164
DONDERDAG 16
OCTOBER 1913.
naar een kantoor of magazijn gaan. Kortom, die personen,
voor wie geen arbeidskaart noodig is.
ik geloof hiermede de vragen van den heer Carpentier
Alting te hebben beantwoord.
De heer Carpentier Alting. M. d. V. Ik gevoel mij ver
plicht, en doe het gaarne, bij deze den Wethouder van On
derwijs hartelijk dank te zeggen voor de verstrekte inlichtin
gen. Met spreekt van zelf, dat ik nu mijne gedachten nog niet
voldoende daarover kan laten gaan, en dus ook niet kan be
palen of deze beantwoording zal moeten leiden tot het voor
stellen van eenigen nieuwen maatregelmaar voorloopig ben
ik den Wethouder zeer verplicht voor zijn antwoord.
De Voorzitter. Verlangt thans nog iemand het woord in
het belang van de gemeente?
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wil slechts eene enkele vraag
doen. Ik heb met verlangen uitgezien naar het verslag van
de afdeelirigen en het antwoord van Burgemeester en Wet
houders daarop. Mijne verwachting was, dat wij het ditmaal
veel vroeger zouden hebben gekregen dan anders, omdat, naar
ik vernam, het afdeelingsverslag bijzonder vroeg, op 22 Sep
tember j.l., in handen van Burgemeester en Wethouders is
gesteld. Nog nooit is het sectieverslag zoo vroeg aan Burge
meester en Wethouders gezonden als ditmaal en waar ik het
steeds onaangenaam heb gevonden, dat de begrooting in de
allerlaatste dagen of op den laatsten dag van October moet
worden behandeld, had ik gehoopt, dat dit thans vroeger kon
geschieden. Wij zouden dan ook de avondvergadering kunnen
vermijden, waarvan de Raad nu niet zoo bijzonder veel houdt
en welke aan de behandeling van de begrooting nu niet bij
zonder ten goede komt.
Ik zou daarom aan Burgemeester en Wethouders willen
vragen of wij spoedig het sectieverslag met het antwoord van
Burgemeester en Wethouders mogen tegemoetzien.
De Voorzitter. Het spijt mij te moeten zeggen, dat ik het
verwijt van den heer Sijtsma, dat het verslag zoo laat komt,
onbillijk vind.
Het Sectieverslag bereikte ons op 22 September j.l. Er staan
daarin ditmaal bijzonder veel vragen en het is bekend, dat het
gemakkelijker is vragen te stellen, dan ze te beantwoorden. Niet
omdat die vragen altijd zoo diepzinnig zijn, maar omdat zij vaak
allerlei onderzoek eischen, dat niet altijd in direct verband met
de begrooting staat en waarop wij dus niet geprepareerd zijn.
Zoo herinner ik mij bijv. allerlei vragen, omtrent het genootschap
«Mathesis", of de vereeniging «Kennis is Macht", enz. Dergelijke
vragen moeten eerst behandeld worden in de vergadering van
het College van Burgemeester en Wethouders; dan moeten er
speciale onderzoekingen worden ingesteld, ten slotte komt jiet
resultaat daarvan weer in de vergadering van Burgemeester en
Wethouders en eerst dan kan het antwoord worden overwogen.
Er is waarlijk ook dit jaar weer alle spoed gemaakt met de
beantwoording en de Memorie van Antwoord op het verslag zal
dan ook reeds hedenavond aan de leden worden toegezonden.
Dit is heel wat vroeger dan verleden jaar, doch wij hebben
geen kans gezien haar nog vroeger uit te geven.
Waarom wordt nu de begrooting op een van de laatste dagen
van October behandeld Wat mij betreft, zou ik er geen bezwaar
tegen hebben, haar reeds a.s. Donderdag in openbare behandeling
te nemen, maar ik dacht, dat de heeren er prijs op zouden
stellen, a tête réposée onze Memorie van Antwoord te kunnen
lezen. De openbare behandeling der begrooting behoeft, dunkt
mij, niet zoolang te duren, wanneer reeds zoovele vragen in de
Memorie schriftelijk worden beantwoord. De eerste maal, dat ik
de begrooting hier had te behandelen, was alles in twee uur afge-
loopen. De volgende maal was het evenzeer in ongeveer twee uur
afgeloopen. Allerlei andere zaken waren toen eerst vooraf gegaan;
het was half drie, toen wij aan de behandeling van de be
grooting begonnen en om 5 uur was alles reeds afgeloopen.
Verleden jaar hebben wij een middag- en een avondvergadering
gehad. Nu krijgen de heeren tweemaal zooveel tijd; zij hebben
nu den heelen Donderdag en den heelen Vrijdag ter behande
ling van de begrooting, en ook al wordt het wat later, dan
zou dat nog zoo erg niet zijn! In de groote steden gaat de
behandeling van de begrooting veelal over het vastgestelde
tijdstip heen. In den Haag wordt het bijv. in den regel 2 of
3 November eer de begrooting is afgehandeld. Daar worden
dan ook veelal allerlei voorstellen tot de behandeling der
begrooting uitgesteld; voorstellen, die wij hier afzonderlijk
aanhangig maken.
De hoofdzaak m. i. is echter, dat de heeren nu 14 dagen
den tijd hebben om het verslag en de memorie goed te lezen.
Het volgend jaar hebben de heeren voor de openbare beraad
slaging weer een dag meer, dus in het geheel drie dagen tijd
om nog in October met de behandeling van de begrooting
gereed te zijn; het daarop volgend jaar 4 dagen, en dat gaat
zoo door, totdat het weer één dag wordt. Het volgend jaar
toch valt de Donderdag op den 29sten, in 1915 op den 28sten
en zoo komt er voorloopig nog ieder jaar een dag bij.
