160
Stedelijke Gasfabriek. Het bedrag van f 30.00U.zal dus
verdeeld kunnen worden:
a. 24.000.ten behoeve van het Vernieuwings- en Uit
breidingsfonds der Stedelijke Gasfabriek;
b. f 6.000.ten behoeve van het Vernieuwings- en Uit
breidingsfonds der Stedelijke Flectriciteitsfabriek.
Wij hebben de eer U in overweging te geven de bedragen
resp. van f 24.000.— en f 6.000 aan den Kaad aan te
vragen onder aanteekening, dat daarvan zal worden betaald
4i als interest en 5 °/o als aflossing, te beginnen met het
jaar 1914.
Commissarissen der Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit,
N. C. de Gijselaar, Voorzitter.
J. Korevaar.
Fokker.
Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden.
N°. 295. Leiden, 14 November 1913.
Hoewel wij reeds dadelijk bij de indiening van het voorstel
van Uw medelid Mr. A. J. Fokker, in zake de heffing van
een toegangsprijs voor het bezichtigen van het Raadhuis
ervan overtuigd waren, dat aanneming daarvan niet in het
belang onzer gemeente zou zijn en eerder tot nadeel, dan tot
voordeel der gemeente-financiën zou strekken, hebben wij toch,
gelet op de goede bedoeling van den voorsteller het ver
krijgen van eene kleine bate voor de gemeente-financiën
gemeend, niet alleen in verschillende andere gemeenten te
moeten intormeeren naar het al dan niet bestaan van eene
dergelijke heffing, doch ook het advies te moeten inwinnen
van het bestuur der Vereeniging tot bevordering van het
vreemdelingenverkeer te Leiden en omstreken.
De ons uit andere gemeenten verstrekte inlichtingen en het
antwoord van Vreemdelingen verkeer" versterkten ons in
onze meening, dat tot de voorgestelde heffing niet moet
worden besloten.
In geen der gemeenten, alwaar wij informaties inwonnen,
bleek eene verordening, regelende de heffing van eene retri
butie voor het bezichtigen van het Raadhuis te gelden. Uit
Amsterdam, Rotterdam, den Haag, Utrecht, Groningen, Haar
lem, Arnhem, Nijmegen, Tilburg, Dordrecht, Delft, kortom
uit de meest belangrijke gemeenten van ons land bereikte
ons het bericht, dat eene dusdanige verordening aldaar niet
bekend was. Is de veronderstelling te gewaagd, dat men
ook in die gemeenten, hetzij met het oog op de groote be
zwaren, aari de invoering verbonden, hetzij om andere redenen,
weinig of niets gevoelt voor eene heffing, als door den voor
steller gewenscht? Wij gelooven het niet.
Ook het bestuur van Vreemdelingen verkeer" is blijkens
zijn in de Leeskamer liggend schrijven zeer tegen het denk
beeld van den heer .Fokker gekant. Volgens het bestuur toch
heeft de beffing geen reden van bestaan, zal zij merkbaren
invloed hebben op bet bezoek van vreemdelingen, aangezien
deze niet gaarne dergelijke retributies betalen, en is de ver
onderstelling daarom gewettigd, dat de heffing geen aange
namer) en gastvrijen indruk zal maken op de bezoekers.
Do^h afgezien van deze meer algemeene bezwaren, lijkt
ons het invoeren van de door den heer Fokker voorgestelde
heffing in het bijzonder voor het Leidsche Raadhuis in hooge
mate moeilijk. Ons Raadhuis toch kan niet als 't ware ge
splitst worden in een deel, dat voor bezichtiging wordt open
gesteld en b.v. met een museum is te vergelijken, en in een
ander deel, bestemd voor den publieken dienst. Hoe zal men
i. c. op voldoende en niet kostbare wijze kunnen controlee
ren, of iemand voor zaken op een der bureaux moet zijn,
dan wel of hij enkel het Raadhuis binnentreedt, om dit te
bezichtigen? Misschien kan de geachte voorsteller hierom
trent ons inlichten, doch ons College moet ronduit verklaren
geen middel te weten, om, zonder al te hooge uitgaven, in
voldoende mate te doen controleeren, voor welk der beide
doeleinden iemand ten Raadhuize komt en dit vooral met
het oog op de meerdere ingangen van het Raadhuis hier
ter stede, welke ingangen weder ten nauwste samenhangen
met de indeeling van het gebouw. Afdoende controle is o.i.
alleen mogelijk, indien men bij eiken ingang van het Raad
huis een portier plaatst, die, alvorens iemand binnen te laten,
nauwkeurig onderzoekt, of hij wel op een der bureaux moet
zijn en zoo niet, of hij dan in het bezit is van een toegangs
kaart.
Bij aanneming van het voorstel van den heer Fokker zou
dus niet alleen aan den bediende, die thans de bezoekers
rondleidt (de voorsteller spreekt ten onrechte van den con
cierge), eene jaarlijksche schadeloosstelling moeten worden
gegeven wegens het gemis aan emolumenten, thans door
hem in verband met het bezichtigen van 't gebouw genoten,
doch bovendien zou tot de aanstelling van ten minste één
portier moeten worden overgegaan.
