178 CONCEPT-OVEREENKOMST in zake de uitbreiding van den Leidsclien keuringsdienst van eet- en drinkwaren over de gemeente Sassenlieim. Artikel 1. Door Burgemeester en Wethouders der gemeente Leiden wordt aan den gemeentelijken keuringsdienst van eet- en drinkwaren te Leiden opgedragen: het handhaven van de verordening op de keuring van eet- en drinkwaren der ge meente Sassenheim van 5 December 1913; het handhaven van eventueele wijzigingen in die verordening door den keu ringsdienst te Leiden heeft alleen plaats, wanneer die wijzi gingen ten genoegen zijn van Burgemeester en Wethouders van Leiden. Art. 2. De gemeente Sassenheim betaalt voor de in artikel 1 be doelde handhaving jaarlijks aan de gemeente Leiden een geldsom, overeenkomende met twaalf cent (f 0.12) per jaar en per inwoner, berekend naar het aantal inwoners op 31 December van het voorafgaande jaar, een en ander onder uitdrukkelijke verklaring, dat onder deze som zullen zijn be grepen alle kosten, die de handhaving der in art. 1 bedoelde verordening zal medebrengen, behoudens de hierna te noemen uitzonderingen. De betaling geschiedt in vier gelijke driemaandelijksche termijnen, verschijnende 1 April, 1 Juli, 1 October en 31 December. Art. 3. De handhaving der in art. 1 bedoelde verordening zal op zooveel mogelijk gelijksoortige wijze plaats hebben als de handhaving der overeenkomstige Leidsche verordening. Het aantal te onderzoeken monsters zal per jaar niet minder zijn dan 4 per 100 inwoners; hieronder begrepen de monsters, die eventueel volgens de bepalingen van de artt. 4, 5 en 6 worden ingezonden en onderzocht. Art. 4. Onderzoekingen ten behoeve der gemeente Sassenheim, niet in onmiddellijk verband staande met de handhaving der meervermelde verordening, zullen door den keuringsdienst niet worden verricht dan na machtiging van Burgemeester en Wethouders van Leiden en onder voorwaarden, door dezen te stellen. Art. 5. Ingeval ingezetenen van Sassenheim twijfelen aan de deug delijkheid van eenig voedingsmiddel, dat te Sassenheim ten verkoop wordt aangeboden, kunnen zij door middel van door het gemeentebestuur van Sassenheim beschikbaar te stellen formulieren, gratis bemonsteiing en onderzoek van deze voe dingsmiddelen door den keuringsdienst aanvragen. De keu ringsdienst is echter niet gehouden deze monsters te onder zoeken. Art. 6. De kosten, voortvloeiende uit den aankoop en de verzen ding van monsters eventueel te Sassenheim genomen door de ambtenaren van Rijks- of Gemeentepolitie, zullen niet door den keuringsdienst worden vergoed, tenzij deze monsters zijn genomen op verzoek of op aanwijzing van den Directeur- Scheikundige van den keuringsdienst. Ook zal de keurings dienst niet gehouden zijn, deze monsters te onderzoeken. Art. 7. Omstreeks de maand October 1914 wordt door den Direc teur-Scheikundige van den keuringsdienst aan Burgemeester en Wethouders van Sassenheim schriftelijk rapport uitgebracht over de werkzaamheden door den keuringsdienst verricht, in verband met de handhaving der in art. 1 bedoelde verorde ning en over de bevindingen, daarbij opgedaan. Art. 8. Alle geschillen, tusschen de beide contractanten uit of naar aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste ressort beslist worden door drie scheidsrechters, door partijen in gemeen overleg te benoemen, of, indien bedoeld overleg tot geene overeenstemming heeft geleid, binnen vier weken, nadat de eene partij de andere schriftelijk heeft uitgenoodigd tot benoeming over te gaan, door den bevoegden rechter. De arbiters spreken recht als goede mannen naar billijkheid. Art. 9. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor den tijd van één jaar, aanvangende 1 Januari 1914 en eindigende 31 Decem ber 1914. De kosten dezer overeenkomst komen voor rekening van beide partijen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden. N°. 329. Leiden, 11 Decembéf 1913 In Uwe zitting van den 27en November j.l. werd aan den nieuwen verbindingsweg tusschen de Doelengracht en den Witten Singel de naam »Paterstraatje" gegeven. Het zal thans noodig zijn, nu deze verbindingsweg dezer dagen voor het publiek toegankelijk is gesteld, in de Veror dening van den 23en Mei 1912 (Gemeenteblad N°. 18) op het Rijden, laatstelijk gewijzigd bij verordening van den 7enNov. 1912 (Gemeenteblad N°. 32), het rijverkeer door dit straatje te regelen. Gelijk men zich zal herinneren is het de bedoeling geweest men vergelijke Ing. St. N°. 