Mochten er uit den Raad stemmen opgaan om de behandeling
reeds den volgenden Donderdag te doen geschieden, mij is het wel
en de Wethouders hebben daartegen zeker ook geen bezwaar.
De heer Vergouwen. Waar in mijne sectie tot over midder
nacht is gesproken, zal er voor bespreking in openbare ver
gadering wel niet veel meer overblijven.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik dank u wel voor uw geestig
antwoord. Toch meen ik Burgemeester en Wethouders nog
wel te mogen feliciteeren, dat zij het verslag reeds den 22sten
September hebben ontvangen. Ware dit niet het geval geweest,
dan zie ik niet goed in, hoe de zaak zou geloopen hebben. De
vorige jaren ontvingen Burgemeester en Wethouders het ver
slag veel later, terwijl wij het antwoord ontvingen ongeveer
om dezen tijd. En nu hebben zij het verslag reeds den 22sten
September gekregen. Was het zooals gewoonlijk in het begin
van October binnengekomen, dan hadden wij het antwoord
van Burgemeester en Wethouders ditmaal zeker nog veel
later gekregen.
De Voorzitter. De zaak is, ik herhaal het dat het ver
slag van het verhandelde in de secties dit jaar enorm veel
uitgebreider is geweest, dan het vorige jaar. Burgemeester en
Wethouders kunnen het niet helpen, dat het verslag zooveel
grooter is. Bovendien is bij dit verslag nog een nota gevoegd
door een der leden, die wij ook moesten beantwoorden. Een
verslag kan altijd meer of minder beknopt worden gemaakt,
dat hangt veel van de individualiteit van den steller van het
rapport af. De Wethouders kunnen bijv. in de afdeelingen allerlei
vragen reeds hebben beantwoord, maar de steller van het rapport
kan die vragen ondanks die beantwoording toch ook weer in het
verslag opnemen; dan wordt het verslag zooveel te grooter.
Gelijk gezegd, wij hebben de beantwoording niet eerder het licht
kunnen doen zien; wij kunnen er ook niet den geheelen dag
aan bezig zijn; de dagelijksche zaken vorderen ook afdoening.
Hinderwetzaken, politiezaken enz. kunnen niet blijven rusten;
de wereld stoort zich nu eenmaal niet aan verslagen en memories.
De heer Fokker. M. d. V. Mag ik vragen of het subsidie,
dat de Raad destijds heeft toegezegd voor de Onafhankelijk
heidsfeesten, ook zal worden uitgekeerd door Burgemeester en
Wethouders; wanneer die feesten zoo weinig beteekenis zul
len hebben als thans moet worden vermoed. Het wil mij
voorkomen dat, als waar is wat daaromtrent in de bladen
staat, het toegestane bedrag niet noodig zal zijn; en mocht
toch veel geld worden uitgegeven, laten Burgemeester en
Wethouders dan aan de Feestcommissie mededeelen, dat, als
zij op het subsidie aanspraak wil maken, meer moet worden
gegeven dan nu is aangekondigd.
Uit het Leidsch Dagblad meen ik ook te kunnen opmaken,
dat de opzet van de feesten ook bij de burgerij weinig in
stemming vindt. Gaarne zou ik op mijne vraag eenig ant
woord ontvangen.
De Voorzitter. Ik mis in de rede van den heer Fokker
een causaal verband. Als de feesten weinig beteekenen, zal er
weinig geld noodig zijn; dat spreekt vanzelfwant ik kan niet
veronderstellen, dat de Commissie het geld aan allerlei andere
dingen zal opmaken of het zal weggooien.
In Haarlem heeft bijv. de Feestcommissie medegedeeld, dat zij
het toegestane geld niet noodig had en heeft de gemeente het
geld in den zak gehouden.
Wij kunnen op deze zaak moeilijk vooruitloopen en moeten
de feesten eerst gezien hebben, om er over te kunnen oor-
deelen, of zij weinig beteekenen. De vox populi geeft niet altijd
de stemming onder het volk juist weer. De klagers komen altijd
aan het woord, maar zij, die iets goed vinden, zwijgen meestal.
Die klagers vergeten in casu te veel, dat er enorme kosten
zijn gepaard gegaan met de inrichting van de feestelijkheden
op 8 September en die feesten mochten er dan ook wezen!
Ik heb den optocht in den Haag gezien, maar ik heb met
veel meer genoegen de feesten op het Schuttersveld bijge
woond. Die feesten zijn buitengewoon geslaagd en men hoorde
daarover niets dan waardeering.
Nu heeft het Comité misschien gedachtlaat ons het tweede
feest wat kalmer aanleggen. Trouwens, wij hebben ook op 3
October weer feest gevierd. Het is hier eigenlijk altijd feest.
Zou men nu werkelijk weer een optocht willen zien? Het
Comité wil er vermoedelijk meer een herdenkingsdag van maken,
wat ook zijne waarde heeft; en dit moeten wij ook aan het
Comité overlaten. Waar blijven wij anders? Wie zou anders
het feest moeten inrichten? Iedereen kan wel zeggen: ik
zou het anders wenschenmaar men moet zich dan naar
elkander weten te schikken.
Hoe dit echter zij, hiervan ben ik overtuigd: als het feest
weinig kost, dan zal de gemeente ook het toegestane subsidie
niet hebben uit te keeren.
De heer Fokker. Dank u, M. d. V.
De Voorzitter. Verlangt thans nog iemand het woord iu
het belang der gemeente?
Niemand verder het woord verlangende, wordt de vergadering
gesloten.