Vi ij belangrijke jaarlijksche uitgaven gaan dus noodwendig
met het voorstel gepaard. Staan hiertegenover nu aanzien
lijke inkomsten? Geenszins. Niet alleen toch zal, het bestuur
van j> Vreemdelingen verkeer" zegt het terecht, door de heffing
eener retributie het bezoek aan het Raadhuis zeer vermin
deren, doch bovendien vergete men niet, dat verschillende
vertrekken van 't Raadhuis, ook wanneer die heffing bestaat,
kosteloos kunnen worden bezichtigd. De raadszaal kan men
natuurlijk kosteloos zien tijdens de raadsvergaderingen en de
trouwzaal benevens de nieuwe leeskamer bij huwelijken,
terwijl ook de kamer van ons College bij de veelvuldig voor
komende verkiezingen door tal van personen zonder betaling
steeds zal kunnen worden betreden. Van stadgenooten en
personen uit den omtrek zal dus bij aanneming van het
voorstel wel niet veel aan entrée worden geheven, terwijl
vreemdelingen zich in vele gevallen zullen vergenoegen met
het uitsluitend van buiten bekijken van het monumentale
gebouw.
De inkomsten zullen tengevolge van een en ander zeker
niet opwegen tegen de zooeven genoemde uitgavenin plaats
van meérdere ontvangsten, zooals de voorsteller meent, zal
dus slechts eene stijging der uitgaven het directe gevolg
zijn van het heffen der voorgestelde retributie.
Zoowel op de gronden, in het schrijven van het bestuur
van »Vreemdelirigenverkeer" aangevoerd, als op grond van
de bovendien nog door ons geopperde bezwaren van finan-
ciëelen en anderen aard, geven wij Uwe Vergadering derhalve
met aandrang in overweging niet op het voorstel in te gaan.
Trouwens, wij twijfelen er niet aan, of ook de geachte voor
steller zal na kennisneming van het bovenstaande wel tot de
conclusie gekomen zijn, dat zijn voorstel in het belang der
gemeente niet moet worden aangenomen.
Van eene bespreking der door den heer Fokker overgelegde
concept- verordeningen meenen wij ons thans te mogen ont
houden. Mocht onverhoopt het voorstel in beginsel worden
aangenomen, dan zijn wij natuurlijk gaarne bereid ook daar
over ons oordeel aan Uwe Vergadering te doen kennen.
Aan den Gemeenteraad. Rurg. en Weth. van Leiden.
Leiden 24 September 1913.
Het is bekend dat, bijzondere omstandigheden buiten be
schouwing gelaten, ons Raadhuis telken jare meer bezoe-;
kers trekt.
Waar ook elders in ons land en in het buitenland voor de
bezichtiging van openbare gebouwen een entree wordt ge
heven en onze gemeente-finantieën niet in zoodanigen toestand
verkeeren, dat een kleine bate zou mogen worden versmaad,
meende ondergeteekende, te meer, waar vreemdelingen gaarne
een offer voor een dergelijk bezoek over hebben, een voorstel
aan zijn medeleden te mogen doen, om tot de heffing van een
dergelijken toegangsprijs te besluiten.
Hij biedt u mitsdien een concept-verordening aan op het
bezoek van het Raadhuis, benevens eene concept-verordening
op de heffing en eene op de invordering der entreegelden.
Gaat de Raad in beginsel met het voorstel mede, dan mag
ondergeteekende vertrouwen, dat tegen de concept-verorde
ningen weinig bezwaren zullen rijzen.
De bepalingen zijn in hoofdzaak ontleend aan de verorde
ningen betreffende de Lakenhal ter zelfder zake.
Ondergeteekende stelt zich voor, dat de toegangsbewijzen
verkrijgbaar zullen zijn aan het bureau van Vreemdelingen
verkeer, aan de Lakenhal en in eenige winkels (boek- of
sigarenwinkels) waarvan de houders zich hiertoe beschikbaar
stellen en aan wie dit debiet door Burgemeester en Wet
houders wordt toevertrouwd.
De artikelen der verordeningen behoeven geene omstandige
toelichting. Met een enkel woord kan worden volstaan.
Artikel 1. Mocht de voorgestelde toegangsprijs (25 ets)
bedenking ontmoeten in vergelijking met de entree in de
Lakenhal, zoo worde niet uit het oog verloren, dat de La
kenhal is een museum, ten nutte van het algemeen ingericht
met de bedoeling om bezichtigd te worden, terwijl het Raad
huis een gebouw is voor den publieken dienst bestemd, waar
heen het publiek niet voor studie doeleinden, maar uitsluitend
als naar eene bezienswaardige merkwaardigheid der stad zijne
schreden richten.
Het rondleiden van vreemdelingen tot heden door den con
cierge geschiedende zou tot zijne taak moeten blijven be-
hooren; zoo noodig zou hem, die daarvoor tot heden eenige
emolumenten genoot en wien het aannemen van fooien zou
moeten verboden worden een kleine verhooging van tracte-
ment kunnen worden toegekend.
Artikel 2. De eerste alinea is opgenomen, eenerzijds om te
verhoeden, dat de dienst hinder van het bezoek zou onder
vinden, terwijl anderzijds door Burgemeester en Wethouders
bij de hier bedoelde aanwijzing bij de Raadzaal op de uren