188
DONDERDAG 30
OCTOBER 1913.
dat er niet nog meer ongelukken gebeuren. Maar ik ben
overtuigd, dat als het publiek zich maar wilde houden aan de
regels van den weg, er plaats zou zijn zoowel voor voetgan
gers en fietsers als rijtuigen, zelfs op het smallere gedeelte
van de Hoogewoerd. Dat is onmogelijk, zoolang alles ordeloos
door elkaar blijft dringen. Men ziet dames met kinderwagens
de passage op de trottoirs versperren door links te houden.
Kinderen worden van het trottoir gedrongen door menschen,
die tegen den stroom oproeien, en dan dikwijls juist op een
oogenblik, dat er een auto of tram aankomt. Hield het publiek
rechts, dan zou voor een goed deel alle gevaar geweken zijn,
ook op de Blauwpoortsbrug, waarover de heer van Gru
ting sprak.
De heer Pera. M. d. V. Ik sluit mij aan bij hetgeen door
den heer Zwiers is gezegd. Ik acht het niet gewenscht om de
voetgangers te verdedigen, gelijk door de heeren van Gruting
en Fokker is geschied. Het is noodig, dat de burgerij zich
leert schikken in de regelen van het verkeer. In dit opzicht
is het noodig, dat Leiden onderricht ontvangt! Het is nood
zakelijk, dat er eens gewezen wordt op de wijze, waarop een
goed verkeer kan worden verkregen. Ik sluit mij aan, M. d. V.,
bij hetgeen door u is gezegd, dat de tram zoo min mogelijk
moet worden gehinderd. De voetgangers moeten leeren om
zich heen te zien en rekening houden met het drukke ver
keer op de stratendan zullen vele ongelukken worden
voorkomen.
De heer Vergouwen. Als ik het goed begrijp, dan zouden
alle moeilijkheden kunnen worden voorkomen door borden
te plaatsen, waarop staat: Rechts houden.
De Voorzitter. Kort geleden hebben wij reeds gepubliceerd
het verzoek om rechts te houden, en op sommige plaatsen zijn
er reeds borden gezet. Het geeft evenwel niets, wanneer deze
zaak niet tevens door eene strafverordening wordt geregeld.
En dat is toch m. i. ook niet gewenscht.
De heer Hoogenboom. M. d. V. Ik geloof, dat er bij de
aangevoerde kwestie der Blauwpoortsbrug nog eene andere
oorzaak in het spel is. Wanneer de brug is neergelaten,
worden aan elk einde slechts één der beide hekken geopend.
Dit heeft nu wel zijn goede reden, om de menschen te
dwingen rechts te houden, maar is tevens oorzaak, dat de
menschen zich door die nauwe opening persen en zich dus
niet over de geheele breedte der brug kunnen verspreiden,
maar zich tusschen en op de sporen der tramlijn moeten
bewegen, wat juist in die gevallen, wanneer tevens een tram
rijtuig over de brug moet passeeren, gevaar oplevert. Daarom
zou het m. i. de voorkeur verdienen in het vervolg beide
hekken tegelijk open te zetten.
De Voorzitter. Hierdoor zouden wij in ander opzicht weer
achteruitgaan. Want zooals u zelf zegt het is daarvan
juist de bedoeling de menschen rechts te leeren houden.
Ik zie ook niet in, waarom de menschen dringen moeten.
Dat is uit de mode!
Ik geloof echter, dat thans de zaak van alle kanten is
bezien. Ik wil aan de politie nog wel weer eens opdragen
om toe te zien, dat zoo noodig aan den wagenbestuurder een
teeken wordt gegeven, dat hij niet mag doorrijden, maar verder
acht ik het het beste om den bestaanden toestand te hand
haven.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnr. 130 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Volgnr. 131 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem
ming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 132, luidende: i>Kosten van
havens, vaartenkaaimurensluizen en andere water
werken f 5401.—
De heer Pera. M d. V. Ik zou gaarne van Burgemeester
en Wethouders vernemen, hoe het op dit oogenblik staat
met de onderhandelingen tusschen het Dagelijksch Bestuur
van Leiden en Gedeputeerde Staten ten aanzien van de
regeling van de vaart iri de Haarlemmertrekvaart.
De Voorzitter. Wij hebben daaromtrent een request inge
diend bij Gedeputeerde Staten, maar daarop is nog geen
definitief antwoord gekomen. Er zou praeadvies aan de Staten
worden uitgebracht, maar dat is nog niet gebeurdwij zouden
dus kunnen overwegen, om eens te informeeren hoe het met
deze zaak staat. Wellicht komt de quaestie echter nog in de
najaarszitting van de Provinciale Staten aan de orde.
De heer Pera. M. d. V. Uw antwoord verbaast mij. Door
den Commissaris der Koningin en door den heer Limburg,
wien deze zaak speciaal aangaat, was mij toegezegd, dat zij
spoedig zou worden behandeld en dat men gedacht had, dat
er in de zomerzitting zelfs nog een voorstel zou kunnen
komen. Dat die zaak nu al dien tijd hangende is gebleven,
verwondert mij ten zeerste.
