voor Berlijn en
Omstreken aan de leden voorgesteld heeft, om bij aankoop
van nieuwe paarden zulke, die gecoupeerd zijn, af te wijzen;
dat de »Polizeibehörde" van de stad Hamburg een «Merkblatt"
heeft doen verspreiden, om het coupeeren der paarden tegen
te gaan;
dat het «Oberbürgermeisterambt" van de stad Keulen de
Directie van den stedelijken bespanningsdienst aangewezen
heeft om bij aankoop van paarden aan niet-gecoupeerde de
voorkeur te geven, om op deze wijze mede te werken tot be
strijding van deze schennis;
dat op voorstel van de «Polizeibehörde" te Stuttgart de
gemeenteraad aldaar bepaald heeft, dat voor de stedelijke
brandweer, gemeentereiniging en voor de bereden politie geen
gecoupeerde paarden meer aangekocht zullen worden;
dat, last not least, Heeren Burgemeesters en Wethouders
van Amsterdam, Utrecht en Arnhem, naar aanleiding van
een door onze afdeeling aan de Raden van deze gemeenten
gericht soortgelijk request aan de ambtenaren, belast met
den aankoop van paarden voor den gemeentedienst, opdracht
hebben gegeven, om, indien daardoor de aankoop van voor
bedoelden dienst geschikte paarden niet wordt belemmerd,
zooveel mogelijk paarden met niet-gecoupeerde staarten aan
te koopen;
redenen waarom ondergeteekende uwen Raad met den
meesten ernst eerbiedig verzoekt het door de gemeenten
Amsterdam, Utrecht en Arnhem gegeven voorbeeld na te
volgen en te bepalen, dat voortaan bij aankoop van nieuwe
paarden voor den dienst der gemeente (brandweer, reiniging,
bereden politie etc.) zooveel mogelijk zulke, die gecoupeerd
zijn, zullen worden afgewezen.
't Welk doende, enz.
De «Afdeeling Nijmegen en Omstreken" der
Nederlandsche Vereeniging tot Bescher
ming van Dieren
van Laer, Voorzitter
F. J. A. van Vollenhoven, le Secretaris
Oranjesingel 3.
Nijmegen, December 1913.
De Voorzitter. Ik geloof, dat op dit adres geen schriftelijk
praeadvies behoeft te worden gegeven, want Burgemeester en
Wethouders stellen den Raad gaarne voor, te handelen zoo
als in de laatste alinea van het adres is aangegeven. Het lijkt
ons ook een onnoodige wreedheid, om de paarden van eenige
staartwervels te ontdoen. Ik acht het goed dat Burgemees
ter en Wethouders aan de hoofden van de takken van dienst,
waarbij gebruik van paarden wordt gemaakt, voorschrijven, om
zich zooveel doenlijk aan hetgeen in het adres staat te hou
den en voortaan geen paarden meer te koopendie gecou
peerd zijn. Wij zullen, als de Raad zich met deze opvatting
kan vereenigenbeleefdheidshalve aan de adresseerende ver
eeniging mededeelendat de Raad instemt met de laatste
alinea van het adres, en dat de gemeente Leiden zich daar
naar, zooveel doenlijk, zal gedragen.
De heer van Gruting. Mag ik u wel hartelijk danken voor
dit voorstel.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt zon
der hoofdelijke stemming aangenomen.
11°. Verzoek van de Landelijke Federatie van Bouwvak
arbeiders in Nederland, om te bepalen, dat het put- en keet-
bazenstelsel bij gemeentewerken niet geoorloofd is en dat het
loon niet minder mag bedragen dan op de plaats geldend is.
Dit stuk luidt als volgt:
Amsterdam, datum postmerk.
Aan den Gemeenteraad van Leiden.
