•174 DONDERDAG 30 OCTOBER 1913. ging van 2150.waarvan aan twee ambtenaren dan alleen ƒ.900.zal worden toebedeeld, terwijl de anderen met elkan der de weinig groot ere rest krijgen. Ik, die uitga van de meening, dat het verschil in salaris tusschen hoogere en lagere ambtenaren al reeds groot genoeg is, vind, dat bij deze twee verhoogingen vergelekende salarisverhooging dei andere ambtenaren al weer niet gunstig is te noemen en de reeds bestaande onevenredige verhouding wordt verergerd. Daarom wil ik meegaan met het eerste gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, maar niet met het voorstel van salarisverhooging voor den Ingenieur en de extra toelage voor den Directeur van Gemeentewerken. De heer Pera. M. d. V. Ik sluit mij voor een deel aan bij hetgeen de heer Sijtsma heeft gezegd; ik maak ook bepaal delijk bezwaar om den Directeur van Gemeentewerken te belasten met het toezicht op de Gemeentereiniging. Dat is gebeurd, wordt gezegd, doch dan handhaaf ik in elk geval, wat ik hierover destijds heb gezegd. Ik zou ook niet kunnen medegaan met de verhooging, omdat het m.i. alleszins noo- dig zal zijn, dat er een ander ambtenaar komt met het noo- dige doorzicht en inzicht om de leiding op zich te nemen. Ik zie hier weer hetzelfde, wat wij hebben gezien enkele jaren geleden, toen een hoofdambtenaar belast zou worden met meerdere werkzaamheden, waaraan verbonden werd eene verhooging van salaris. Men is toen met het voorstel van Burgemeester en Wethouders medegegaanmijne zienswijze kon bij de beeren geen ingang vinden, en wat bleek later? dat men spoedig met een voorstel bij den Raad moest komen ter verlichting van den met arbeid overladen Directeur, want hij kon zijn taak niet volbrengen. Wij gaan nu in dezelfde richting. Wij gaan weer veel te veel werk leggen op de schou ders van één persoon, en later zal er dan weer hulp moeten komen, omdat de te zwaar beladene anders zenuwlijder wordt. Ik geloof, dat men voor het geld, dat nu gebruikt zal worden voor salarisverhooging, moet trachten meer werk kracht in ons bezit te krijgen voor deze werkzaamheden. Ik zie in de verhooging van salaris van den Directeur derhalve geen heil, omdat de opgelegde taak, naar mijn oordeel te groot is. De heer Fokker. In de eerste plaats zou ik een vraag willen doen. Ik heb in de stukken niet gevonden, wat het verschil in werkkring is van den administratieven ambte naar werkzaam op het bureau van Gemeentewerken en den administratieven ambtenaar van het Bouw- en Woningtoe zicht. Voor den een is uitgetrokken f 800.tot f 1025.— voor den ander 1000.tot f 1300.Oppervlakkig lijkt het mij vreemd toe, dat deze betrekkingen de titel is dezelfde verschillend worden gesalarieerd. Wat de andere traktementsverhoogingen aangaat, verschil ik met den heer Sijtsma van gevoelen, wat betreft den Ingenieur-plaatsver vangend Directeur van Gemeentewerken. Ik heb vroeger een lans gebroken om het salaris van dien ambtenaar te verhoogen, het doet mij genoegen, dat Burge meester en Wethouders nu deze verhooging hebben voorge steld en ik hoop, dat de Raad ze zal goedkeuren. Wat aangaat de toekenning van een persoonlijke toelage van 500.aan den Directeur van Gemeentewerken, zoo lang hij is belast met het beheer over de Gemeentereiniging, ten dien aanzien schaar ik mij aan de zijde van de heeren Sijtsma en Pera. Ik kan dit voorstel ook nog bestrijden uit de stukken, die wij destijds hebben gekregen. Destijds is aan den Raad gezegd, dat degeen die feitelijk met den dienst der Gemeentereiniging zou worden belast moest zijn een adjunct-Directeur, omdat de Directeur het te druk zou hebben. Er is toen gezegd, dat de taak van den Directeur der Ge meentewerken zich moest bepalen tot het hoofdtoezicht op het bedrijf. Wanneer nu de Directeur van Gemeentewerken hierdoor eene aanmerkelijke verzwaring van werkzaamheden zou krijgen, dat hij meerdere uren op zijn bureau zou moe ten blijven en veel ander werk verrichten, dan zou ik met het voorstel kunnen meegaan. Maar ik vermoed, dat de ver antwoordelijkheid van den Directeur alleen nominaal wat grooter zal worden, want hij zal ander werk, dat hij nu zelf doet, wel weder aan een ander overlaten. En daarom zou ik meenen, dat er voor toekenning van eene persoonlijke toelage op dit oogenblik geen reden bestaat. Indertijd, toen deze verordening ter sprake is gekomen, is door den heer Roem er tegen gewaarschuwd. Toen gezegd werd, dat de Directeur van Gemeentewerken overstelpt was met werk, is er een Ingenieur aangesteld. En nu wordt nog een extra toelage voor hem gevraagd. Daar kan ik niet mee meegaan; aan dat gedeelte van het voorstel van Burgemeester en Wethouders kan ik mijn stem niet geven. Ik zou eene vraag willen doen: Meenen Burgemeester en Wethouders, dat de traktementen van de andere ambtenaren, zooals zij thans zijn voorgesteld, zoodanig zijn, dat men tegenover hen, zon der onbillijk te zijn, zich stipt houden kan aan de naleving van