162
N°. 298. Leiden, 17 November 1913.
Wij hebben de eer U mede te deelen, dat de gemeente in
de gelegenheid is het op de ter visie liggende situatieteeke
ning in roode, groene en gele kleur aangeduide gedeelte van
de Ruitenlaan kosteloos over te nemen. De eigenaar van het
geel gekleurde gedeelte wenscht wel eenige vergoeding voor
den afstand van zijn grond te ontvangen, doch een der andere
eigenaren heeft zich bereid verklaard de gevraagde vergoeding
voor zijne rekening te nemen.
Tegen de overneming bestaat derhalve thans geen bezwaar,
aangezien de laan over de volle lengte aan weerskanten
is bebouwd en ook overigens in goeden staat verkeert.
Wij geven U derhalve in overweging te besluiten het ge
deelte van de Buitenlaan, kad. bekend als Sectie K nis. 2588,
2687 (gedeeltelijk), 2585 en 2650 (gedeeltelijk), op de teeke
ning met eene roode, groene en gele kleur aangeduid, zonder
eenige kosten voor de gemeente in eigendom en onderhoud
bij de gemeente over te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 299. Leiden, 17 November 1913.
Tegen de inwilliging van nevensgaand verzoek van B. E.
Spijker Azn. alhier, om vergunning tot demping van een ge
deelte sloot langs den Zoeterwoudschen Singel, tusschen de
perceelen, kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie M Nis.
1368 en 733 (d. m. z. 2992), bestaat noch bij de Commissie
van fabricage, noch bij ons college bezwaar, mits aan die
vergunning de gebruikelijke voorwaarden worden verbonden.
Echter zal door Uwe Vergadering slechts vergunning behoe
ven te worden verleend voor zooveel het gedeelte betreft, dat
op de overgelegde teekening in donkerrood is aangegeven,
aangèzien de vergunning voor het gedeelte, dat in geel is aange
duid, als op particulier terrein gelegen, reeds door ons
college is verleend.
Wij geven U mitsdien in overweging:
A. aan B. E. Spijker voornoemd, behoudens rechten van
derden, vergunning te verleenen tot het dempen van het in
donkerrood aangeduide gedeelte sloot langs den Zoeterwoud
schen Singel, ter lengte van ongeveer 2.5 Meter, deel uitma
kende van het perceel, kadastraal bekend Gemeente Leiden,
Sectie A no. 226 onder voorwaarde:
1°. dat uit het gedeelte sloot de schoeiingen worden wegge
ruimd en het ontdaan worde van bodem- en drijfvuil en daarna
worde aangevuld met zuiver zand tot nader door Burge
meester en Wethouders aan te geven hoogte;
2°. dat voor het riool, dat aan de oostzijde in het te dem
pen slootgedeelte uitmondt, worde geplaatst een éénsteens
schildmuur van klinkers in sterke specie;
3°. dat op nader door Burgemeester en Wethouders aan
te wijzen plaats één gegoten ijzeren straatkolk, van het door
de gemeente gebruikt wordende model, worde geplaatst, die
door middel van verglaasd Engelsch aarden buizen, inw. wijd
20 cM. met het riool worde verbonden. Het gemetselde putje
achter de kolken, zoowel als die op het riool, af te dekken
met ijzeren platen, groot resp. 50 X 50 en 60 X 60 c.M.
en dik 4 c.M.;
4°. dat de straatkolk met de Engelsch aarden buizen
eigendom worden van de gemeente;
5°. dat daags voordat met de werkzaamheden een aanvang
zal worden gemaakt, hiervan worde kennis gegeven op het
bureau van gemeentewerken;
6°. dat de uitvoering van alle voorgeschreven werken en
het onderhoud van die, welke niet het eigendom van de ge
meente worden, geschiede ten genoegen van Burgemeester
en Wethouders;
7°. dat de vergunning vervalt, wanneer daarvan vóór den
len Februari 1914 geen gebruik is gemaakt;
8°. dat geen begin met de uitvoering dezer werkzaamheden
worde gemaakt, alvorens door adressant een waarborg
som van 50.ten kantore van den Gemeente-ontvanger
zal zijn gestort, welke som geheel of gedeeltelijk kan worden
ingehouden, indien de uitvoering niet geschiedt volgens de
bovengestelde voorwaarden
B. het gedempte gedeelte sloot op de overgelegde teekening
door een zwarte randarceering aangeduid, aan adressant in
gebruik te geven ten einde tot tuin te worden ingericht tegen
betaling van ƒ0.05 per M2.
