158 Indien er nu bij Uwe Vergadering geen bezwaar tegen mocht bestaan bet maximumbedrag der te heften opcenten op de hoofdsom der personeele belasting te brengen van 90 op op 100. dan meenen wij, dat de heffing als volgt kan worden geregeld. 50 op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huur waarde niet meer dan 200.bedraagt; 60 op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde meer dan ƒ200.doch niet meer dan ƒ262.50 bedraagt 70 op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde meer dan ƒ262.50, doch niet meer dan ƒ325 bedraagt 80 op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde meer dan ƒ325.doch niet meer dan ƒ387 50 bedraagt; 90 op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde meer dan ƒ387.50, doch minder dan ƒ450. bedraagt 100 op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huurwaarde 450.en meer bedraagt, zoomede op de aan slagen van hen, die niet naar den grondslag huurwaarde worden aangeslagen. Deze regeling sluit zich aan bij de in 1908 aangebrachte wijziging in de verordening van 1903, welke wijziging noodig was geworden, tengevolge van de herziening van de tabel, bedoeld bij art. 5 der wet tot regeling van de personeele be lasting, waarbij onze gemeente van de 4e klasse werd over gebracht naar de 3e klasse. Aangezien die wijziging slechts beperkt bleef tot de le en 2e categorie van belastbare perceelen, door de som van ƒ175te veranderen in ƒ200.—, ontstond eene niet-geleide- lijke opklimming in het tarief. Zoo bedraagt thans het verschil tusschen het maximum-bedrag der belastbare huurwaarde in de le met dat in de 2e categorie 62.50; tusschen dat in de overige categorieën ƒ87.50. De hierin gelegen onregelmatigheid zal, bij aanneming van ons voorstel, dus tevens verdwijnen. Teneinde eene berekening te maken, welx bedrag bij aan neming van ons voorstel aan opcenten meer in de gemeente kas zal vloeien, nemen wij tot grondslag de officieele gegevens, gebezigd voor de vaststelling van de verordening in 1903. Wij meenen, dat de meerdere opbrengst, als gevolg van de aanneming van ons voorstel, het best uit het volgende staatje kan blijken. Zooals men uit bovenstaand staatje ziet, blijft de heffing der opcenten op de hoofdsom der belasting van perceelen met een belastbare huurwaarde van 262.50 en daar beneden gelijk. Zij omvat de eerste twee categorieën. De daaropvolgende 3e en 4e categorie heffing 70 en 80 opcenten worden door ons gesplitst in 3 categorieën (heffing 70, 80 en 90 opcenten). De totale opbrengst der beide bestaande categorieën was in 1903 geraamd- op ƒ20.325.42®. Wij verwachten van de door ons voorgestelde splitsing eene stijging der opbrengst van 10%. Bij de bestaande regeling begint de heffing van 90 opcenten bij perceelen met een belastbare huurwaarde van 437.50; bij de door ons ontworpen regeling neemt de heffing van 100 opcenten een aanvang bij perceelen met een belastbare huur waarde van 450. Het" totaal bedrag der belasting in hoofdsom zal o. i. door deze verschikking weinig dalen, waarom wij meenen, dat ook hier op eene stijging van 10 mag worden gerekend. Aangezien, volgens de slotbepaling van art. 247 der Ge meentewet, het volle getal opcenten wordt geheven op de aan slagen van hen, die niet naar den grondslag huurwaarde worden aangeslagen, dient de opbrengst van deze aanslagen, blijkens vorenbedoeld staatje, te worden gesteld op 182.50. Volgens raming, bedraagt bij aanneming van ons voorstel de totale opbrengst der opcenten 103.927.77 tegen eene geschatte opbrengst in 1903 van 95.140.66®. Alzoo eene ver booging van 8.787.10® of in ronde som ruim ƒ8000. Hooger durven wij de vermeerdering in opbrengst niet ramen, wanneer wij namelijk bedenken, dat, zeer waarschijnlijk tengevolge van de herziening (in 1907) der tabel, bedoeld bij art. 5 der wet tot regeling van de Personeele belasting, waarbij onze gemeente werd gerangschikt in plaats van in de 4e in de 3e klasse, de opbrengst van de opcenten op de hoofdsom der personeele belasting in de laatste jaren steeds beneden de in 1903 gemaakte raming is gebleven. Intusschen zal het hierdoor geleden verlies o. i. weer eenigszins worden ver goed, doordat bij de nieuw gehouden schattingen in onze gemeente de belastbare huurwaarde van vele perceelen is ver hoogd en van de nog te wachten schattingen hetzelfde mag worden verondersteld. Zooals wij in den aanvang onzer beschouwingen reeds deden uitkomen, dient de meerdere opbrengst aan opcenten op de hoofdsom der personeele belasting ter voorziening in de hoogere uitgavenverbonden aan de door ons genoemde traktementsverhoogingen, die naar onze meening, gelet op het hooge vermenigvuldigingscijfer, dat reeds voor 1914 zal moeten worden vastgesteld, nu eenmaal niet uit eene ver hooging van het te heften bedrag aan inkomsten belasting mogen worden bestreden. Op grond van het bovenstaande, achten wij aanneming van ons voorstel derhalve ten zeerste gewenscht en wij geven u daarom in overweging tot vaststelling der navolgende ver ordening over te gaan. VERORDENING, regelende de heffing van opcenten op de hoofdsom der Rijks Personeele Belasting, te Leiden. Artikel 1. Te beginnen met 1 Januari 1914 worden, ten behoeve van de gemeente Leiden, de navolgende opcenten geheven op de hoofdsom der Rijks Personeele Belasting 50 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur waarde niet meer dan ƒ200.bedraagt; 60 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur waarde meer dan 200.doch niet meer dan 262.50 bedraagt; 70 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur waarde meer dan ƒ262.50, doch niet meer dan 325.— bedraagt; 80 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur waarde meer dan ƒ325.—, doch niet. meer dan ƒ387.50 bedraagt; 90 op de aanslagen van hen voor wie de belastbare huur waarde meer dan 387.50, doch minder dan 450.bedraagt; 100 op de aanslagen van hen, voor wie de belastbare huur waarde 450.en meer bedraagt, zoomede op de aanslagen van hen, die niet naar den grondslag huurwaarde worden aangeslagen. Artikel 2. Bij het in werking treden dezer verordening vervalt de verordening van 29 October 1903 (Gemeenteblad n°. 40), ge wijzigd bij de verordening van 24 September 1908 (Gemeente blad n°. 24). Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Bestaande regeling. Belastbare huurwaarde. Aantal op centen. Officieele gegevens in 1903. Aantal Belasting in oeelen. h°ofd®°m- Geraamde opbrengst. Voorgedragen regeling. Belastbare huurwaarde. Aantal op centen. Geraamde opbrengst. Van beneden 200. meer dan 200.262.50 262.50 - 350.- 350.minder dan 437.50 437.50 en hooger Aanslagen niet naar den grondslag huurwaarde 50 60 70 80 90 90 3925 847 589 318 768 12.547.12 12.429.59 15.385.26s 11.944.676 67.688.53 182.50 6.273.56 7.457.75s 10.769 685 9.555.74 60.919.67s 164.25 Van beneden ƒ200.— meer dan ƒ200.262.50 262.50-„ 325.-. J» »i) 325.387.50 387.50 minder dan ƒ450. 450.en hooger Aanslagen niet naar den grondslag huurwaarde. 50 60 70 80 90 100 100 95.140 66s 6.273.56 7.457.75s 22.325.42s 67.688.53 182.50 103.927 77

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 2