DONDERDAG 30 OCTOBER 1013. 191 De heer Fischer. Voor zoover ik weet, ja. Ik wil een voor beeld noemen. Er bestaat thans eene nieuwe wijze van oven vulling. Hiervan wordt verwacht, en het is door proefneming reeds gebleken, dat zij éene meer economische wijze van be drijf meebrengt. De Voorzitter. Ik wil den heer Fokker nog even antwoorden, omdat hij tegen mij eene philippica heeft gehouden. Ik her inner mij gelukkig nog zeer goed, hoe het met deze aange legenheid is gegaan. Toen de onderhandelingen met verschil lende gegadigden over het contract ongeveer waren gesloten en ons advies luidde om het contract aan te gaan met van Ulden, die de voordeeligste voorwaarden stelde, wilde de Raad tot publieke aanbesteding overgaan. Daartegen hebben Bur gemeester en Wethouders zich toen verzet eu naar ik meen terecht, want toen waren de prijzen van van Ulden bekend. Maar wanneer de heer Botermans nu achteraf zegt: men had met dit contract f 8000.kunnen verdienen, dan weet hij blijkbaar iemand, die een dergelijk voordeelig aanbod had willen doen. Nu kan iedereen achteraf uit kritiek wel zeg gen ik had het voor zooveel minder willen doen en het blijft dus de vraag of een dergelijke aanbieding wel als serieus mag worden beschouwd. Maar als men destijds iemand ge weten had, die het zooveel voordeeliger had willen aannemen dan had men hem toen moeten noemen. Ik maak geen aanmerking op hetgeen door den heer Boter mans is gezegd; ik betwijfel alleen of de man, dien hij bedoelt, destijds ook een dergelijk aanbod had willen doen, want sedert zijn de toestanden veranderd en nu kan men gemakkelijk een aanbod doen, wetende dat men daaraan toch niet gehouden wordt De heer Heeres. M. d. V. De Raad is door Burgemeester en Wethouders gesteld voor een fait accompli. Gij zegt zelf: wij konden niet publiek aanbesteden, omdat men reeds een contract had gesloten. De heer Korevaar. M. d. V. Vergun mij het gesprokene van den heer Heeres een weinig aan te vullen. Aan den Raad is door Burgemeester en Wethouders voorgelegd het concept contract met den heer van Ulden, terwijl tevens mededeeling is gedaan van alle onderhandelingen, die met al degenen, die maar eenigszins voor zulk een werk geacht konden worden in aanmerking te kunnen komen, hebben plaats gehad. Toen is gezegd, dat het aan Burgemeester en Wethouders was ge bleken, dat er geen voordeeliger contract was te sluiten dan met den heer van Ulden. De heer Heeres. Ik heb dit gezegd, omdat de Voorzitter beweerde, dat men niet meer kon overgaan tot eene publieke aanbesteding, toen het contract zoo goed als gesloten was. Daarom zeg ik wij werden gesteld voor een fait accompli. Wij konden niemand anders meer aanwijzen, omdat wij aan het contract waren gebonden. De Voorzitter. Wanneer men toen iemand had kunnen aanwijzen, die zooveel voordeeliger wilde aannemen als van Ulden, had men een persoon, zooals de heer Botermans be doelt, zeker moeten nemen! Maar dat is iets anders, als het houden van een publieke aanbesteding. Toen het eenmaal zoover was, was het niet fair meer om een publieke aan besteding te houden, omdat men dan met de bekend geworden prijzen had rekening kunnen houden. Ik maak de heeren hierover geen aanmerking; die hebben natuurlijk ook geen verstand van vuilverpachting. Trouwens ik betwijfel of er destijds iemand was die geld toe wilde geven. De heer Reimeringer. Naar aanleiding van hetgeen de heer Vergouwen heeft opgemerkt over den reuk der grachten, zou ik meenen, dat waar het zwarte drabbige water van het Rapenburg thans een groene weide is geworden, nu ook de stank erger is geworden. Ik zou wel willen vragen of tegen dat kroos geen maatregelen kunnen worden genomen. De Voorzitter. Ik ben geen deskundige, maar ik meen dat het kroos veel minder ruikt dan andere stoffen. In het algemeen stinkt het water veel meer zonder, dan met kroos. Bovendien is het nu een bijzonder najaar, anders heeft men in dezen tijd absoluut geen last van stank. De beraadslaging wordt gesloten. Volgnr. 139 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan genomen. De Voorzitter, Bij volgnummer 140 komt aan de orde de af- deeling Electrische Tijdsaanwijzing der begrooting van de Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. Deze afdeeling der begrooting wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgnr. 140, alsmede volgnr. 141 worden daarop zonder be raadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. De Voorzitter. Bij volgnr. 14'2 komt aan de orde de be grooting van de Gemeentelijke Bank van Leening. Deze begrooting wordt zonder beraadslaging nf hoofdelijke stemming goedgekeurd. Volgnr. 