222
DONDERDAG 18 DECEMBER 1913.
Leiden 28 November 1913.
Aan den Edelachtbaren Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbaren Heeren!
Geeft met gepasten eerbied te kennen:
Jacobus Johannes deCler assuradeur Rijnsburger weg3alhier;
Dat hij thans in de gelegenheid is de gemeente gebouwen
alhier te verzekeren volgens bijgaand tarief', bij eerste klasse
Hollandsche Maatschappijen, welke polissen zijn toegelaten bij
de Ned: Handels maatschappij, en op de zelfde voorwaarden
als de thans geldende.
Dat dezen premie belangrijk lager is als de premie die
thans door de gemeente word betaald.
Weshalve hij de vrijheid neemt zich tot UEdelachtbaren
te wenden met het eerbiedig verzoek dat het verzekeren der
gemeenten gebouwen aan hem als inwoner der gemeente
moge worden opgedragen.
Het welk doende
J. J. de Cler.
De Voorzitter. Eenige maanden geleden zijn wij gaan
onderhandelen met onzen assuradeur over verlaging van de
premies. Deze en verschillende andere groote assuradeurs heb
ben toen offerten aan Burgemeester en Wethouders gedaan.
Burgemeester en Wethouders meenden, dat zij, krachtens de
Leidsche traditie eii ingevolge vroegere raadsbesluiten, ge
machtigd waren de assurantie opnieuw te sluiten, mits vol
daan werd aan de door den Raad destijds gestelde eischen,
o. a. dat de verzekering moet geschieden op beurspolis en dat
de maatschappijen, die de makelaars zouden aannemen, moeten
zijn toegelaten door de Nederlandsche Handelmaatschappij.
Met deze eischen voor oogen hebben Burgemeester en Wet
houders de verschillende offerten vergeleken.
Het resultaat is geweest, dat Burgemeester en Wethouders
weer terecht zijn gekomen bij de firma Marinkelle en Co.,
die tot heden ook de assurantie had bezorgd. Inmiddels be
reikte ons dit request, doch dit kwam te laat. Het kon eerst
in deze raadsvergadering behandeld worden, en wij zouden dan
te laat zijn, om onze assurantiën te vernieuwen vóór 2 Januari
1914. Nu zou men ons kunnen toevoegen, dat er dan reden
geweest zou zijn, om voor dit punt een extra-raadszitting te hou
den; maar ik kan den heeren mededeelen, dat dan dit verzoek
toch niet ingewilligd zou zijn geworden, omdat de premies,
waarvoor wij thans de assurantiën afgesloten hebben, aanzienlijk
lager zijn dan degene, die bij dit request worden aangeboden. Wij
zijn bij onze oude firma terecht gekomen tegen een aanzienlijk
lageren prijs dan vroeger.
Ik stel u derhalve voor dit request voor kennisgeving aan
te nemen.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
4°. Verzoek van de Leidsche Korfbalvereeniging «La Vitesse"
om een waterleiding te laten aanleggen van den Zoeterwoud-
schen Singel naar het Clubgebouw.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders
ter afdoening.
5°. Verzoék van den Leidschen Bestuurdersbond om de
werklieden boven 40 jaar, in dienst van de firma Gebr. Blok,
bij den Gemeentelijken Reinigingsdienst over te nemen.
Dit stuk luidt als volgt:
Leiden December 1913.
Aan den Raad der Gemeente Leiden
Ondergeteekendeu, Daniël de Cler en Petrus Johannes Bomli,
respectievelijk voorzitter en secretaris van den Leidschen
Bestuurdersbond, geven met verschuldigden eerbied te kennen
dat zij met verbazing hebben vernomen, dat bij het in
Eigen Beheer nemen der Gemeentereiniging door de Gemeente,
de werklieden der firma Gebr. Blok, welke den leeftijd van
40 jaren hebben bereikt, niet in dienst bij de Gemeente wor
den gesteld, doch per 1 Januarie zonder vorm van proces
worden ontslagen,
van meening, dat van de Gemeente Leiden toch een mildere
handelwijze ten opzichte dier werklieden mag worden verwacht,
dringen er bij het Gemeentebestuur met klem op aan, zulke
maatregelen te treffen, dat deze menschen niet aan de open
bare liefdadigheid worden prijsgegeven, door hen desnoods
aan te stellen in losvasten dienst bij de Gemeente Leiden.
't welk doende, enz.
Voor het Bestuur van den Leidschen
Bestuurdersbond
D. de Cler, voorzitter
P. J. Bomli, secretaris.
6°. Adhaesiebetuigingen aan dat adres van de afd. Leiden
van den Alg. Ned. Bond van Arbeiders(sters) in het Bakkers-,
Chocolade- en Suikerbewerkersbedrijf, van de afdeeling Leiden
der Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, van de afdeeling
Leiden van den Alg. Ned. Typografenbond, van den Bond van
Nederlandsche Gemeentewerklieden en van den Alg. Ned.
Ambtenaarsbond.
