10. Den Heer H. C. VAN DER HEIT DE, aftredend lid; 2°. Den Heer W. DRAAIJER, leeraar aan de H. B. S. v. J alhier. De Commissie voornoemd, J. A. van Hamel, Voorzitter. M. van Wamelen, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders der Gemeente Leiden. N°. 324. Leiden, 9 December 1913. Overeenkomstig het advies der Commissie van Fabricage hebben wij de eer U hierbij aan te bieden een aanbevelings lijst ter benoeming van een boekhouder en een opzichter bij den op 1 Januari a.s. in te voeren gemeentelijken Reinigings dienst. Voor de betrekking van boekhouder: 1°. J. C. BÜLDERDIJK, boekhouder bij de firma Lisman en Waller, te Leiden; 2°. D. A. LANBAAL, klerk bij de gemeente-reiniging te Utrecht 3°. J. DE BRUYN Jr., kassier beheerder van het bijkantoor der Lissesche Bankvereeniging te Noordwijk. Voor de betrekking van opzichter: 1°. J. NEUTEBOOM. timmerman-uitvoerder te Leiden; 2°. M. J. GROENEVELD, timmerman-uitvoerder te Leiden; 3°. H. J. VAN MIL, timmerman te Zoeterwoude. Wij verzoeken U alsnu tot eene benoeming over te gaan. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden N°. 325. Leiden, 9 December 1913. Na raadpleging van de Commissie van Fabricage hebben wij de eer U hierbij over te leggen een lijst van boomen, die om verschillende redenen behooren te worden gerooid. Wij geven U derhalve in overweging tot het doen rooien en den openbaren verkoop van die boomen te besluiten. LIJST van boomen, die dood, ziek of slecht zijn, of om andere redenen ter rooiing worden voorgedragen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 326. Leiden, 9 December 1913. In October 1912 wendden de besturen van de gemeente- werkliedenvereenigingen »Recht en Plicht" en »St. Antonius van Padua" zich tot U met het verzoek, om de loonen der ge meentewerklieden met ten minste f 1.per week te ver- hoogen en wel voornamelijk met het oog op de »heersehende stijging van alle levensbehoeften''. Eenigen tijd later bereikte U een adres van de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Gemeentewerklieden, waarin eveneens op ver betering der loonen werd aangedrongen, in September j.l. gevolgd door eene adhaesiebetuiging van het bestuur van den Leidschen Bestuurdersbond, terwijl ten slotte de besturen van de vereenigingen »Recht en Plicht" en »St. Antonius van Padua'' in de maand October van dit jaar anderrqaal op verhooging van de loonen der gemeentewerklieden aandrongen, welke verhooging zij dan wenschten te zien ingaan op 1 Januari 1914. Al deze adressen zijn hierachter afgedrukt. Alvorens nu de vraag onder de oogen te zien, of tot eene loonsverhooging moet worden overgegaan, willen wij U hier een kort overzicht geven van de loonsverbeteringen, die in den loop der laatste jaren in deze gemeente ten opzichte van de gemeentewerklieden zijn tot stand gekomen. In Maart 1907 werden de uurloonen der stadswerklieden met uitzondering van de timmerlieden, de schilders en de straatmakers met hunne opperlieden, met 1 cent verhoogd De timmerlieden ontvingen 2 cent per uur meer, de schilders, straatmakers en hunne opperlieden werden toen voldoende bezoldigd geacht Bovendien werd aan sommige werklieden eene hoogere tegemoetkoming in de door heri verschuldigde pensioensbijdrage toegekend, n.l. aan de laagstbezoldigden 0.16 per uur), d. z. de opperlieden en de daarmede ge- lij kgestelden, een bijdrage van f 0.65 per week en aan hen, die f 0.17 per uur verdienden een bijdrage van f 0.55 per week. Voor de overige werklieden bleef de tegemoetkoming overeenkomstig het raadsbesluit van 5 Juni 1902 bepaald op f 0.40 en f 0.30, al naar gelang hun pensioensgrondslag f 12.of minder, dan wel meer dan f 12.