103 van dit jaar om den nieuwen verbindingsweg uitsluitend voor voetgangers en wiel rijders te bestemmenverboden zal dus moeten worden het verkeer met motorrijtuigen op twee of meer wielen, benevens het verkeer met rijtuigen. Wat deze laatste betreft, geeft art. 10 van bovengenoemde verordening een algemeen voorschrift, waarbij verboden wordt het rijden op die wegen of gedeelten van wegen en door die stegen, welke blijkens eenig zichtbaar teeken aan het verkeer met rijtuigen zijn onttrokken; voor de rijtuigen is het dus voldoende, wanneer gelijk inmiddels reeds is geschied bij den ingang van het Paterstraatje en vóór de nieuwe brug, aan de Singelzijde, keerpaaltjes worden aangebracht. Daarmede wordt dan tevens het rijden met motorrijtuigen op meer dan twee wielen onmogelijk gemaakt, zoodat ook daarvoor in de verordening geen regeling behoeft te worden getroffen. Echter zal het rijden met motorrijtuigen op twee wielen door aanvulling van art. 24 moeten worden verboden. Waar in dit artikel in ééne alinea is samengevat het verbod voor motortweewielers met dat voor rijwielen, daar zal, nu het Paterstraatje alleen voor de eersten moet worden afgesloten, aan het artikel een tweede lid moeten worden toegevoegd, waarin het aan bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen bovendien verboden wordt te rijden door het Paterstraatje. Nog eene andere wijziging zou nu tevens in art. 24 kunnen worden aangebracht. Het verdient n.l. aanbeveling om de uren, gedurende welke het verboden is met motortweewielers en rijwielen door de Maarsmanssteeg, de Donkersteeg en andere daar genoemde stegen te rijden, in plaats van: »van des voormiddags 6 uur tot middernacht" te bepalen op: »van des voormiddags 6 uur tot des namiddags 11 uur", en het zelfde zal dan aan het slot van art. 25 voor de drie aldaar genoemde stegen moeten worden bepaald ten opzichte van het verkeer met motorrijtuigen op meer dan twee wielen. De reden daarvan is de volgende: zooals men weet, wordt het gesloten zijn van wegen voor motorrijtuigen of rijwielen, ingevolge de bepalingen der Motor- en Rijwiel-wet aangeduid door daartoe bepaaldelijk voorgeschreven waarschuwingsborden en is het aanwezig zijn van deze borden eene conditio sine qua non voor de toepassing van het rijverbod. Bij den ingang der in de artikelen 24 en 25 genoemde stegen zal men derhalve de voorgeschreven waarschuwings borden aantreden, waarop dan voor de hierbedoelde stegen te lezen staat, dat zij verboden zijn voor rijwielen en motor tweewielers, resp. motorrijtuigen, van 6 uur voormiddags tot 12 uur namiddags, zulks geheel in overeenstemming met de daarvoor van regeeringswege voorgeschreven modellen. In de praktijk stuit nu echter de politie op deze moeilijk heid, dat door sommige overtreders van de artikelen 24 en 25 wordt beweerd, dat het. geplaatste waarschuwingsbord niet duidelijk is, omdat er twijfel blijft bestaan, ot met de uit drukking »12 uur des namiddags" het midden van den nacht, dan wel het midden van den dag wordt bedoeld. En ofschoon nu naar onze meening eene dergelijke bewering geen steek houdt en ten overvloede de waarschuwing op het bord, als het ware naar de verbodsbepalingen in de verordening ver wijst, waarin uitdrukkelijk van »middernacht" wordt gespro ken, zoo wordt door anderen over deze strijdvraag toch anders gedacht en blijft het feit bestaan, dat de vervolging van de door de politie geconstateerde overtredingen moeilijk heden ondervindt. Teneinde daarom voor eens en voor altijd de «onduidelijk- heid" op te heffen, meenen wij goed te doen Uwe vergadering in overweging te geven het woord «middernacht" in de arti kelen 24 en 25 door »des namiddags 11 uur" te vervangen; weliswaar wordt dan het rijden door de stegen in quaestie een uur eerder toegelaten, maar met het oog op het gering aantal motorbestuurders, dat na 11 uur 's avonds van die stegen gebruik pleegt te maken, zal daartegen, uit een oog-: punt van verkeer, wel geen bezwaar bestaan, terwijl het voordeel wordt verkregen, dat gedurende de uren na 12 uur op den dag, de politie voor het vervolg met meerdere zeker heid zal kunnen optreden. Ten slotte zal, nu aan art. 24 een tweede lid wordt toe gevoegd, ook in de tweede zinsnede van art. 63 het straf- artikel daarvan melding moeten worden gemaakt, door in plaats van »24" te lezen: »24 eerste en tweede lid."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 10