Geven te kennen, me.t verschuldigde hoogachting, onderge-
teekenden, bestuurders van de Landelijke Federatie van Bouw
vakarbeiders in Nederland, dat zij in opdracht hebben namens
de Grondwerkersvereenigingen te Amsterdam, Den Haag,
Rotterdam, Oostzaan, Hillegom, Groningen, Voorburg, Leeu
warden, Deventer, Zaandam, Mijdrecht, Sloterdijk en Haarlem,
aan Uwen Raad te verzoeken, te willen bepalen, dat het zoo
genaamde put- en keetbazenstelsel niet geoorloofd is bij werken
uitbesteed van uwentwege, omdat dit stelsel in onzen tijd
van beschaving zooveel mogelijk moet worden tegengegaan.
Tevens verzoeken wij Uwen Raad om in de bestekken van
door U uit te besteden werken de bepaling op te nemen dat
het loon niet minder mag bedragen dan op de plaats geldend
is, om moeilijkheden te voorkomen.
Voor nadere bijzonderheden hebben ondergeteekenden de
eer U te verwijzen naar bijgaande toelichting.
't Welk doende,
Het Bestuur van de Landelijke Federatie van
Bouwvakarbeiders in Nederland,
G. van Erkel, Voorzitter.
W. v. Blijenburgii, Secretaris.
Amsterdam, Bloemgracht 143.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Burgemeester en Wethou-
hebben bij voorbaat reeds geïnformeerd in hoeverre het put-
en keetbazenstelsel in deze gemeente voorkomt en ik kan dan
ook mededeelendat dit hier niet bestaat. Het komt alleen
voor in landelijke gemeenten.
Wat betreft de gevraagde loonregeling, het is bekend, dat
in deze gemeente sinds lang minimumloonen in de bestekken
zijn voorgeschreven, die zich aansluiten bij de plaatselijke
loonen.
Ik stel dus voor, dit adres voor kennisgeving aan te nemen.
Daartoe wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming
besloten.
12°. Amendement van de heeren van Tol, Bosch en Ver
gouwen, op het voorstel tot verhooging van de loonen der
gemeentewerklieden.
Zal worden behandeld bij punt 36 der Agenda.
13°. Advies van de Gezondheidscommissie op de voorstel
len tot vaststelling van een Verordening op den aanleg van
Straten en Wegen en tot wijziging van de Verordening op
het Bouwen en Sloopen.
Zal worden behandeld bij de punten 38 en 39 der Agenda.
14°. Advies van de Gezondheidscommissie op het voorstel
tot wijziging der Verordening op het Rijden.
Zal worden behandeld bij punt 34 der Agenda.
15°. Aanbeveling van Curatoren van het Gymnasium ter
benoeming van een lid van dat College.
Zal worden opgenomen onder de Ingekomen Stukken.
16°. Verzoek van den Bond van Ned. Gemeentewerklieden,
afdeeling Leiden, onderafdeeling P. W., om de loonsverhoo-
ging der gemeentewerklieden te doen ingaan op 1 Januari a. s.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden 18 December 1913
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen, G. A. An-
nokkee en P. Loekenbach, respectievelijk Voorzitter en Secre
taris van den Bond van Nederlandsche Gemeentewerklieden
afdeeling Leiden, onderafd. P. W.
gevestigd te Leiden, ten huize van de tweede onderteeke
naar, Raamstraat 9;
dat zij met teleurstelling hebben kennis genomen van de
door B. en W. voorgestelde loonsverhooging, daar in het
bijzonder zij, die nog geen periodieke verhooging of deze
slechts éénmaal gehad hebben het minst bedeeld worden,
dat zij ook verwacht hadden dat eene uniforme verhooging
zouden worden voorgesteld,
dat zij blijkens de besprekingen in den Raad van 30
October 1913 verwacht hadden dat deze met 1 Januari 1914
in werking zouden treden.
Redenen, waarom adressanten Uwen Raad beleefd verzoeken
de voorgestelde loonsverhooging in dien zin te wijzigen en
dat zij nog in het bijzonder verwijzen naar de memorie van
toelichting gevoegd bij het adres van Januari 1913.
't W elk doende enz.
G. A. Annokkee, Voorzitter.
P. Loekenbach, Secretaris.
Zal worden behandeld bij punt 36 der Agenda.
17°. Verzoek van den stadswerkman J. Flippo, om het hem
toegekend pensioen te mogen behouden.
Dit stuk luidt als volgt: