DONDERDAG 30 OCTOBER 1913.
165
Zitting van Donderdag SO October 1913.
Geopend, des namiddags te één uur.
Voorzitterde heer Burgemeester Jhr, Mr. N. C. DE GIJSELA AR.
Te behandelen onderwerpen
1° Beëediging en installatie van het nieuw benoemde raads
lid W. Pera.
2° Benoeming van een lid der Commissie voor het Stedelijk
Museum »de Lakenhal". (268)
3° Verzoek van P. J. T. A. Battaerd om eervol ontslag als
buitengewoon geneesheer aan de gestichten «Endegeest",
»Voorgeest" en »Rhijngeest''. (272)
4° Verzoek van W. Draayer om eervol ontslag als leeraar
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. (269)
5° Verzoek van J. Bolle om eervol ontslag als onderwijzer
met verplichte hoofdakte aan de school der 3e klasse
No. 2 (273)
6° Suppletoire staat van begrooting, dienst 1913, van het
Geret. Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwen
huis. (267)
7° Begrooting, dienst 1914, van het Geref. Minne- of Arme
Oude Mannen- en Vrouwenhuis. (267)
8° Verzoek van de Leidsche Hoogere Burgerscholieren-Ver-
eeniging »Emtégéës" om het gebruik van het gymna
stieklokaal aan de Pieterskerkgracht, (278)
9° Verzoek van de Leidsche Pluimvee-Vereeniging om het
gebruik van de Stads-Gehoorzaal tegen verminderd ta
rief. (274)
10° Verordening, regelende de uren, waarop het bureau van
den Burgerlijken Stand te Leiden voor het publiek is
geopend. (276)
ll-0 Voorstel tot het doen drukken van de door den heer
Fokker aangeboden «Statistiek van Leiden". (275)
12° Voorstel tot verhuring van een gedeelte van het Invali
denhuis aan de firma Tieleman Dros. (277)
13° Verordening, houdende wijziging der verordening van den
3den December 1896 (Gem.bl. No. 15), houdende voor
waarden van opneming en verpleging van lijders in het
Krankzinnigengesticht «Endegeest" en de afdeeling voor
Jeugdige Idioten «Voorgeest", te Oegstgeest. (270)
14° Verordening, houdende voorwaarden van opneming en ver
pleging van lijders in het Sanatorium voor zenuwlijders
«Rhijngeest" te Oegstgeest. (270)
15° Verordening, regelende de samenstelling van de bureaux
van Gemeentewerken, van de Gemeentelijke Reiniging en
voor het Bouw- en Woningtoezicht, en de bezoldiging
van de aan die bureaux verbonden ambtenaren. (271)
16° Begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente
voor den dienst 1914. (235, 239 en 240)
Tegenwoordig zijn 29 leden, n.l. de heeren: Botermans,
van der Eist, Korfï, Heeres, Hartevelt, Briët, P. J. Mulder,
Driessen, Bosch, Reimeringer, Sijtsma, Aalberse, Timp, van
der Pot, Zwiers, van Hamel, Bots, Fischer, van der Lip, van
Gruting, Vergouwen, A. Mulder, Pera, Corts, van Tol, de Boer,
Carpentier Alting, Hoogenboom en Fokker.
Afwezig zijn de heeren: Roem wegens verhindering en
Korevaar.
De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering
van 16 October 1913, worden goedgekeurd.
De Voorzitter. Alvorens met de werkzaamheden een aan
vang te maken, stel ik allereerst aan de orde:
I. Beëediging en installatie van het nieuw benoemde raads
lid W. Pera.
De heer W. Pera, door den Secretaris binnengeleid, legt
de door de wet gevorderde eeden in handen van den Voor
zitter af.
De Voorzitter. Mijnheer Pera, ik wensch u geluk met uwe
benoeming tot lid van dezen Raad, waarin gij reeds zoovele
jaren de belangen van de gemeente hebt behartigd. Ik ver
trouw, dat gij dit ook nu weder zult doen, en dat alle leden
u met ingenomenheid hier weder hebben zien terugkomen;
want bij alle verschil van meening. vertrouwen wij allen, dat
gij ook nu weder uwe beste krachten zult geven ter bevor
dering van de belangen der gemeente, zooals gij tot nog toe
steeds hebt gedaan.
Hiermede verklaar ik u geïnstalleerd als lid van den ge
meenteraad en verzoek ik u de voor u bestemde plaats in te
nemen.