—, doch minder dan 15.per week bedroeg. Met ingang van 1 Januari 1911 werden de uurloonen van alle gemeentewerklieden wederom verhoogd met 1 cent Tevens werden toen echter drie periodieke loonsve; hoogingen inge voerd bij behoorlijke plichtsbetrachting en voldoende bekwaam heid, telkens na 3 jaren dienst, van ƒ0.50 per week, zoodat uit dien hoofde het gewone loon nog in totaal met ƒ1.50 per week zou kunnen stijgen. Als overgangsbepaling werd hierbij aangenomen, dat voor de werklieden, die in 1906 in dienst kwamen, de verhoogingen zouden worden toegekend op 1 Januari van de jaren 1911, 1913 en 1916, en voor hen, die in 1905 of vroeger in dienst kwamen, op 1 Januari van de jaren 1911, 1913 en '1915. Volledigheidshalve zij hier ook nog in herinnering gebracht de bij raadsbesluit van 30 November 1911 gedurende 4 maan den toegestane tijdelijke loonsverbetering in verband met de abnormale verhooging der kosten van het dagelijksch leven, die, tengevolge van den drogen zomer, in den winter'11'12 werd verwacht. Deze verbetering kan echter, met het oog op haar tijdelijk karakter, verder buiten beschouwing blijven. Is er nu, na de beide loonsverhoogingen in 1907 en in 1911 thans aardeiding, om wederom tot eene loonsvertiooging te besluiten? Zooals uit het ter visie liggend overzicht van de in 1912 door de gemeentewerklieden verdiende loonen blijkt, zijn deze belangrijk hooger, dan de memorie van toelichting, behoorende bij het adres van de afdeeling Leiden van den Bond van Neder landsche gemeentewerklieden, aangeeft. Dit verschil spruit hieruit voort, dat de in de memorie opgenoemde bedragen niets anders zijn dan de pensioensgrondslagen in 1911, derhalve opgaven, waarbij met de werkelijke oververdiensten slechts in zeer geringe mate is rekening gehouden. De gevolgtrekking, die in de memorie getrokken wordt, is dan ook volmaakt onjuist. Terwijl adressante het b.v. aan de hand der door haar vermelde bedragen doet voorkomen, alsof niet minder dan 37 van de 94 werklieden minder dan ƒ11.— per week verdienen, hebben blijkens het overzicht in 1912 slechts 21 werklieden minder dan ƒ11.verdiend, of rekening houdende met de bijzondere omstandigheden, waarin 4 hunner verkeerden, eigenlijk slechts 17. Dit neemt intusschen niet weg, dat wij, lettende op de factoren, waarmede bij de regeling der loonen ook vroeger werd reke ning gehouden, met den Directeur van Gemeentewerken en de Commissie van Fabricage eene verhooging van de loonen der stadswerklieden wel billijk achten. In hoeverre geven deze 4 factoren te weten: 1°. de loonen in andere, met Leiden op één lijn te stellen, gemeenten aan de gemeentewerklieden betaald; 2°. de plaatselijke loonstandaard 3°. de voordeelen, speciaal aan den dienst bij de gemeente verbonden 4°. de minimum-behoeften van een arbeidersgezin, nu aanleiding tot wijziging der bestaande loonsregeling? Wat de door andere gemeenten betaalde loonen betreft, blijkt uit de mede ter inzage liggende bijlagen B en C, dat Aantal. SOORT. STANDPLAATS. Oorzaak. Opmerkingen. 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 12 1 2 1 7 Iep Populier Populier Iep Kastanje Iep Linde Iep Iepen Benk Iep Iep Iepen Iep Iepen Iep Iepen Maresingel, vóór perceel 41 Langegraoht, vóór perceel 148 Idem, vóór het vuilverbran dingsgebouw Voldersgraoht, vóór perceel 23 Oude Rijn, vóór perceol 34 Nieuwe Rijn, vóór perceel 43. "Witte Singel, vóór peroeel 86 Nieuwe Veemarkt Van der Werfpark, bij 't mo nument Plantsoen, achter Musis. Zijlsingel, vóór perceel 51 Idem, tegenover de Katoen weverij Idem, bij de Schrijversbrug Zijlsingel, vóór de Herman straat Zijlsingel, vóór de perceelen 55, 56 en 53 Lage Rijndijk, vóór perceel 10 Voldersgracht (noordelijk deel) dood slecht slecht slecht slecht dood dood dood dood bijna dood slecht slecht onbe trouwbaar slecht slecht staan in den weg "Worden verplaatst naar het Van der Werfpark en ver vangen door hoo rnen passende bij de aanwezige. Hinderljjk voor de bebouwing. 4 Iepen Kaiserstraat, vóór het Zoöto- misch Laboratorium Belemmeren licht- toetreding tot het laboratorium. 2 Kastanjes Vischmarkt, vóór de visohbank. staan in den weg Ter verkrijging van meerdere ruimte voor de Kaasmarkt. 2 Iepen Idem. idem idem.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 6