163
voor, de aanslagen van P. M. van Üerle ad 50,en van D.
Siljee ad f 75,te handhaven.
Aangezien derhalve omtrent deze aanslagen tusschen ons
College en de Commissie overeenstemming bestaat, geven wij
Uwe Vergadering in overweging overeenkomstig het voorstel
van de Commissie te besluiten.
Gaarne nemen wij deze gelegenheid te baat, om aan Uwe
Vergadering het resultaat mede te deelen van de door ons,
bij Ingekomen Stuk No. 214 van 25 September 1912, toege-
gezegde overweging van de opmerkingen, door de Commissie
verleden jaar gemaakt naar aanleiding van het door den
schatter en de herschatters bij de berekening van de huur
waarde in verband met den omvang van het bedrijf gevolgde
systeem van schatting.
Bij onze overwegingen stelden wij ons op het standpunt,
dat krachtens de bepalingen der Drankwet aan de schatters
de wijze van schatting moet worden overgelaten en dat het
volgens het stelsel van de wet zelve, die berekening van de
huurwaarde in verband met den omvang van het bedrijf wil,
zonder den invloed van ieder dier beide factoren nader aan
te geven, niet toelaatbaar is, hun een bepaald richtsnoer
dienaangaande te geven, ja zelfs dat dit ook bij verordening
niet kan geschieden. Zoowel in kleinere gemeenten als in
gemeenten als Amsterdam en Rotterdam, alwaar bij de
aanslagen voor het vergunningsrecht zulke groote belangen,
zoowel ten opzichte van de gemeente als ten opzichte van de
vergunninghouders, gemoeid zijn, worden dan ook aan de
schatters geene voorschrifteu gegeven in zake de wijze, waarop
zij de huurwaarde in verband met den omvang van het bedrijf
moeten berekenen.
Toch meenden wij het denkbeeld, om eene andere schattings
methode, dan de tot dusverre in gebruik zijnde, te volgen,
onder de aandacht van den schatter en den hersehatter voor
de gemeente te moeten brengen, met het verzoek ons daarom
trent in te lichten. Wij ontvingen daarop de beide in de
Leeskamer ter visie liggende rapporten, waarin, in het
bijzonder in dat van den schatter, andere methoden be
sproken worden.
De inhoud van beide rapporten schonk ons de overtuiging,
dat vervanging van het thans gevolgde systeem door eene
der daarin genoemde methoden geene verbetering zoude zijn,
noch voor de gemeentefinanciën, noch ter bevordering van de
billijkheid tegenover vele vergunninghouders, terwijl ook de na
leving van het voorschrift der drankwet: «schatting van de
huurwaarde in verband met den omvang van het bedrijf",
vermoedelijk in het gedrang zoude komen.
Op grond van een en ander zijn wij na nauwgezette over
weging tot de conclusie gekomen, dat niet alleen met het oog
op eene behoorlijke naleving van de bepalingen der drankwet
en in het belang der gemeentefinanciën, maar ook uit een
oogpunt van billijkheid bij het aanslaan der vergunning
houders, en gelet op het feit, dat slechts twee reclames Uwe
Vergadering bereikten, waarop de Commissie voorstelt afwij
zend te beschikken, het tot dusverre gevolgde systeem de
voorkeur verdient boven de andere methoden, welke een punt
van overweging bij ons College uitmaakten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 6 November 4913.
In de Raadszitting van 5 Juni 1913 werden ondergeteekenden
opnieuw aangewezen om te vormen de commissie van advies
voor reclames in zake het vergunningsrecht over het jaar 1913.
Van algemëene opmerkingen meenen wij ons ditmaal te
moeten onthouden, niet alleen omdat wij daarbij hoofdzakelijk
in een herhaling zouden vervallen van reeds in vroegere ad
viezen neergelegde beschouwingen, maar vooral, omdat wij
het resultaat wenschen af te wachten van de in September
1912 door Burg. en Weth. toegezegde overweging (zie Ingek.
St. 1912, No. 214).
Het aantal reclamanten bedroeg dit jaar slechts twee, namel.
P. M. van Oerle en D. Siljee.
Over den omzet in 50-procentigen alkohol bestond in beide
gevallen bij schatting noch herschatting eenige twijfel of
meeningsverschil; deze bedroeg respectievelijk 3093 en 5876
liters.
Bij de schatting werd de huurwaarde buiten verband met
den omzet bepaald op f 60.— en f 70.—. Bij de herschatting
zijn de deskundigen vanwege Rijk en Gemeente tot dezelfde
cijfers gekomen, en kwamen zoodoende ook tot geheel identieke
bedragen voor huurwaarden in verband met den omzet, namel.
resp. f 160.en f 300.
De deskundige van belanghebbenden, de heer Hillenaar,
wenschte ook nu weer voor de reclamanten zijn afwijkende
schattingsmethode door te voeren, en kwam daarmee tot de
lagere cijfers van f 145.en f 260.Op de aan den Raad
bekende gronden hebben wij gemeend, hem ook thans hierin
niet te mogen volgen, maar onze berekening naar het voor
alle anderen geldende systeem te moeten doen.