142 wordt daarop zonder beraadslaging of hoofde lijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr. 143 luidende: Jaarwedden der onderwijzersf 271094. De heer van der Elst. Ik heb hier in de sectie een vraag gedaan, die in het sectieverslag is opgenomen. Ik kan mij begrijpen, dat Burgemeester en Wethouders niet altijd elk jaar rekening kunnen houden met de wenschen van de ver schillende hoofden van scholen, omdat de gemeentefirianciën dit niet zullen toelaten. Maar toch zijn er wel enkele wenschen, welke overweging verdienen en wier vervulling geen geld zou kosten. Zoo wijs ik bijv. op den wensch van het Hoofd der school, den heer Hocks, die er op wijst, dat de reorga nisatie van het handwerksonderwijs op de school van den heer Koops een groot succes heeft gehad en nu wenscht hij op zijn school dezelfde reorganisatie in te voeren, nl. deze, dat de kinderen, die totnogtoe des avonds handwerksonderwijs, kregen, dit nu des middags zullen krijgen. Hij meent dat dit ook voor de kinderen een groote verbetering zou zijn. Daaraan kunnen, dunkt mij, geen financiëele bezwaren verbonden zijn en zou men dus aan den wensch van den heer Hoeks kunnen voldoen. Verder zou ik willen wijzen op de klacht van het Hoofd der Meisjesschool aan de Breestraat over gebrek aan ruimte. In de 7dê klasse bijv. zitten nu 59 kinderen; zij verklaart, dat het onderwijs, en ook in de hoogere klassen, daardoor niet tot zijn recht komt. Ik zou willen vragen of Burgemeester en Wethouders van die klacht nota hebben genomen en er een middel is, om aan dat bezwaar tegemoet te komen? De heer Vergouwen. Ik geloof toch, dat het gevaarlijk is om aan alle wenschen, die in het schoolverslag worden geuit door de hoofden der scholen, direct gevolg te geven. Ik kom tot die conclusie door hetgeen de heer van der Eist in het midden heeft gebracht ten aanzien van het handwerksonder wijs. Ik vermoed dat het geven van de handwerkles des mid dags op de school van den heer Koops, niet meer is dan een proef, want de overige lessen worden nog des avonds gegeven. Dat nu de heer Hocks die proef ook op zijn school wil doen, laat ik daar, maar daarom gaat het toch niet aan, om dadelijk aan al zulke wenschen gevolg te geven, want het definitieve gevolg van een proef moet zijn eene nieuwe regeling voor alle scholen, of een bestendiging van den toestand, wat ook voor alle scholen geldt. Ik zou aan Burgemeester en Wethouders eene vraag willen doen naar aanleiding van de vraag gedaan in de sectieverga dering, omtrent de afschaffing der standenscholen. Burgemeester en Wethouders antwoorden, dat daaromtrent advies zal worden gevraagd aan de Plaatselijke Schoolcommissie. Dit advies zal later worden gevraagd. Nu is mijne vraagwat is de bedoeling? Dit advies aan den Raad over te leggen ten einde er over te spreken, of het alleen maar ter visie te leg gen in de Leeskamer? De heer van Hamel. Toen ik den heer van der Eist hoorde zeggen, dat de heer Hoeks een voorstander zou zijn van hef systeem van den heer Koops, dacht ik is de heer Hoeks dan van opinie veranderd, want ik weet uit goede bron, dat hij sedert tal van jaren de meening is toegedaan, dat hij de proef, die genomen wordt door den heer Koops, niet wenschelijk acht die op andere scholen ook te nemen. Toen ik het jaar verslag dan ook zooeven opsloeg, bleek het mij, dat ik gelijk had, en dat de heer van der Eist den heer Krop bedoelde, het hoofd der school in de Medusastraat. Het is dus de heer Krop, maar het doet er ook niet toe, wie het is Dat er nu dadelijk rekening zou moeten worden gehouden met den wensch van den heer Krop, kan de heer van der Eist toch niet verlangen. M.i. is dit is ook het oordeel der Plaatselijke Schoolcom missie wat de heer Krop wenscht, nadeelig, zoowel na- deelig voor het handwerksonderwijs, als voor de leerlin gen. Intusschen kan deze zaak desgewenscht nog eens een punt van onderzoek uitmaken, hoewel zulks een achttal jaren geleden al grondig is onderzocht geworden. Up het oogenblik kan aan dezen wensch geen gevolg worden gegeven. Men kan Burgemeester en Wethouders er geen verwijt van maken, dat zij maar zoo niet ingaan op alles wat door hoofden van scho len .wordt voorgesteld. Dat het met het oog op het leerplan beter zou zijn, daarover zou eerst het oordeel van den Districts schoolopziener moeten worden gehoord. Daarover hebben Burgemeester en Wethouders alleen niets te zeggen. Wat betreft de vraag omtrent de afschaffing van standen scholen, moet ik zeggen, dat het mij genoegen heeft gedaan, dat de heer Vergouwen hierover heeft gesproken. Ik heb bij

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 27