de voorschriften, die hun verbieden arbeid voor particu lieren te verrichten In de afdeelingen is daarover gesproken. Is het traktement nu zoo, dat men niets door de vingers be hoeft te zien? Zeggen Burgemeester en Wethouders: de trak tementen, zijn er ook naar, en achten zij het noodig, dat het salaris der opzichters nog moet worden verhoogd, dan wil ik daartoe medewerken. Ik wil liever de traktementen verhoo gen, wanneer dan maar stipt aan de voorschriften de hand wordt gehouden. Ten slotte nog dit. Men heeft mijn aandacht gevraagd voor de salarisregeling van den Inspecteur van het Bouw-en Woning toezicht. Degene, die er mij over sprak, meende, dat het trak tement van dien ambtenaar, vergeleken bij hetgeen door een zelfden titularis elders wordt verdiend, te laag was. Ook mij schijnt het noodig, dat aan een ambtenaar, aan wien meer dan eens door anderen de lof is toegezwaaid, dat hij voor zijne betrekking zoo geschikt is, een behoorlijk salaris moet worden gegeven. Nu is mijne vraag aan Burgemeester en Wethou ders: Is zijn traktement ongeveer evenredig met hetgeen elders aan dien titularis wordt gegeven? De heer Vergouwen. M. d. V. Ik kan kort zijn, omdat het grootste gedeelte van wat ik had willen zeggen, reeds door anderen is gezegd. Grootendeels sluit ik mij aan bij hetgeen door den heer Sijtsma is opgemerkt aangaande den Ingenieur, plaatsvervangend-Directeur. Vroeger heeft de Raad besloten om af te wachten, hoe zijn werk zal wezen, later zou hem dan eene toelage kunnen wor den gegeven. Daarom ben ik er niet voor dit thans in eene verordening vast te leggen. Ik sluit mij ook aan bij hetgeen gezegd is omtrent de toelage aan den Directeur van Gemeente werken. Toen indertijd de kwestie ter sprake kwam of de Reiniging eene aparte afdeeling zou vormen of niet, toen werd mij ingefluisterd, dat er wel later een voorstel zou komen om het salaris van den Directeur te verhoogen. Toen ik het las, dacht ikdaar hebt gij het nu. Waar de reiniging zooveel kosten met zich brengt, vind ik geene vrijmoedigheid om eene jaarlijksche verhooging van salaris voor den Directeur te voteeren. Zegt men, dat dit slechts duren zal, zoolang de Reiniging ressorteert onder Gemeentewerken, dan zeg iklaten wij deze afdeelingen dan zoo spoedig mogelijk van elkander scheiden. De heer A. Mulder. Indertijd is besloten, dat de Gemeente reiniging in hoofdzaak zal ressorteeren onder Gemeentewer ken. Daar is niets meer aan te doen, tenzij wij bij gelegen heid daar verandering in brengen. Wij hebben allen wel gevoeld, dat gebeuren zou, wat door den heer Vergouwen was voorspeld, dat n.l. het traktement van den Directeur zou moeten verhoogd worden. Dit ligt voor de hand,' waar hij met de hoofdleiding van de Gemeentereiniging is belast. Toen heb ik dat ook wel begrepen, maar ik vond daarin geen bezwaar. Wij kunnen zien hoe het gaat. Het voorstel van Burgemees ter en Wethouders is een toelage te verleenen, zoolang de Directeur van Gemeentewerken de hoofdleiding van de Ge meentereiniging in handen heeft. Wij hebben het dan geheel in onze macht, wanneer het blijkt, dat het niet gaat, of dat de Directeur van Gemeente werken te veel werk krijgt, om hem dan daarvan te ontslaan en dan houdt de ƒ500.ook op. Maar op dit oogenblik meen ik, dat wij voor de Reiniging daarmede feitelijk goedkooper uit zijn, als dat wij ineens voor de Reiniging een Hoofd-Direc- teur hadden benoemd. Dan hadden wij gehad het traktement voor een Directeur van de Reiniging plus de 500.voor het toezicht. Wat betreft de verhooging voor den Ingenieur van Gemeente werken bij de benoeming heb ik er voor gepleit om het aan vangssalaris niet te hoog op te voeren, maar tamelijk laag te houden, opdat wij eerst zouden kunnen zien, wat wij kre gen. Ik heb toen verklaard, dat ik later bereid zou zijn dat salaris te verhoogen, indien het bleek, dat de rechte man op de rechte plaats was. Ieder die nu van meer nabij den werk lust en den ijver van den Ingenieur heeft kunnen gadeslaan, zal niet zeggen, dat het niet billijk of redelijk is, dat het lage aanvangssalaris nu wordt verhoogd, opdat wij niet al te spoe dig voor het feit komen te staan, dat die Ingenieur ons weer verlaat. Ik zal niet zeggen, dat hij anders voortdurend hier zal blijven, maar het zal toch een prikkel zijn om hem eenigs- zins langer hier te doen blijven. Dan is er nog gesproken over den Hoofd-ambtenaar van het Woningtoezicht. Ik zal het niet doen, maar ik hoop dat er uit den Raad een voorstel zal komen, of dat er stemmen zul len opgaan om het traktement van dien ambtenaar wat hoo- ger te stellen dan nu door Burgermeester en Wethouders wordt voorgesteld. De heer van der Pot. M. d. V. Ik zal beginnen met te voldoen aan den wensch van den heer Mulder. Ik heb een voorstel voor mij om het salaris van den Inspecteur van het Woningtoezicht iets meer te verhoogen err dit wensch ik met

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1913 | | pagina 10