De Voorzitter.' Daaromtrent kunt gij Burgemeester en
Wethouders geen verwijt maken. Burgemeester en Wethou
ders zijn zoo diligent mogelijk geweest; wij hebben oogen-
blikkelijk van de zaak werk gemaakt, doch deze is nu in
handen van Gedeputeerde Staten.
De heer Pera. Ik hoop 7 November er naar te informee
ren, bij gelegenheid van de buitengewone vergadering.
De beraadslaging wordt gesloten.
Volgnr. 132 wordt daarop zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De volgnrs. 133 tot en met 138 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 139, luidende: Kosten der ge
meentereiniging 77452.
De Voorzitter. Dit volgnr. moet nog worden verhoogd met
500.wegens de hedenmiddag aangenomen verhooging der
jaarwedde van den Directeur der Gemeentewerken.
Tevens komt bij dit volgnr. aan de orde de aan het sectie-
verslag toegevoegde nota van den heer Fokker.
De heer Fokker. M. d. V. Ik zal trachten bij hetgeen ik te
zeggen heb, de grootst mogelijke kortheid te betrachten. Ik
heb getracht dit al zooveel doenlijk mogelijk te maken door
de indiening van mijn nota, welke uitvoerig is beantwoord
door Burgemeester en Wethouders. Hoewel ik daarvoor dank
baar ben, ben ik toch niet in alle bijzonderheden met dat
antwoord ingenomen en zou ik dus over dat antwoord een
enkel woord nog willen zeggen.
Burgemeester en Wethouders beginnen met de meening uit
te spreken, dat ik de conclusiën van het rapport der deskun
digen heb aanvaard als onfeilbare aanwijzing voor de toekom
stige organisatie en ook van de kosten, die deze zou mede
brengen.
Ik heb dit indertijd niet zoo aanvaard, wel de toenmalige
Wethouder van Fabricage. De meeste leden hier aanwezig
hebben het bijgewoond, dat toen indertijd het voorstel van
Burgemeester en Wethouders inkwam, om ingevolge het rap
port der deskundigen de zaak in te richten, ik er onmiddellijk
de aandacht op heb gevestigd, dat ik de conclusiën van dat
rapport volstrekt niet als onfeilbaar aannam. Ik heb toen op
verschillende leemten de aandacht gevestigd en met name be
toogd, dat de kosten, zooals die daar werden becijferd, ver
bazend zouden tegenvallen. Burgemeester en Wethouders meen
den destijds, dat ik het bij het verkeerde eind had. Ik herinner
er aan, hoe schriftelijk en mondeling door Burgemeester en
Wethouders aan dat rapport in de eerste plaats lof is toege
zwaaid, en in de tweede plaats door hen is gezegd, dat naar
het oordeel van Burgemeester en Wethouders de raming van
de kosten eer aan den hoogen kant, dan aan den lagen kant
was. Met andere woorden werd toen gezegd: de leden van
den Raad kunnen gerust zijn, het zal niet zoo heel veel meer
kosten, eer minder dan meer.
De cijfers, die ik in mijn nota heb voorgelegd, hebben van
de zijde van Burgemeester en Wethouders bestrijding gevon
den. Zij zijn het evenwel met mij eens, dat het bedrag hoo-
ger is dan oorspronkelijk was berekend.
Mijne berekening, dat de gemeentelijke reinigingsdienst
f 37500.— meer zal kosten, dan de deskundigen hebben ge
raamd, wordt door Burgemeester en Wethouders onjuist
genoemd.
Dat cijfer moet worden f 27945.Ik zal nu over dat cijfer
niet twisten, ik heb niet den tijd gehad om dit nog gedetail
leerd opnieuw na te rekenen. Maar ook een bedrag aan on
kosten van f 27945.meer, geeft, dunkt mij, wel het recht
om te "zeggen, dat Burgemeester en Wethouders zich te voren
niet behoorlijk hebben laten voorlichten omtrent het voorstel,
dat zij aan den Raad hebben voorgelegd.
Door Burgemeester en Wethouders wordt gezegd, dat het
moeilijk is de uitgaven te ramen van een nieuwen tak van
dienst, te meer, waar het gewichtigste aandeel, i. c. de vuil
verbranding, in het buitenland slechts op enkele plaatsen, en
hier te lande nog nimmer toepassing heeft gevonden. Maar
ik bestrijd de vuilverbranding niet. Dit argument kan men
dus gerust uitschakelen. Het gaat over de wijze, waarop de
Reinigingsdienst wordt georganiseerd. En al zeggen nu Bur
gemeester en Wethouders, dat een openbaar werk geen arti
kel is van dagelijksch gebruik, het maakt toch m. i. een groot
verschil, of zoo'n tak van dienst een f 28000.meer kost
dan was begroot. Dit is toch op eene uitgave van 47000.
wel genoeg. Dat is toch niet minder dan +50°/o. Dat is toch
wèl aanmerkelijk. De uitgaven zijn ƒ77000.—en het nadeelig
saldo is 47000.Ik weet wel, over cijfers kan men twis
ten. De een zal het veel vinden, wat de ander weinig noemt
maar ik vind het veel, M. d. V.
De Voorzitter. Gij moet dat percentage nemen op het
bruto-bedrag.
De heer Fokker. M. d. V. Het doet mij genoegen, dat