Onze commissie heeft de lokaliteiten van beide reclaman
ten zoowel wat oppervlakte (resp. 23 en 24 vierk. meter), als
wat stand betreft, vergeleken met andere vergunningslokalen,
waarvan ons schattingscijfers bekend waren, maar kon tot
geen andere conclusie komen, dan dat de aangenomen waar
den van f 60.— voor Van Oerle, en f 70,voor Siljee billijk
genoemd moeten worden.
De heer Siljee beroept zich in zijn reclame alleen op de
afwijkende schatting van den heer Hillenaar. Het verzoek
schrift van den heer Van Oerle is uitvoeriger1, en verdient
daarom eenige nadere toelichting. Als motief voor zijn reclame
vermeldt hij, dat zijn omzet in 1910 bedroeg 3365 liters, tegen
2819 liters in 1911, en dat op die basis zijn huurwaarde (in
verband met den omzet), voor de jaren 1911 en 1912 telkens
werd bepaald op f 150. Nu zijn omzet over 1912 bedragen
had 3093 liters, dus bijna 300 liters minder dan in 1910,
scheen het hem onbillijk, dat de huurwaarde (in verb. m. d.
omzet) thans op f 160.— werd gesteld. Wij moeten echter
opmerken, dat niet de aanslag over 1913 te hoog, maar die
over 1911 te laag was, waardoor reclamant destijds een voor
deeltje van f 12.50 heeft gehad. Bij behoorlijke berekening
toch had de belastbare huurwaarde achtereenvolgens gesteld
moeten worden op 170.150.— en 160.gulden.
Wij hebben dus de eer, den Raad voor te stellen, voor
P. M. van Oerle en D. Siljee de huurwaarden in verband met
den omzet te handhaven op f 160 en ƒ300.en daarmee
hun aanslagen respectievelijk op f 50.en f 75.—.
J. Bosch
J. P. Driessen.
Aan den Raad. Zwiers.
N°. 302. Leiden, 20 November 1913.
Bij den aankoop van het perceel Lammermarkt No. 36,
krachtens raadsbesluit van 10 April 1913, bij akte van den
21sten Juni 1.1. verleden, moest de loopende huur, welke de
vorige eigenaar met de stichting «het Leger des Heils" had
aangegaan, worden gestand gedaan. Deze huur eindigt echter
den 14en December a. s.zij was gesloten voor den tijd van
1 jaar, tegen een huurprijs van 416.per jaar in weke-
lijksche termijnen te voldoen en met stilzwijgende verlenging
telkens voor een jaar, indien niet 3 maanden vóór het ein
digen van den huurtijd een der partijen zich omtrent de ver
lenging der huur nader had verklaard.
Gebruik makende van deze laatste bepaling, hebben wij de
huurster medegedeeld, dat wij omtrent eene verlenging der
huur in nader overleg wenschten te treden. Het gevolg van
de gevoerde correspondentie is geweest, dat de huurster zich
bereid heeft verklaard, de huur opnieuw tegen denzelfden
huurprijs voor den tijd van één jaar aan te gaan, met stil
zwijgende verlenging voor gelijk tijdvak, indien de huur niet
4 maanden vóór het eindigen van den huurtijd door haar is
opgezegd en verder onder de bij de gemeente gebruikelijke
voorwaarden, dat deze het recht heeft de huur te allen tijde
te doen eindigen, mits 3 maanden te voren kennisgevende,
dat de huursom bij vooruitbetaling in driemaandelijksche ge
lijke termijnen wordt voldaan, dat de kosten van het duin
water en die der huurovereenkomst komen ten laste van de
huurster en dat deze voor de uitvoering der overeenkomst
domicilie kiest ter Gemeente-Secretarie van Leiden.
Onder mededeeling dat de Commissie van Fabricage met
ons van oordeel is, dat de huur van f 416.per jaar vol
doende mag worden geacht en zich ook overigens met de
bovengenoemde voorwaarden kan vereenigen, geven wij U in
overweging te besluiten het perceel aan de Lammermarkt
No. 36 voor den tijd van 1 jaar, ingaande 14 December 1913,
te verhuren aan de stichting »het Leger des Heils", tegen
den huurprijs van f 416.per jaar, met stilzwijgende ver
lenging telkens voor gelijk tijdvak, indien de huurster niet
4 maanden vóór het eindigen van den huurtijd de huur
schriftelijk heeft opgezegd en verder onder de bovenvermelde
bij de gemeente gebruikelijke voorwaarden.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 303. Leiden, 20 November 1913.
Ter vervulling van de vacature van buitengewoon genees
heer aan de gestichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijn-
geest", ontstaan door het aan den heer P. J. F. A. Battaerd
verleend eervol ontslag, stelt de Commissie van Beheer over
die gestichten voor als zoodanig tot wederopzeggens te benoe
men den heer F. P. Muller, med. docts. en assistent van
den Hoogleeraar in de Psychiatrie, te Oegstgeest.
Ons College kan zich met dat voorstel volkomen vereenigen
en wij geven U daarom in overweging den heer f1'. P. Muller,