De Voorzitter deelt mede dat zijn ingekomen:
1°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van het goedge
keurd Reglement voor de Stedelijke Werkinrichting.
2°. Beschikkingen van Gedep. Staten op bezwaarschriften
tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 1912.
3°. Missive van Gedep. Staten ten geleide van het goedge
keurd le suppletoir- en het forensenkohier der plaatselijke
directe belasting, dienst 1913.
4°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van het goed
gekeurd raadsbesluit tot verhuring van het perceel Utrechtsche
Veer No. 9 aan H. Boter.
5°. Mededeeling van Gedep. Staten dat de beslissing op het
raadsbesluit betreffende het treffen van voorzieningen, in ver
band met de nieuwe Pensioenwetten, wordt verdaagd.
6°. Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed
gekeurde raadsbesluiten tot verhooging der begrooting,
dienst 1913,
a. ten behoeve van de aanvulling van het uitbreidings- en
vernieuwingsfonds der Electriciteitsfabriek, in verband
met de electriciteitslevering aan Voorhout;
b. ten behoeve van de overname van marktmateriaal voor
de bediening der veemarkten;
c. ten behoeve van de stichting van een nieuw paviljoen
achter het gesticht «Endegeest".
Worden voor kennisgeving aangenomen.
De Voorzitter legt vervolgens over:
1°. Verzoek van Mr. S. J. Fockema Andreae om eervol ont
slag als Curator van het Gymnasium.
Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders.
2°. Missive van H. W. van Terwisga in zake zijn aanslag
in de plaatselijke directe belasting, dienst 1913.
Dit stuk luidt als volgt:
Laan 9,. 0— «13.
Aan
den Raad der gemeente Leiden.
Toen door den Raad der gemeente Leiden afwijzend werd
beschikt op mijne reclame betreffende den aanslag in de ge
meentebelasting over het jaar 1912, werd door mij in hooger
beroep gegaan bij Gedeputeerde Staten, van welk beroep de
Raad voornoemd kennis droeg, al ware het slechts doordat
mijn verzoek aan Gedeputeerden om advies is gezonden aan
den Raad.
Intusschen was door mij ontvangen een aanslag in de ge
meentebelasting over 1913, volgens dezelfde beginselen opge
maakt als de, door mij gewraakte, beginselen welke voor den
aanslag over 1912 waren aangenomen.
Aangezien het hier niet gold eene reclame tegen het bedrag,
of eenige andere aan wisseling onderhevige reden, doch de
reclame gericht was tegen den grondslag van den aanslag
d. w. z. dat de reclame betreft de vraag of ik al dan niet be
lastingplichtig ben en zoo ja in welke mate en aangezien
het niet gold een in 1912 bestaanden toestand maar den toe
stand in het algemeen, lag het voor de hand dat de beslissing
welke door het College van Gedeputeerde Staten zal zijn te
nemen ten aanzien van den aanslag voor 1912 ook bepaalt
den grondslag voor den aanslag voor 1913.
Zóó is mijne opvatting; en ik zoude mij bezwaarlijk kunnen
voorstellen dat de Raad eener gemeente eene andere opvatting
zoude kunnen huldigen tegenover personen, die verplicht worden
in de lasten der gemeentehuishouding bij te dragen, maar die
dan toch ook recht hebben dat door het Bestuur der gemeente
hunne belangen worden behartigd en dat billijkheid tegenover
hen worde in acht gonomen. Ik zoude mij niet kunnen voorstellen
dat het Bestuur eener gemeente zich op het standpunt zoude
kunnen stellen van onwelwillend, of vijandig, te staan tegen
over belastingplichtigenzelfs niet wanneer omtrent den grond
slag van een aanslag verschil van meening bestaat.
Toen ik gister, ten belastingkantore te Leiden, een deel van
mijn aanslag over 1913 betaalde, werd mij ongevraagd
medegedeeld dat de beslissing die het College van Gedepu
teerde Staten eventueel zoude nemen, der Gemeente onver
schillig kon wezen: omdat:
1° de aanslag over 1912 in ieder geval dezelfde bleef, aan
gezien de volle aanslag over vier maanden dezelfde is
als de forens-aanslag;
2°. de aanslag (vol) over 1913 toch in zijn geheel zoude
moeten worden voldaan omdat voor «reclame" daartegen
op 30 September de termijn verstreken was.
Ik kan mij bezwaarlijk voorstellen dat een College als de
Raad der gemeente Leiden zich ooit zou willen verschuilen