De Voorzitter. Mijne Heeren. Zooals men weet, is deze
zelfde kwestie reeds de vorige keer in den Raad ter sprake
gekomen. Toen is het verlangen geuit, dat men zooveel
mogelijk door werklieden van Gebr. Blok de open zijnde
plaatsen aan de Gemeentereiniging zou vervullen. Welnu,
ik kan meedeelen, dat voor aile plaatsen, die nog beschik
baar waren, zijn aangenomen werklieden van de firma
Gebr. Blok, zoodat daarmede zooveel mogelijk aan het ver
langen, dat hier werd geuit, is voldaan. Ik geloof dus, dat wij
dit request met de adhaesiebetuigingen wel voor kennisgeving
kunnen aannemen.
Verlangt hierover iemand het woord? Zoo ja, dan open
ik de beraadslaging.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zou een enkele vraag willen
doen: Wij hebben dezer dagen in de courant kunnen lezen
een oproeping voor voerlieden bij de Gemeentereiniging, waar
uit blijkt, dat nog arbeidskrachten worden gevraagd. Zijn voor
dat ambt dan niet geschikt de menschen, die nog bij de
firma Blok in dienst waren?
De Voorzitter. Ik meen, dat de heer Fischer in de vorige
Raadszitting daaromtrent reeds eene volkomen duidelijke uit
eenzetting heeft gegeven. Om voerman te kunnen zijn, moet
men verstand hebben, om met paarden om te gaan; men
moet de vuilniswagens kunnen besturen, hetgeen vooral in
een stad als de onze met haar vele nauwe straten en grachten,
niet zoo eenvoudig is. Bij de aanstelling tot voerman moet men
derhalve voorzichtig te werk gaan, want niet iedereen is voor
dit verantwoordelijk werk geschikt; vandaar dat de voer
lieden niet uit de werklieden van gebr. Blok konden worden
gekozen en er dus eene oproeping moest worden geplaatst.
De heer Sijtsma. M. d. V. Toen ik de vorige maal bij deze
kwestie een beroep deed op Burgemeester en Wethoudersom
zooveel mogelijk die menschen in dienst te houden, toen kreeg
ik den indruk, dat de humaniteit in hooge mate zou worden
betracht en meende ik, dat de meeste van die werklieden,
althans beneden de 50 jaar, zouden worden aangenomen. Nu
zou ik gaarne vernemen, hoeveel werklieden er nog buiten
vallen. Ik heb dezer dagen bij mij gehad iemand van 43 jaar,
een flink man, betrekkelijk nog in de kracht van zijn leven,
die mij mededeelde, dat ook hij had gehoopt, dat hij zou zijn
aangenomen in gemeentedienst, doch dat de Directeur hem
had medegedeeld, dat de andere lui al waren aangesteld, zoo
dat hij kon rekenen te zijn ontslagen. Hij was ook reeds bij
andere Raadsleden geweest en vroeg nu of ik iets voor hem
had kunnen doen. Hij had 30 jaar de firma's van Ulden en
Blok gediend, nooit straf gehad en zou nu op straat staan.
Ik dacht den vorigen keer te hebben vernomen, dat men niet
meer vasthouden zou aan de grens van 40 jaar, doch tot 50
jaar zou gaan en zou nu gaarne vernemen hoeveel werklieden
door de gemeente al en hoeveel niet zijn aangenomen.
De heer Fischer. M. d. V. Mag ik daar even op antwoor
den, dat (ie leeftijdsgrens van 50 jaar door mij in deze vergadering
niet is genoemd. Daar is ook nooit sprake van geweest en het
verwondert mij zeer, zoo over dien man van 43 jaar te hoo
ien spreken. Zooals ik de vorige maal reeds heb gezegd, heb
ben wij voor de menschen, die wij noodig hadden, in de eerste
plaats genomen uitsluitend de werklieden van de firma Blok,
voor zoover ze daarvoor geschikt waren en er is op het oogen-
blik geen enkele plaats meer openmaar men kan niet den
eersten den besten man, die geen voerman is, op een vuilnis
kar zetten! Vandaar dat voor sommige open plaatsen geen
keuze kon worden gedaan, zoodat nog voor drie menschen
een oproeping in de courant is geplaatst.
Ik geloof dus, dat het verwijt, dat geen humaniteit zou zijn
betracht, totaal onverdiend is. Integendeel, wij hebben gedaan
wat wij konden.
Hoeveel er nu nog over zijn, kan ik niet precies opgeven,
maar het zjjn vermoedelijk slechts heel enkelen. Den vorigen
maal heb ik gezegd, dat er in dienst konden worden genomen
van de firma Blok, ik meen 24; verder, dat de baggerlui er
buiten vallen en hoeveel er dan nog over zijn, durf ik niet
te zeggen, maar ik geloof, dat dit niets ter zake doet, want
er is op het oogenblik niets meer aan te doen.
Wij kunnen toch niet zoo maar menschen in dienst nemen,
waar geen werk voor is.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik zou nog wel willen zeggen,
dat het aantal werklieden, dat de gemeente in dienst neemt,
aanzienlijk grooter is, dan het aantal, dat de firma Blok in
dienst heeft gehad. Een dertigtal gaat nu wel uit den ge
meentedienst bij de reiniging over, maar als ik die er aftrek