onder voorwaarde:
a. dat het van den weg worde afgescheiden door middel
van een op steenen voet geplaatst ijzeren hek, te maken vol
gens door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde teeke
ning en constructie;
b. dat de gemeente ten allen tijde kosteloos in de gelegen
heid gesteld worde het riool en de loozing zoo noodig te
reinigen, te herstellen, te verleggen, of daarop aansluitingen
te maken
c. dat op de eerste aanzegging van Burgemeester en Wet
houders de tuin opgeruimd en het terrein ter beschikking van
de gemeente gesteld worde.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Edelachtbare Heeren Burgemeester en
Wethouders der Gemeente Leiden,
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen de ondergetee-
kende B. E. Spijker Azn., architect alhier,
dat hij in verband met het houwen van twee woonhuizen
a/d Zoeterwoudschen Singel, een gedeelte van de sloot tusschen
de perceelen Kad. Gem. Leiden Sectie M Nos. 1368 en 733,
wenscht te doen dempen, en een ijzeren hek op steenen voe
ring langs den Singel wenscht te doen aanbrengen; een en
ander zoo als op bijgaande Situatie is aangegeven.
Redenen waarom adressant Uw College beleefd daartoe de
noodige vergunning verzoekt.
't Welk is doende,
Uwedelachtb. dw. dr.
B. E. Spijker Azn.
Leiden, 17 October 1913.
N°. 300. Leiden, 18 November 1913.
Zooals U bekend is, is de commissie, die ingevolge de veror
dening, regelende de heffing van eene plaatselijke directe be
lasting te Leiden belast is met het onderzoek van alle bij
Uwe Vergadering ingekomen bezwaarschriften tegen den aan
slag in die belasting en daarover advies uitbrengt, tot nu toe
beschouwd als eene commissie »ad hoe" als bedoeld bij artikel
57 der gemeentewet. Het gevolg hiervan was, dat de benoe
ming plaats had overeenkomstig de regelen, bij het reglement
van orde voor de vergaderingen van den Raad gesteld. De
Voorzitter der Commissie werd derhalve niet door den Raad
benoemd, maar het met de meeste stemmen benoemde lid
werd daarvoor aangewezen.
Bovendien werd de benoeming der commissie ook niet op
den Isten Dinsdag in de maand September, d. i. de dag,
waarop behalve de leden der commissiën van bijstand, ook.
die der vaste commissiën van voorbereiding gewoonlijk worden
benoemd, aan de orde gesteld, doch tusschentijds in eene
willekeurige raadsvergadering.
Bij nader inzien komt het ons voor, dat de tot nog toe
gehuldigde opvatting niet de juiste is.
De hier bedoelde commissie toch wordt niet door U be
noemd, wanneer U zulks in een bijzonder geval noodzakelijk
voorkomt, doch moet ingevolge art. 15 der heffingsverordening
zonder nader raadsbesluit jaarlijks benoemd worden, terwijl
ook haar taak in de verordening is vastgelegd. De commissie
tot het onderzoeken van de belastingreclames is dus eene vaste
commissie, waaraan de voorbereiding van de door U met be
trekking tot die reclames te nemen besluiten is opgedragen.
Zij staat op één lijn met de overige vaste commissiën van
voorbereiding, zooals b.v. de commissie van financiën en de
commissie voor de huishoudelijke verordeningen en moet der
halve worden beschouwd als eene vaste commissie, bedoeld bij
art. 54, le lid der gemeentewet en niet als eene bijzondere
commissie, bedoeld bij art. 57 dier wet. Trouwens, ook in
andere gemeenten is men, zooals ons is gebleken, dat gevoelen
toegedaan.
Op grond van een en ander is het ons voornemen, om op
den oproepingsbrief voor Uwe eerstvolgende vergadering niet
alleen als punt te vermelden de benoeming van een lid der
commissie, belast met het onderzoek der bezwaarschriften in
zake den aanslag in de plaatselijke directe belasting, zulks in
verband met het verzoek van Uw medelid, den heer J. Bosch,
om van het lidmaatschap, tevens voorzitterschap dier com
missie te worden ontheven, doch ook de benoeming van een
voorzittter overeenkomstig het voorschrift van art. 54, le lid
der gemeentewet. De gewone jaarlijksche benoeming der
commissie zal in den vervolge op den len Dinsdag der maand
September aan de orde worden gesteld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 301. Leiden, 20 November 1913.
In zake de tegen den aanslag in het vergunningsrecht in
gekomen reclames, stelt de uit uw midden benoemde Com
missie van onderzoek in haar hierachter afgedrukt rapport