190 DONDERDAG 30 OCTOBER 1913. hoorzaal. Een onderzoek van deskundigen toch had aan het licht gebracht, dat de toestand van de Gehoorzaal voor de bezoekers gedurende den winter bij storm en sneeuwjacht als zeer gevaarlijk moest beschouwd worden, omdat te vreezen was, dat dan het geheele dak naar beneden zou komen. Het gebouw had toen een jaar of zes gestaan, en wij hebben een belangrijk bedrag ter beschikking moeten stellen voor de verbetering. Dit heeft ook al weder het bewijs geleverd, dat de beste zoogenaamde deskundigen niet altijd werk leveren, waarop staat valt te maken. Ik zou in dit opzicht den heer Fokker de belofte dan ook niet durven geven, dat dit de laatste maal zal zijn, dat een groote misrekening is gemaakt. De heer Korevaar. Een enkel woord naar aanleiding van hetgeen hier over deze zaak gesproken is, en dan in de eerste plaats naar aanleiding van hetgeen de heer Fokker heeft ge zegd over de gegevens, die indertijd door Burgemeester en Wethouders zijn verschaft. En dan wil ik wel zeggen, dat ik nog op dit oógenblik niet overtuigd ben, dat Burgemeester en Wethouders niet alles hebben overgelegd aan den Raad, wat zij toen zelve hadden. Wilde men die gegevens critisee- ren in den een of anderen zin, dan had men het toen moe ten doen. In de tweede plaats naar aanleiding van hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd over de geflatteerde begrooting en de vérklaringen, die daaromtrent zijn afgelegd door Burgemeester en Wethouders. Wanneer de heer Sijtsma iets ten nadeele van Burgemeester en Wethouders bedoelt te zeggen, dan zou hij ook moeten bewijzen, dat zij willens en wetens een ge- flattteerde begrooting hier hebben gegeven en dit spreek ik ten sterkste tegen. Dat de uitkomsten niet aan de begrooting hebben beantwoord, geel ik toe, maar dat geflatteerde ver klaringen zijn afgelegd, daartegen moet ik ten sterkste opkomen. De Voorzitter. Ik geloof niet, dat dit de bedoeling van den heer Sijtsma is geweest; ik geloof dat hij meer het oog heeft gehad op het rapport van de deskundigen. De heer Fokker. De heer Mulder heeft zoo straks gezegd dat ik wel groote woorden heb gebruikt nu de zaak eenmaal beslist is, doch dat ik dit indertijd had moeten doen, toen het rapport der deskundigen aan de orde was. Dat heb ik toen ook gedaan. Men kan dit vinden in het verslag van den 15den Juni 1911. Ik ben toen begonnen te zeggen, dat het mij speet dat ik mij niet kon aansluiten bij de heeren, die zooveel lof hadden gebracht aan de stellers van het rapport ik vond dit niet zoo mooi. Ik heb toen verschillende bezwa ren ook van financieelen aard, geopperd. Ik heb er toen o.a. op gewezen, dat mij de berekening der loonen te laag voor kwam. En nu wordt gezegd dat men de loonen van het oogen- blik heeft genomen. Daarop had men indertijd moeten rekenen men had. er toen op mogen rekenen, dat de dienst zou moeten ingaan met 1 Januari 1914, hetgeen ook duidelijk in de opdracht der deskundigen stond vermeld. Toen is die opmerking al gemaakt de heer Mulder dwingt er mij toe mijne woorden van toen in het debat nog eens aan halen, dat de post voor loonen van 2000.— te laag was, en dat een post voor het schoonmaken van kolken bij het toen ontworpen bedrijf werd gemist. Toen heeft de heer Korevaar geantwoord, dat de voerlieden 's mid dags zouden worden belast met het reinigen van kolken, zoo dat geen afzonderlijke kolkenruimers noodig zouden zijn. Wanneer de heer Korevaar zoo iets zegt,, zijn wij gewoon hem te gelooven, omdat wij weten, dat hij van de zaken goed op de hoogte is, en vertrouwen hebben in zijn inzicht. En nu blijkt het, dat ook de heer Korevaar door het rapport is mis leid. Want uit het antwoord van Burgemeester en Wethouders blijkt, dat de verwachting der deskundigen, dat de voerlieden 's middags belast zouden kunnen worden met het reinigen van kolken, zoodat geen afzonderlijke kolkenruimers noodig zouden zijn, niet blijkt op te gaan. Ik heb er tegen gewaar schuwd. De heer Korevaar heeft gezegd, dat het niet noodig was, en nu blijkt het, dat het niet kan, zooals de heer Korevaar had verwacht. Ik wil dit even zeggen om recht te zetten de opmer king van den heer Mulder, dat de bezwaren achteraan komen. Indertijd heb ik wel degelijk op het voorstel kritiek uitgeoefend. Ik ben zoo vrij geweest, dit nu nog eens te constateeren en ook vast te leggen, dat het gelijk toen aan mijne zijde is geweest. Ik hoop, dat de heer Mulder er nota van zal willen nemen. Hierbij zal ik het laten. Er is nu niets meer aan te veranderen. Laten wij nu maar zien er van te maken, wat er van te maken is en eendrachtig in het belang der gemeente blijven arbeiden, al is het met dat blok aan ons been. De heer Vergouwen. M. d. V. Over dit onderwerp wensch ik niet te spreken. Slechts eene kleine opmerking aan het adres van den heer Fokker. Een dichter schreef «laatste ver zen" maar daarna schreef hij nog «laatste der laatster)." Als de heer Fokker zegt, dat hij hierover het laatste woord heeft gesproken, dan hoop ik, dat het inderdaad het laatste zal zijn geweest. Ik wil over het aanhangige nummer nog een enkel woord zeggen. In deze rubriek komt voor een post extra-spuiingen van Rijnland. Ik zou onder de aandacht van Burgemeester en Wethouders willen brengen, dat extra- spuiingen in deze dagen bijzonder noodig zijn. Het nood zakelijke hiervan blijkt wel hieruit, dat op den Nieuwen Rijn het koperwerk zoodanig beslaat, dat het niet paars maar zelfs blauw is. Ik zou daarom Burgemeester en Wethouders willen verzoeken aan de extra-spuiingen in deze dagen hunne bijzondere aandacht te wijden. De heer Fischer. M. d. V. Nog een enkel woord. Wij heb ben een lange rede gehoord van den heer Fokker over het rapport der deskundigen, en anderen hebben zich bij zijn be toog aangesloten. Ook Burgemeester en Wethouders betreu ren het., dat het zoo anders is uitgekomen. Maar het is niets anders dan napleiten, zoodat het m. i. beter is over deze zaak maar niet meer te spreken. Een paar punten heeft de heer Fokker opgenoemd. Hij vraagt: waarom is het tegenwoordige looncijfer niet opge nomen? Dit acht ik al een zeer overdreven eisch. Ik heb eens nagegaan, en vond, dat, wanneer was overgeno men het aantal werklieden, dat door de deskundigen was voorgesteld, men dan alleen reeds een bedrag van f 1850.zou gekregen hebben, bij aanneming van de thans voorgestelde loonen. Dit is iets wat bij de beoordeeling van de cijfers wel degelijk in aanmerking moet worden genomen. De techniek der vuilverbranding is sedert verbeterd. Ieder jaar breidt deze techniek zich uit, waardoor allerlei nieuwig heden worden toegepast, die natuurlijk geld kosten. Zoo doende werd ook de vuilverbranding duurder, dan door de deskundigen is geraamd. Het is mijne bedoeling niet, de des kundigen in bescherming te nemen. De heer Fokker zegt, dat hij zich bepaald heeft tot den reinigingsdienst. Maar deze hangt ten nauwste samen met het systeem van vuilverbranding. Derhalve kunnen wij niet alleen den reinigingsdienst beschouwen, maar moeten die ook met de vuilverbranding in verband brengen. Wat is op dit oogenblik de vraag? Om den dienst vast te stellen, zooals die naar het beste inzicht van Burgemeester en Wethouders moet worden ingericht, en werkelijk ook zoo zuinig mogelijk is ingericht. De eischen door deskundigen gedaan waren vrij wat hooger, dan wij in ons voorstel hebben opgenomen. De zaak kan niet zuipiger worden ingericht. De heer Botermans. M. d. V. Er is nu veel gesproken over de groote kosten van het nieuwe bedrijf, maar een domheid heeft men toch begaan: en dat is het contract met van Ulden. Dat is een post, waaraan wij f 8000 hadden kunnen verdienen, inplaats van er f 8600 voor uit te geven. Het is erg jammer, dat deze post zooveel geld kost aan de gemeente, het is genoeg gebleken, dat wij er geld van hadden kunnen trekken. De heer Vergouwen. Het spijt mij, dat toen ik in den Raad voor een andere regeling heb gepleit, de heer Botermans mij toen niet heeft gesteund. De Voorzitter. Het is wel jammer, dat de heeren indertijd, toen de verpachting aan de orde was, de menschen niet hebben aangebracht, die de gemeente voor het bag geren enz., geld wilden geven. Burgemeester en Wet houders zijn toch ook niet dwaas, dat zij wanneer zij iets toe kunnen krijgen, toch geld gaan uitgeven? Als de heeren toen met iemand waren gekomen, die geld wilde toegeven, dan hadden wij dien natuurlijk dadelijk genomen. De heer Fokker. Naar aanleiding van uw antwoord, M. d. V. aan den heer Botermans nog een enkel woord. Ik geloof, dat de heer Botermans gelijk heeft. Wij hebben een sterke oppo sitie gevoerd tegen het contract met van Ulden, wij hebben een openbare inschrijving gewild, maar het antwoord van Burgemeester en Wethouders was: dat kunnen wij voor het fatsoen van de gemeente niet doen; wij kunnen er nu geen ander inhalen. Eu om te zeggen: dan hadden de heeren zelf maar met iemand moeten komen, dat vind ik geen antwoord aan een Raadslid. Er is ons indertijd geantwoord, dat de zaak met van Ulden reeds te ver was geregeld. Hadden Bur gemeester en Wethouders een publieke aanbesteding gehouden te voren of het gevoelen van den Raad ingewonnen, of men met van Ulden in zee zou gaan, dan was uwe opmerking juist geweest. De heer Hoogenboom. 11c zou eene vraag willen doen aan den geachten Wethouder. Hij heeft gezegd, dat de kosten dei- vuilverbranding steeds grooter worden, doordat deze industrie steeds vooruitgaat, waardoor duurdere installaties worden ge vorderd. Nu is mijne vraag: staat tegenover eene duurdere inrichting ook een meer economisch bedrijf, zoodat het zin heeft tot die duurdere installatie over te gaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 26